12M3MMJ® Vrijdag 33 Mei 1896, Elfde Jaargang No. 558. Antirevolutionair FEUILLETON. IN HOC SIGN O VINCES 48? Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 8,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. tjitgeyer: T. BOEKHOVEN. SOMMEMjSMJBi. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle *1 takken voor de Redactie bestemd, Advertenties» en verdere Administratie franco toe ie Eenden aan den Uitgever. Mie in behandeling zijnde kieswet van antirevo lutionair standpunt bezien. "Waar het bestek van dit blad niet wel gedoogt om de rede, op 13 dezer bij de hervatting der beraadslaging over de aanhangige kieswet, door Dr. Kuyper in de Tweede Kamer uitgesproken, in haar geheel over te nemen, meenen wij onzen lezers geen ondienst te doen, als wij in beknopter vorm hun den inhoud van die rede mededeelen. Twee vragen ging de Spr. be antwoorden, n.l.le wat eisch zou zijn van ons antirevolutionair beginsel in absoluten zin genomen; en 2e welke houding onze partij past, zoo lang er te rekenen valt met het tegenwoordige art. 80 der Grond wet. Uitsluitend naar antirevolutionair beginsel getoetst, is het voorliggend wetsontwerp door niets aannemelijk te maken, omdat het van geheel andere dan antirevolutionaire hoofd gedachten uitgaat. Meer en meer wint de voorstelling veld, dat de Staat zichzelf bestuurt, en daartoe zijn eigen organen voort brengt, en dat de volksvertegenwoor diging ook zulk een als uit zichzelf ontstaan orgaan is. De antirevolutio nairen gaan echter met de voorstel ling niet mede, maar belijden, dat God aan het volk zijn overheid be schikt, en tevens aan dat volk zijn eigen rechten toewijst. „Er is, zoo men wil, tweeërlei souvereiniteit, zoowel in allerlei eigen volkskring, als in de overheid; maar geen vaa beide zijn oorspronkelijkneen, beide zijn zoowel op het volk als op de overheid nedergedaald en gelegd door Hem, die alleen de souvereiniteit uit zichzelf bezit." Uit dit beginsel vloeit nu voort, dat een tot bewustzijn en ontwikkeling gekomen volk zijn rechten heelt te bewaken en bij de overheid te be pleiten; en zulks door middel van eene organisatie, die het van de overheid ontvangt. Maar tevens vloeit uit dit beginsel voort, dat onze partij tegen het be ginsel van volkssouvereiniteit is, dat wil zeggen, tegen den waan, alsof het volk in zichzelf en als zoodanig overal de souvereiniteit in zich kan dragen. En evenzoo gekant tegen het begin sel van algemeen stemrecht, alsof de geboren burger de kiesrechtscepter mede ter wereld zou brengen. En in de derde plaats óok gekant tegen het beginsel alsof onder eene éénhoofdige regeering bij de volks vertegenwoordiging de regeermacht zou berusten, en niet zou behooren bij de Kroon. Haar eigen denkbeelden lormulee- rende, stond onze partij het huismans- kiesrecht voor, om daarmede dien kring in het volksleven op den voor grond te plaatsen, welke het meest natuurlijke bestand in zichzelf heeft, en die ook het eerst als zelfstandig wordt erkend. Ook bestreed zij het individueel kiesrecht door het sociale kiesrecht er tegenover te plaatsen. En zij sprak in de derde plaats van het organische kiesrecht, om daarmede den toeleg uit te drukken, dat de beginselen en de belangen beide tot hun recht komen. Dit laatste is toch zeer noodig. Immers, in den langen schoolstrijd hield de beginsel-qu&BSÜe de behartiging der belangen onder, en omgekeerd doen de sociale belangen den beginselenband onder de partijen verzwakken. Opzichtens de voorgedragen wet volgt nu uit dit standpunt, dat zij principieel beschouwd voor onze partij gansch onaannemelijk is, en dat er niets overblijft dan aan te dringen op Grondwetsherziening, om daardoor eene betere basis voor de kiesrecht regeling te verkrijgen. Maar eene eenigszins ern stige kans op zulk eene revisie be staat er niet. En derhalve komt nu de andere vraag aan de orde wat is in de tegenwoordige omstandighe den bestaanbaar met onze beginselen Door deze vraag niet te stellen, en alleen tegen den stroom op te roeien, zou men conira-revolutionair worden, en niet de'gedragslijn volgen, die bij Groen van Prinsterer o. a. in de quaestie van scheiding van Staat en Kerk uitkwam want ofschoon tegen die schending zijnde, vroeg hij con sequente doorvoering, toen zij een maal in beginsel was aangenomen. Nu mogen, volgens Spr. drie eischen gesteld worden, die het wetsontwerp onder vigueur van art. 80 der Grond wet aannemelijk zou maken, en wel le dat de hoogere belangen die hier in aanmerking komen, althans in de formule der kiesrechtregeling niet te zeer veronachtzaamd worden 2e dat die regeling als regeling deugdelijk zijen 3e dat men ons niet afschepe met een te enge toepassing van het beginsel, dat in de aanhangige wet is belichaamd. Maar op elk van die drie punten stelt het ontwerp onze partij teleur, zegt Spr. Het mist elk ver heffend karakterhet begrip, dat aan gezinshoofden herinnert, en dat in het vorig ontwerp was opgeno men, is hier verdrongen, en de be taling van belasting gaat voorop. Wat de regeling betreft is er ook veel te betreuren. De gemeentelijke verkiezingen worden er bijgehaald, ofschoon de gemeenteraden ander soortige college's zijn dan de Staten Verder wordt er o zooveel aan de administratie overgelaten, waardoor voor velen het kiesrecht twijfelachtig wordt. Ook rust het ontworpen kies recht voor velen op te lossen grond, omdat de werkgevers het in hun hand hebben, door een kleine loons- verandering het kiesrecht aan hun arbeiders te onttrekken. En eindelijk maakt het ontwerp te veel verschil tusschen hen die sociaal gelijk zijn Iemand b.v. die f 50 op zijn spaar bankboekje heeft, zal kiezer zijn doch iemand, die 5000 bezit en daaruit zich een eigen inkomen ver schaft, krijgt geen kiesrecht. Een hulponderwijzer wordt krachtens zijn diploma kiezer; doch de predikant en de pastoor doen met hun diploma's te dezen opzichte niets. En wat de engheid van het ont werp aangaat, stemde Spr. toe, dat een uit de stembus-actie van '94 voortgekomen kabinet geen finale kiesrechtuitbreiding behoeft te geven. Maar wel mag gevergd, dat de te genwoordige regeering in haar eigen stelsel zoover mogelijk gaat. Als Kamerlid heeft de heer van Houten bij het vorige ontwerp gezegd, dat iemand die te Amsterdam en te Rotterdam ƒ2,— verwoont, aan spraak heeft om kiezer te zijnEn toch droeg hij nu in zijn ontwerp het minimum van 2,50 roorwaar door tal van geschikte arbeiders worden buitengesloten. Men zegge niet: die soort menschen stellen zoo weinig belang in het kiesrecht. Als van nabij bekend met de mannen van Patrimonium wist Dr. K. dat wel beter. Maar men brenge door het stellen van een te enge grens geen wrevel in hunne ziel. Veeleer late men zich door hun kalm gedrag er toe bewegen om hun zoo ruim mogelijk het kiesrecht toe te deelen. Ten slotte verklaarde Spr. namens zijne partij zich bereid om steun te verleenen aan pogingen tot verbe tering van het ontwerp maar kon nog niet zeggen of hij ten laatste Eindelijk terug. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. 25. Hoofdstuk VII. „Het is toph heel eenvoudig. Als men een Overwater verdenkt, dan is dat eene ernstige zaak. Waarom zou ik mij dan niet liever een nieuw geldelijk offer getroosten om den schijn te wentelen op iemand, die geen naam in de wereld op te houden heèit? Gij hebt u reeds voor ons allen uitgesloofd, mijn beste vriend; ik zal dat nooit vergetenmaar zet thans de kroon op uw werk: ga tot Driessen en haal den man over zich de zaak te laten aanleunen als er over gesproken wordt. Hij is arm en zal blij zijn elders zjjn fortuin te zoeken. Ik wil daartoe tot duizend gulden gaan; dat is voor zulk een gezin een schaten zoo hij toestemt, kan Willem wederkeeren, en zal ik hem voortaan streng bewaken, opdat hij niet weder van het rechte pad afwijken zal." „En gij hebt waarlijk geloofd, dat ik mij tot iets dergelijks zouleenen?" vroeg de jonge predikant op gedempten toon. „Waarom niet, dominee? Is het niet uwe taak het kruis van anderen te ver lichten. Op die wijze kunnen wij zelts de waarheid voor mijne vrouw verzwijgen. De arme ziel is zóó trotsch op den jongen dat het voor haar een genadeslag zal zjjn.'' „Dien ik zou wenschen van haar af te keeren, mijnheer; maar niet ten koste van eene misdaad, en dat zou fiet zijn een ongelukkige tot zulk een besluit over te halen." „Maar, lieve hemelwat neemt gij de gaak zwaai op!" riep de heer des huizes. „Wie ter wereld bekommert er zich over of een Pieter Driessen niet altijd even onberispelijk is geweest? Zulke lieden hebben geen familie-overleveringen op te houden," „Neen, maar daarom ook juist is hun persoonlijke eer hun grootste schat. De man is doodarm, het voorstel zou eene groote verleiding voor hem wezen. Mis schien zou hij er zich als een hongerige Ezau op werpenmaar wee dengeen, die hem overhalen zou zjjn recht van eerst geboorte te verkoopen. Het zou een misdr jjf zijn hem in zulk een verzoeking te brengen. Ik heb alles aangewend om uw zoon voor zijne rechtmatige boete te bewarenvraag niet meer van mijzijn diefstal op een onschuldige te wentelen, doe ik nooit." „Wij schijnen elkander niet te ver staan," klonk het kregelig, „het zjj zoo, dan zal ik mijzelf moeten helpen." „Maar niet op de wijze als gij daareven voorsteldet, mjjnheer,"sprak Visser beslist, „want ik zou u zelts niet oogluikend mogen laten begaan. Ik heb u beloofd te zullen zwijgondoch ik trek mijn woord weder in, zoo ik een ander als den dader hoor noemen." „Wilt gij dan opeens vjjandig tegenover ons optreden vroeg de grijsaard driftig. „Ik meen bewezen te hebben dat ik uw vriend wist te zijn; maar tot eene laagheid zal ik mij niet leenen, en geloof mjjlaat uw zoon in eene andere omge ving zjjne werkkrachten beproeven. Daar kan hij ernst en deugd leeren hier zou hij spoedig weder vervallen tot het leven van voorheen, en steeds dieper afdalen. Ik had mij voorgenomen u een deel van ons gesprek te verzwijgen, thans moet gjj alles weten, om in te zien dat het kwaad dieper bjj hem ingeworteld zit dan gjj denkt." En hij vertelde hem alles wat er tus schen hem en den jongeling voorgevallen was. Zjjn gastheer hoorde hem zwijgend aan en eindigde met op koelen toon te zeggen: „Dat alles bewijst mij slechts één ding dat gjj het verkeerd met hem hebt aangelegdgjj hebt niet geraden welke snaren van zjjn gemoed gjj behoordet aan te raken. Ik vergeef het u; want men moet in onzen stand geboren zjjn om zekere kiesheden te bezitten. In elk geval dient het mjj tot les om u de taak te besparen met mijne vrouw te spreken. Hoe zwaar het mij ook vallen mag, ik zal het zelf doen." „Zooals gjj verkiest, mijnheer," ant woordde Visser waardig en bedaard „ik veronderstel dus, dat gjj mjj verder niets hebt op te dragen en dat ik aan mjjn anderen arbeid wederkeeren kan." „Dat kunt gjj," zeide Overwater op staande. „Nogmaals dank voor uwe goede bedoelingen het is uwe schuld niet, zoo gjj mjj niet kunt verstaan." En met een genadig hoofdknikje liet hij den man vertrekken, die sedert vier en twintig uren met zooveel toewijding voor hem bezig was geweest. Visser bezat te weinig inisplaatsten trots om zich daardoor gekrenkt te gevoelen, maar toch verwijderde hij zich met eene groote droef heid in het hart; hoe moeiljjk was het niet goed to doen; hoe blind waren de meeste lieden, tot zelfs voor de belangen van hen die hun het dierbaarst waren ©p aarde, en hoe vaak beijverden zjj zich niet om anderen af te houden van hun plieht Driessen moest door hem gered worden, aleer Willem's vader met zjjn voorstel tot hem kon komen, en daartoe bestond slechts één middel. Visser zou aan zjjn vriend schrjjven, met de dringende bede hem als arbeider aan te nemen op zjjn landgoed. Hjj was zeker dat het antwoord gunstig luiden zou; maar vooraf moest hij den man overhalen Berghorst te verlaten, en hem te beloven een nieuw leven te beginnen. Zou hjj daarin toestem men P Deze vraag vervulde den predikant met bezorgdheid. Hij besloot dan ook rechtstreeks naar den man te gaan, om zich te overtuigen in hoeverre hjj op hem kon rekenen. Hij trof alleen de vrouw aan. Zij was bezig iu den tuin te werken, en kwam haastig aanloopen zoodra zjj den jongen leeraar herkende. „Och, dominee," zeide zjj, „het is goed dat gjj komt. Ik weet niet meer wat met Pieter te beginnen, en als hij niet terecht komt op den Overbeek, dan ben ik bang dat hij zich weêr zal gaan bedrinken, tot hij geen hand voor de oogen meer zien kan." Visser was inmiddels binnengetreden en vroeg: „Op den Overbeek Wat moest hij daar gaan doen?" „Hij werkte er drie dagen in de week, en dan was hjj altijd nuchternog geen enkele maal beeft men hem daar iets te verwijten gehad, en mevrouw had dan ook medelijden met ons, en al sprak zij hem dikwijls toe, in de hoop dat hij zich beteren zon, zij wilde ons dat stukje brood niet ontnemen, en gaf hem nog altijd het een of ander voor mij meê. Ik kreeg al haar afgedragen kleêren; maar van ochtend vroeg kwam de tuinman en zeide dat Pieter niet behoefde terug te keeren mevrouw hield hem voor den dief en hij zou zelf wel begrjjpen, dat zij alleen eerlijke lieden in dienst wilde heb ben. Daar heeft mevrouw nu wel gelijk in, want zij is oud en geheel alleen, maar Pieter heeft nog nooit een penning van een ander weggenomen; zelfs in den winter, als wij soms honger leden, wilde hij van geen stroopen weten, en nu door te gaan voor een schelm, dat is heel hard, en ik wilde dat ik mij nooit met de zaak van den brief bemoeid had, al deed het mij ook goed Dirk Van Loo van morgen weêr op zijn post te zien." „Dat mag u dan ook volstrekt niet berouwen, arme ziel," gaf Visser ten antwoord, „want het was eene goede daad." „Jak maar u ziet zelf de gevolgen, en iedereen zal Pieter nu als een boosdoener gaan beschouwen." „Wie verstandig over het gebeurde nadenkt, zeker niet. Ik zal dan ook met mevrouw Van Oosten gaan spreken, en twijfel niet of zjj zal tot geheel andere gedachten komenmaar ik kwam u beiden eigenljjk iets vragen, en het spijt mjj niet u eerst even alleen te zien. Luister eens hier, vrouw Driessen, zijt gjj erg aan Berghorst gehecht P" „Dat zou ik denken, dominee; wij hebben er al zoolang gewoond en hopen er ook eens begraven te worden." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1