Vrijdag 15 Mei 1806. Elfde Jaargang No. 552. TOD! 1 Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN O VINCE: FEUILLETON. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T.BOEKHOYEN. mMMMhémsAM. Alïe sfsikken voor de Eledadie S>e§teisi«S, A«! verte lit tiëïs eis verdere Administratie franc© tee te zenden aan «Hess Uitgever. Als eene fout onder de vele van het liberalisme moet zeer zeker dit beschouwd worden, dat het bij de bepaling zijner staatkundige begin selen verzuimd heeft, het oog te ves tigen op de practijk des levens. Men heeft geroepen van vrijheid. En nog altoos schijnt dit woord tal van zoo gen. vrijzinnigen geheel van nuch te ren zin te berooven, zoodat over alles, waarin het geestesoog dier mannen niet het woord vrijheid ziet geschreven, reeds a priori het ver- oordeelend vonnis is gestreken. Vrij handelstelsel, vrije concurrentie toon u daarvan geen beslist voorstan der en gij loopt gevaar, aanstonds gebrandmerkt te worden als een acht terling, een reactionair, een verstok- conservatief. En toch hoe!droef, hoe bitter treurig is de maatschappelijke toestand geworden door op elk gebied de onbeperkte vrijheid te huldigen. In het liberale kamp beschouwt men het nog altijd, alsof de afschaf fing der oude gilden een stap is ge weest in de goede richting. Zij de gilden waren in strijd met de vrijheid. Een struikelblok voor de vrije ontwikkeling van ambacht en bedrijf. En nu willen wij ons geens zins verhelen, dat er in de gilden en de toestanden, die met haar samen hingen, veel was, dat om verandering en verbetering riep, maar we ont kennen ten stelligste, dat deze alge- heele opruiming een triumf is ge weest van het vrijheidbeginsel (in den goeden zin) en zegenrijke gevol gen heeft gehad voor het maatschap- Eindelijk terug. pelijk leven. Al mag iirrlen aanvang de nieuwe toestand veel bekoorlijks hebben ge had al mag, sedert de gilden tot het verleden behoorden, de industrie, door toepassing van nieuwe uitvindingen, door de meerdere krachtsinspanning van het individu, aanmerkelijk zijn vooruitgegaan, het .zou later blijken, dat men met de huldiging van de meest volstrekte vrijheid op sociaal terrein, niet den weg had opgeslagen, die tot bestendige volkswelvaart leidt. Want, wat we thans aanschouwen, mag met recht als de vrucht van het liberale stelsel worden aange merkt, De huidige toestand is gewor den onder de heerschappij van de zelfde ongezonde vrijheidsbeginselen, waarvan men zoo veel heil verwachtte. Eene geduchte concurrentie maakt het nu den jongen burgerman, die over weinig of geen kapitaal beschikt, schier onmogelijk, in eene plaats van eenige beteekenis een ambacht te vestigen of een winkel op te zetten Het is voor hem dan ook doorgaans het best, de stad links te laten lig gen, om op het platteland zijn anker uit te werpen. Al is de kans voor uitbreiding zijner zaak daar niet zoo groot, het veel geringer aantal vak- genooten, die daarbij nog meer sa menwerken dan in de stad, waar- ieder voor zich zelf zijne uiterste krachten inspant, om de goedkoopste waar te leveren en die aan den man te brengen, maakt dat de voortbreng selen meer op prijs blijven en de arbeid duurder betaald wordt. Men weet hetde gewraakte gil den zijn sedert lang vervallen. Al wat op haar betrekking had, leeft nog slechts in overdrachtelijken zin voort in de taal. Vrijheid is gegund in ruime, volle, overvloedige mate. Maar, wat is het eind Wat zijn de gevolgen van dit eenzijdige, onpractische staren in de richting dier in niets getemperde vrijheid Eene schrikkelijk scherpe concurrentie, die het leven van- on eindig velen tot eene aanhoudende worsteling maakt. Een steeds toene mend aantal faillissementen. Eene vervalsching van allerlei levensmid delen. Een uitbreken van werksta king en nog eens werkstaking hier en elders. En niet het minst treedt het ongezonde van den huidigen toe stand hierin aan het licht, dat men allerwege roept om en aandringt op verbetering *en hervorming, regeling van den arbeid. Nog eens de gilden zijn weg. En men heeft gemeend, dat iets dergelijks onnoodig was en altoos eenestreraming zou zijn voor den induslriëelen voor uitgang. Maar, zog mij, wat er thans opkomt in die taliooze vakvereeni- girigen binnen en buiten onze gren zen (als geboren uit den nood der tijden), in dio^ vorming van altijd weer nieuwe corporaties ter verdedi ging van eigen belangen, wat is het, in den grond dei zaakanders dan eene herhaling van de oude geschie denis der gilden? Daar is een drang naar vereeni- ging, die het duidelijk te verstaan geeftde maatschappij heeft te kwa der uur den goeden weg verlaten en het verkeerde spoor gevolgd, maar zie, de wal keert het schip en wat van boven af bedorven werd, zal uit den boezem der gemeenschap zelve zooveel mogelijk hersteld worden. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. UITGEVER: Advertentiëïl van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal. ©ienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj heslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. 24. Hoofdstuk VII. Toen Visser te Berghorst aankwam, vernam hij tot zijne vreugde, dat Van Loo reeds op vrije voeten was gesteld, en vond hij een briefje van Willem's vader, waarin deze hem melde in zijne pogingen geslaagd te zijn en hem smeekte den volgenden morgen op den Lagenhof te komen,zoowel om hem den uitslag van zijn onderhoud met den schuldige te melden, als om zijne vrouw op den slag voor te bereiden. Hijzelf gevoelde daartoe geen moed. De ongelukkige moeder had eenen afgod gemaakt van haar eenigen zoon. Maria was dien dag zeer onrustig geweestzij had herhaaldelijk naar haar echtgenoot gevraagd en niet ter ruste willen gaan, alvorens hem weêrgezien te hebben. Hij had dit dhn ook nauwelijks gehoord, oi hij snelde naar boven, en zeide bij het binnentreden Wel kindlief, zoo onverstandig! "Weet gij dan nog niet dat ik nergens zoo gaarne ben als thuis, maar dat de herder eener gemeente geen meester is over zijn eigen tijd, en de smarten moe t trachten te lenigen, die om hein heen geleden worden," Zij greep zijne beide handen en liet het hoofd op zijne borst rusten. „Ik dacht dat gij weg waart gegaan," stamelde zij, „voor altijd weg, omdat ik zooveel tegen u had misdreven." „Dat is lang uitgewischt,Maria," sprak hij, haar vol teederheid in de armen sluitende„ikzef was niet minder schuldig VOEiB&ISRaBN DER MBDÊi MINISTER CHAMBERLAIN AAN HET WOORD. De Engelsehe minister van koloniën heeft die pretontieuse en ondankbare Boeren in Transvaal eens goed de waar heid gezegd. Een Jingo is Chamberlain nietdoch vroeger reeds werd opgemerkt, dat hij met zijn ééne been in het schuitje der Chauvi nisten stond, en dus vroeger of later wel met hen zou moeten meê varen, al was het dan ook slechts een eindje. Nu, dat heelt hij reeds gedaan zijn „Verklaring" geeft er blijk van. De telegrammen over het debat geven ons niet anders dan een, nog altijd beknopt, resumé van 's ministers speech, maar wat ze behelzen is voldoende, om een allesbe halve gunstig oordeel te kunnen vellen over de rede van den minister. Zien we nu eerst wat hj in 't midden bracht, om er ten slotte eenige opmerkin gen aan toe te voegen. Over de cjfertelegrammen veel to zeg gen was z. i. overbodig. Harcourt sehjnt daarop in een rede gewezen te hebban, om een scherpe veroordeeling door den minis ter uit te lokken doch die was niet meer noodig, meende Chamberlain. Met andere woorden hij keurde ze af, maar „het zou een groote dwaling zjn, deze onthullingen als van overgroot belang te beschouwen en tegel jkertjd de hoofdbeginselen van de staatkunde der tegenwoordige regeering, en al wat er vroeger door haar gedaan is ten opzichte van Zuid-Afrika, uit het oog te verliezen." Op zulke woorden kunnen Jameson en Rhodes amen zeggen Het hoofddoel der regeering, zoo ging do minister voort, is altijd geweest, het dan gj maar wj zullen beiden het verleden herstellen." „Gj schuldig, Visser Dat is niet mogeljkl Gj waart altjd zoo geduldig en goed." „En toch heb ik verkeerd gehandeld, liefste," antwoordde hj met diepen ernst „ik had u lief om mjzelven, en liet u begaan, als een onnadenkend kind, dat gj nog waart, liever dan u te dwingen aan mjne zijde te bijven. Het was mjn plicht geweest u te leiden, uwe ziel krachtig te maken, en ik liet dat, in mjn hoogmoed namaar nu God u genezen wil, zal alles anders worden." „O! ik zal trachten alles goed te maken alleen verwijt uzelven nietshet was mijne schuld alleenik zag dat niet in, omdat ik u toen nog niet liefhad, of eigenljk niet wist dat ik het deed maar dien nacht, dien vreeseljken nacht, voelde ik het voor het eerst, dat ik u niet kon missen, O! en toen wilde het hemelvuur mj dooden, en kwam die man in het donker, om mj mjn geluk te ontstelen." Visser zag in, dat zj weder met hare nog kranke gedachten zou afdwalen, indien zj niet aanstonds een anderen indruk ontving. Hj gitfg daarom naast haar zitten, en hare hand nog alijd vasthoudende, hernam hj „Voortaan zult gj in alles deelen wat ik doe, en als gj geheel en al hersteld zjt, zult gj mj helpen de ongelukkigen te vertroosten. Ik heb heden een zwaren dag gehad, en zoo gj reeds sterk genoeg waart, zou ik u vragen m j morgen naar den Lagenhof te vergezellen." Bjna angstig drong zij zich tegen hem aan. „Neen, neen," fluisterde zij „daarheen wil ik nooit meer*; alles is er vol gevaren. Op het hek staat geschreven„Hier liggen voetangels en klemmen," en dat is waar voor het hart, als men zwak en onverstandig is zooals ik." „Stel u gerust, Maria; ik zal u niet medenemen, omdat gj nog ziek zjtmaar ook voor de Overwater's is een nieuw tjdperk aangebroken, en vooreerst zal hnn hoofd niet meer naar feesten staan. Zj hebben een groot, een heel groot verdriet." De jonge vrouw zag hem aandachtig aan en schudde toen langzaam het hoofd. „Ik geloof niet dat hunne oogen weenen kunnen." „Helaas! liefste, er zijn geen bitterder tranen dan die, welke-vergoten worden in eene woning, waar niets anders bl jft hangen dan de naklanken van overmoedige vrooljkheid." „Maar welk leed heeft hen dan ge troffen „"Willem is voor heel lang, misschien wel voor altjd, heengegaan, om zjn geluk in Amerika te beproeven. Wj kunnen slechts bidden dat hj eindeljk den ernst des levens leere inzien." Maria antwoordde niet, zj scheen in diep gepeins verzonken, en hj meende dat z j hem niet had verstaan maar toen hj een oogenblik later opstond, om zich weer naar zjne studeerkamer te begeven en daar aan het werk te gaan, zeide zj „Als zj heel bedroefd zjn, zeg hun dan, dat God alles weer goed kan maken, en ook Willem veranderen kan. Heeft Hj mj niet in genade aangenomen En toch was ik zoo onvergeefljk schuldig." „Niet zooals hj, Maria," klonk het haastig: vergel jk uzelven niet bj dien. eerlooze." „Ik weet niet wat hj hoeft gedaan," maar ik herinner mj wat ik zelve misdreef, en ik had geen verontschuldiging. God had mj alles gegeven wat den mensch gelukkig maakt, en ik speelde er mede, zooals een kind met een zeepbel." „Totdat Hj u liet zien welke zachte kleuren die zeepbel bevatte. Laat ons Hem danken dat het niet te laat was." Toen Visser in zjne werkkamer was teruggekeerd, zagh j allereerst zijne boeken na, en kwam er een blos van genoegen op zijne wangen. Ja waarlijk, in weerwil van de onkosten door Maria's ziekte veroorzaakt, sloot hj de verloopen maand met een batig saldo. Voortaan zouden zj dus vooruitgaan, kon hij het einde van den ongeljken «strjd met verkwisting te gemoet zien, en de toekomst kwam hem op eens zoo zonnig voor, dat hj op de knieën zonk en een vurig dankgebed uitstamelde, dat tevens een ernstige bel ofte inhield. Den volgenden morgen voDd hj den eigenaar van den Lagenhof bjna bedaard. „Mjn waarde vriend," zeide de heer Van O verwater, zonder hem den tijd te laten naar zjne gezondheid te vragen, „gj zult mj zoo aanstonds van uwe ontmoeting met Willem vertellen; ik moet u allereerst mcdedeelen op welk een gelukkig denkbeeld ik gekomen ben. Ik kon van nacht geen oog toedoen, en vond geen rust voordat ik op dezen inval kwam. gezag en den invloed van Engeland als hoogste macht te handhaven, om een bete re verstandhouding tusschen de twee groote rassen in Zuid-Afrika tot stand te brengen. De Hollanders en de Engelschen strjden thans gezamenljk tegen wilde horden. Ons gebrek aan succes in Trans vaal is veroorzaakt door fouten van weers- zjden, en zoolang men die fouten niet kent, is het onrnogeljk betere gevoelens te wekken. Wj hebben generaal sir Evelyn Wood tegengehouden, toen de Boeren aan zjn genade waren overgeleverd, en zj die van het „perfide Albion" spreken, moesten zich afvragen, welke bevredigen de erkenning wj voor die edelmoedigheid hebben ontvangen. Wj verwachten geen dankbaarheid, maar w j mogeu ten minste de loyale vervulling verwachten van de overeengekomen voorwaarden doch van 1881 tot thans zjn er voortdurend inval len en bedreigingen met invallen van Engelsch gebied buiten Transvaal geweest, in strijd met den geest en de letter der Conventie. Chamberlain betoogde verder, dat hj zich niet aansprakeljk stelt voor alle klachten van de uitlanders, maar de erken- de grieven zjn te wjten aan de wetten, die sedert de conventie successieveljk zjn aangenomen. Om de Hollanders en Engel sehen tot elkander te brengen, zou hj gewenscht hebben dat president Kruger Engeland bezocht. De invitatie was eerst verzonden nadat hij de verzekering van t.wee vrienden van Kruger ontving, dat de president het wenschte en het óók zou aannemen maar later had hj, Chamber lain, een uitnoodiging gekregen, om den basis vast te stellen waarop de besprekin gen zouden worden gevoerd. Dit kon niet toegestaan worden, en toen werd de uitnoo diging op verzoek van Kruger ingetrokken. Een ultimatum zou zeker verworpen zjn en bovendien geleid hebben tot een lang-' durigen oorlog, die een eeuwig smeulend vuur van twist zou achtergelaten hebben. Wj hebben nooit het recht geëischt, om ons met de zaken van Transvaal te Belooft gj mj te zullen helpen Dan is alles gered." Visser durfde zjne ooren nauweljks vertrouwen, en antwoordde aarzelend „Vergeef mj, mjnheer, maar ik moet eerst weten wat het geldt." „Ga zitten en hoor m j aan. Ik verwonder er mj slechts over, dat wj dit geen van beiden eerder hebben bedacht. De licht zinnige handelwjze van mjn zoon heeft mjn fortuin natuurljk een geduehten slag toegebracht. De drie duizend gulden, die gj morgen zult hebben, zjn slechts een bagatel, in vergel j king van het familie fonds, dat ik weder in zjn geheel moet herstellen maar ik leg jaarlijks twintig a, dertig mille over; zoodat ook dit welweder terecht zal komen. Vrj wat erger is het den jongen te verliezen, en dat zou toch het geval zjn, als hj jaar op jaar in een onbeschaafd land rondzwierf, blootgesteld aan allerlei gevaren wie weet zelfs of h j ons niet den een of anderen dag de dochter van een Yankee tot schoonkind schenken zou. Mjn vriend van de rechtbank heeft mj, evenals gij, laten verstaan, dat men eene zaak als deze wel kon sussen, maar dat er toch altijd iets van bleef hangen dat het publiek zich in gissingen verdiepen zou, zoolang men niet een naam noemde, en dat het daarom goed was dat mjn zoon naar do Nieuwe Wereld vertrok. Maar waarom behoeft men juist hem te verden ken?" „Ik begr jp u niet," zeide Visser, niet wetende waar hj heen wilde. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1