B IJ VOEGSEL MAS-1 Fabrikanten van de beroemde A. N. Vrijdag 24April 1896 No, 649. FEU ILLETON. f5.worden FRANCO toegezonden Sctonaak-Arieleii Dat ieder BIlkHM en Co B( J P. VAN DONGEN, Schilder, WAAB haalt gij uw IN HOC SIGNO WSES VAN Uit «le pers. VKEMEKENi ©EK rAAKWE. Al deze mededeelingen komen uit Lon als hij op het Binnenhof de revolu tionaire ideeën ontwikkelde en er ge volgtrekkingen uit afleidde, waarvoor die heeren terugdeinsden. In beginsel waren de makke libe ralen het wel met hem eens, maar v. Houten was hun een onmogelijk man van wege zijn onzinnig drijven en voortjagen op den weg der Revo lutie. Men herinnert zich, hoe hij het b. v. was, die het uitsprak, dat te onzent de Kroon niet meer is dan een „ornament." 't Is waar, de man nen der Revolutie hebben met ver eende krachten de macht der Kroon besnoeid, maar wat had v. Houten dat zoo ruw en plomp weg uit te spreken Meermalen is hij dan ook genoemd het „enfant terrible," der liberale partij. De spelbreker bij uitnemend heid. Meer dan een ministerie heeft juii aizuu is in aen jare 18y4 ge beurd, wat niemand enkele jaren vroeger mogelijk zou geacht hebben, dat de man des ongeloofs door de ver- eenigde actie van sommige liberalen, lloomschen en antirevol. op het kussen kwam. Meer dan een hield zijn hart vast, toen hij deze benoeming vernam. Een v. Houten als raadsman van een na zaat van Willem den Zwijger! Toch hei stelde men zich eenigszins van zijn schrik. Yan Houten zou toch moeilijk kunnen vergeten, door wier samenwerking hij op zijn zetel kwam. Hij wist immers, dat hij in de Kamer geen meerderheid vond, die het in beginsel met hem eens was. Daaruit volgde, dat hij op een meerderheid rekenen kon, vermoede lijk tenminste, om zijn kieswetplannen ten uitvoer te brengen, maar dat hij die meerderheid niet zou vinden, als Grol Wollen ei Eindelijk terug DIRKSLAND. Koloniale Waren oudste en beste Adres is C. EOMH&Co., ROTTERDAM (Lr0edeTÊede ei die daarbÜ de hoofdrol spelen. Zoo bericht \s_> dit blad, dat in het begin van deze maand Aflevering 6 en verschijnt h om de tweede druk van dit werk zoodra hetzelve compleet is, met op ƒ4,-. Thans 20 Cent per aflever is bepaald spotgoedkoop, te onder begrepen zijn. DAT IIIDËP I VAN DE ZEDELIJKHEID IK INDIE. Nu zoo aller oogen op onze Indien gev estigd zijn, kan het zijn nut hebben nog eens te wijzen op een werkje, eenigen tijd geledon uitgegeven door de „Yereeniging tot bevordering der zedelijkheid in de Kederlandsche Overzeesche bezitingen. Het zijn berichten uit de Zendingswereld, uit den arbeid onder militairen in Kederlandsch Indië, uiltreksels uit nieuwsbladen, enz. die veel over onze overzeesche bezittingen melden. De indruk van al deze inededeeliDgen is een diep treurige. Wat al leed, wat al ellende woont daar ginds in onze praohtige Oosthoeveel gaat daar verloren, hoeveel bezwijkt er, en dat hoofdzakelijk door de zonde van dronkenschap en van ontucht. Vooral de laatste. Het sohreit ten hemel hoe die zonde onze Indische maatschappij verwoest. O, het is reeds verschrikkelijk te weten, dat in onze bezittingen het Evangelie nog' zoo weinig wordt geprediktdat er onder den; rook van de Europeesche huizen de zwartste afgoderij wordt gevonden dat wij, die nu schier drie eeuwen deze rijke bezittingen hebben, neg niet eens zóóver zijn, dat tenminste op Java de banier van het Kruis overal staat geplant, maar dat slechts op enkele Zendingsposten een kleine schare Christenen wordt aangetroffen, die luistert naar de prediking van het Evangelie. Maar wat ons bovenal met schaamte en smart vervult, het is, dat uit deze mededeelingen zoo overduidelijk spreekt, hoe de zoogenaamde Christenen in Indië aan de doorwerking van het Christendom in den weg staan. Zie, dat de Zendelingen moeite hebben met heidenen en Mahomedanen, dat kan ons met bewondering voor den arbeid van deze'mannen vervullendat kan ons nu on dan zelfs aan de grenzen der moedeloosheid brengen, maar we weten het nu eenmaal, de tegenstand van het heidendom is ontzettend groot, en de victorie voor de kerstening van Indië kan niet anders komen dan langs den weg van teleurstelling en smart. Maar wat ergerlijk is en schier onduldbaar, het is dat daar ginds duizenden Nederlanders wonen, gedoopte Christenen, die den naam en de eere van Christus blijkbaar niet achten, en door hun zonden 1 en hun ontuchtigen levenswandel den arbeid van de Zending schier te niet maken. Zijn dht Christenen moet de inlander zich met afschuw afvragen, en we kunnen het ons voorstel len, hoe hij met ernst en met aandrang zijn afgoden smeekt, om voor dat Chi'istendom te worden bowaard. Zijn dèt Christenen, die, zooals we nog wel van hooggeplaatste ambtenaren lezen, Javaansche meisjes tot zich lokkon en ten ondergang brengen Christenen, zooals we lezen van een heer op een plantage, die zich met zulke ongelukkige meisjes, als een sultan in zijn harem, omringt Maar we moeten met kracht de verzoeking weerstand bieden, om de indruk, die de genoemde bladzijden op ons maken, door voorbeelden toe te lichten, waar we ons toe moeten bepalen iE er op te wijzen, hoe schandelijk de toestand is, en er tegen te protesteeren, dat, ook van Regeeringswege, niot alles wordt gedaan om aan de ellende daar ginds een einde te maken. Ziet ge, de Nederlandsche bezittingen zijn de onze. Zij behooren niot aan de Kroon en zijn geen particulier eigendom van enkele schatrijke hoeren, neen, zij behooFen aan de Nederlandsche natie. Ook wij zijn dus verantwoordelijk voor de toestanden daar ginds, en als dat deel van het olk, dat Christus belijdt, hot nu maar aanziet, dat Christus' eere in het aangezicht van Mahomedaan en heiden door zoogenaamde Christenen wordt vertrapt, dan zouden de belijders van den Christus hun schoonen naam onwaardig zijn. Keen, van hen moet een luid en krachtig protest opgaan, ze mogen er niet stil onder zitten, dat deze dingen alzoo zijn, ze moeten er tegen opkomen met al wat in hen is, en den arbeid met warmte steunen, die tegen deze ongerechtigheid getuigt en tracht te redden wat nog te redden is. Toon ons leger op Lombok kwam, werd een bevel uitgevaardigd, dat onze soldaten deLombok- sche vrouwen niet zouden aanroeren. Dat deed men natuurlijk niet om de zedelijkheid te bevorderen, maar om er zijn doel door te berei ken, en de bevolking, zoolang die nog niot onder onze macht was, niet tegen ons in het harnas te jagen. Of, nu Lombok onder ons rechtstreeks bestuur staat, deze onthouding nóg bevolen is, weten we. niet. Maar wèl weten wij dat, als het noodig is, het bevel kan gegeven worden. Welnu, waarom wordt het dan toegelaten, dat. waar de bevolking wèl in onze macht is, met haar vrouwen mag worden geloefd naar welgevallen Is dat geen schrikkelijk misbruik van macht Waarom mogen ambtenaren doen wat zij, tot schade van de Christennaam, aandurven tegenover de arme, machtelooze inlanders Is er lafhartiger misbruik van macht denkbaar, en is het niet plicht van de Regeering om daaraan naar haar vermogen paal en perk te stellen Wij weten wel, de Overheid kan de zonde niet uitroeien, maar zij kan haar straffen, tegengaan, zjj mag haar niet toelaten, niet beschermen, niet gemakkelijk maken. Indië is een groot en heerlijk bezit, maar de zonde zal het eens voor ons verloren doen gaan. Reeds nu gaan er stemmen op, die hot openlijk uitspreken, dat het een land is waar het geweld woont, en het recht struikelt op de straten, waar duizenden misbruiken bestaan, die men niet kan aantasten, omdat men er dan zelf het slachtoffer van wordt. WelDu, tegen dat alles protesteeren wij, en we zullen het telkens doen als er do gelegenheid toe is. Maar protosteeren iB niet genoeg. De hand moet aan den ploeg worden geslagen, de arbeid moet worden aangevat, en waar dit reeds geschiedde, moet hij met kracht worden voortge zet Hoe daartoe is den Heere zij dank, de weg reeds op velerlei wijze gebaand. Onze Kamerleden hebben in de Kamer hun taak, die wij niet nader behooven uiteen te zetten, maar de Christenen in Nederland hebbon de roeping, om den arbeid te steunen van hen, die den naam das Ileeron, ook voor Indië, voor Europeanon en inlanders weer tot eere willen brengen, en tot dien steun, in gebed en gaven, wekken we hen met warmte op. Laat het den inlanders daar ginds hooren en zien, belijders van des Heeren naam, dat er in Nederland nog Christenen wonen, die hef waar achtig heil van die groote massa dragen °P het hart. WAT ZOU DAAR ACUTERZITTEN Er gaan nu tóch troepen uit Engeland naar tie Maag». Edoch, niet om te gen de Matabelen <-'é vechten, maar om de manschappen >6 vervangen, die van uit Natal en Kaapstad tegen de opstandelingen worden afgezonden. Eén bataljon linie troepen cn één korps bereden infanterie gaan 200 spoedig mogelijk naar Zuid- Afrika. Minister Chamberlain heeft nog eens uitdrukkelijk verklaard, dat, behalve in geval van dringenden nood, de rijkstroe pen niet geschikt zijn om tegen de inboor lingen te vechten, en hij voegde er bij, zeker niet ten genoege van de Chartered Companydat zij de kosten van alles moet dragen. Dit is dan ook niet meer dan billijkzij heeft direct of indirect tot den opstand aanleiding gegeven. den, en toonen dan, dat Chamberlain zich niet door het geroep der Jingo's van zijn stuk laat brengen. Maar wat uit Kaapstad gemeld wordt, zou haast het tegendeel doen vermoeden. Op verzoek van den uiis.i<,rai. moet, zoo het heet, het departement voor Q<= Koloniale aangelegen heden ter kennis hebben gevecht van Paul Kruger, dat het voornemen beawq.t om de garnizoenen van Kaapstad en Natal elk met één regiment te vermeerderen. Hoe zit dat nu Eerst één bataljon en nü twee rigimenten dat is minstens acht maal zooveel rooibaatjes Wat zullen de Boeren, wat de Vrijstaters, wat alle Hollandsche Afrikaners hiervan denken Gezegd wordt, dat in dezen maatregel volstrekt niet de bedoeling ligt, om eenige verandering, hoe ook genaamd, te brengen in de staatkunde van vriendschap, die het Engelsche kabinet tegenover de regeering der Zuid-Atril^ansche Republiek volgt. Ja, meer neg: Chamberlain waarschuwt bij voorbaat6 regeering der Zuid-Afri- kaansche Republiek „tegen pogingen, welke mrohten worden aangewend, om de bedoeliigen van Engeland in een verkeerd daglicht te stellen." gullen de Boeren echter, desondanks, niet wat sceptisch gezind zijn aangaande /die goede bedoelingen van Engeland en ook, hebben ze er geen reden toe Het uitzenden van twee regimenten is, als het waar blijkt, op zijn minst een beetje verdachten we houden het er voor, dat de Boeren, als ze hiervan hooren, hun geweren en patroongordels wel eens zullen nakijken. Hopen we nog, dat er geen reden voor nieuwe ongerustheid moge zijn DE OPSTAND DER MATABELEN. Het is nu zoo goed als zeker, dat al de zwarten in het gebied der Chartered Compa ny in opstand zijn gekomen. Wat mag hen tot een rebellie gedreven hebben, waarbij zij op den duur niets winnen, maar wel de enkele privilegiën, die ze nog bezitten, verliezen kunnen Op die vraag lazen we dusver nergens eenig bepaald antwoord op de maatregelen ter beteugeling van de veepest werd wel gezinspeeld, doch de hoofdoorzaak scheen toeh niet hierin te m oetenworden gezocht. Een Duitsch blad beweert er meer van te weten, en heeft zijn informatiën uit Londen betrokken. Tot vóór korten tijd, zoo schrijft dan de Tagl. Rundschau van Yrij dag, heette de houding der inlanders zeer gunstig te zijn. Een officieel bericht zei zelfs uitdrukkelijk, dat de Matabelen zich „zeer gehoorzaam" aan de verorde ningen der Chartered Comp. haddenonder- worpen. Bij wie ligt dan nu de schuld van den opstand bij de beruchte Gecharterde, öf bij de Zwarten Het antwoord luidt voor Rodes'maat schappij allesbehalve vleiend. Niet tevre- met het inpalmen van het land, heeft de Chartered zich schier alles toegeëigend, wat de Inlanders bezaten. Zelfs hun veestapel i3 tot eigendom van de aan deelhouders verklaard, zonder voorwend sel, dat Lobengula eigenlijk geen recht daarop had. Ze mogen nu eon 80.000 stuks vee, aan de Maatschappij toebehoorende, voor haar verzorgen. Maar er is nog meer. Aan ingespannen arbeid zijn de inwoners van Matabele- en Mashonaland nooit gewend geweest daartoe nu gedwongen te worden door de beambten van de maatschappij, beschou wen ze als een groeten smaad, hun aange daan. Tot nog toe leverden hun veestapel en farms zonder veel moeite alles op, wat ze voor het leven noodig hadden de blanke indringers pleegden echter met krachtige middelen hen tot anderen arbeid te nnnrl7.fl.ken. vrijwillig toe te bewegen waren. ejDe tyrannie van Lobengula viel hun zwaar. Ze waren toen, stuk voor stuk, hun leven geen dag zeker maar toch hadden ze nog hun vrijheid en een eigen bezit, vrat ze nu derven. En dit kunnen ze niet verkroppen. Yreemd blijft het intusschen, dat deze stemming onder de zwarten den ambtenaren der Chartered Comp. verbor gen bleef, zoodat ze hen nog kort geleden als „uiterst gehoorzaam" beschreven. De Matabelen hebben nu hetgeheele land in den omtrek van Buluwayo iu hun macht. Het is onmogelijk, hun getalsterkte te schatten, daar de berichten over de sterkte der verschillende benden zoo tegenstrijdig luiden. In het noorden zijn ze volgens ingekomen berichten zeer sterk het terrein is daar moeilijk te genaken en dicht begroeid. „De Matoppo-bergen zijn, naar kapitein Nicholson aan den gouver neur der Kaap heeft geseind, vol vijanden, van alles welvoorzien, en er zal een groote ■macht noodig wezen, om hen van daar te verdrijven." Lange jaren gsledon hebben de Matabelen ook dikwijls met de geweren der Boeren kennis gemaakt. Een tak van den grooten stam der Zoeloe V711L ,-t- v 9 cent. 15 cent. if 20 cent. 15 cent. 22 Y2 cent. "22 Y2 cent. ï7Yi cent- Graslinnen Lakens 2 persoons 75 cent. Kussensloopen (constitutie) met knoopen 21 cent. dito (ruw katoen) 8/4 wit piqué spreien I7Y2 cent- fl,10. Gekleurd katoen circa 100 de Gekleurd katoen echt van kle De beste grijze voering die c Corsetten, Tafelkleeden, kleeden wa 22. Hoofdstuk VI. „Eu thans?" vroeg Visser, die vermaak begon te scheppen in de uitdrukking van afgrijzen op het roode gelaat van den kleinen, dikken man. „Thans werd ik gedwongen den heelen weg over het bijzijn te dragen van dien jongen gek van den Lagenhof." De predikant werd plotseling ernstig en de fabrikant, die dit opmerkte, zeide haastig „Het is waar ook, de Overwaters zijn uwe vrienden. Ik dacht daar zoo gauw niet aan." „Willem van Overwater is nooit mijn vriend geweestgij kunt dus gerust voort spreken." „Zooveel te beter!" hernam de ander vroolijk. „Gij moogt het hem voor mijn part woord voor woord oververtellen, dan weet die ellendige jongen meteen hoe ik over hem denk. Wij zaten reeds in den trein, want ik ben altijd veel te vroeg, toen hjj binnenkwam. Yan groeten was natuur lijk geen sprakewij zijn maar eenvoudige indpstriëelen, en dus veel te min voor dat heerschap. Hij scheen erg in zijn nopjes, en atifekte zich met een behaaglijken glimlach ïïit, zijne beenen op de tegenovergestelde bank leggende, vlak naast mijne dochter hare moeder moest haar nog zeggen haar mantel terug te trekken, uit vrees dat zijne laarzen hem vuil zouden maken. Zoo lag hij een poos, terwijl hjj iets opnijne vingers na scheen te tellen. Na verloop van een kwartier haalde hij een gouden sigaretten koker uit den zak, ging overeind zitten en wilde beginnen te rooken. Dat was te veel; ik riep uit „Mijnheer Yan Overwater, gij hebt u zeker van waggon vergist. Hier wordt niet gerookt." Hij zag mij met minachtenden blik aan en antwoordde „Zulke bepalingen zijn alleen gemaakt voor het algemeen. Ik veronderstel dat gij ook wel eens eene sigaar opsteekt in het bijzijn van deze dames. Mijne sigaretten zjjn geparfumeerd zij zullen haar dus niet hinderen." „Waarom gaat gij dan niet in een rook-coupé bromde ik. „Omdat de tabak van anderen mij on aangenaam is." „Dat is ook juist mijn gevoelen, ik verzoek u dus uw koker weer weg te ber- Hij haalde de schouders op, en streek met de grootste onbeschaamdheid een was- lucifertje af. Dat bracht mij buiten mijzel- Ten en voordat hij het had kunnen voor zien, had ik het lucifersdoosje gegrepen en Yan af heden UOTEM voor de PAAKOENLOTEKIJ te beko men a 1 gulden per stuk bij Op aanvrage franco toezending. EN Het Witte de Withstraat ue moord op Haaschmorgen i&y<i, ge pleegd op een slager in de Ceintuurbaan te Amsterdam 8) de moord op een slager te Enkhuizen in November 1894; 9) de moord op den slagerszoon te Halfweg 10) de moord op den heer Brouwer te Doetinchem in October 1894(11) de moord op den onbezoldigd Rijksveldwach ter G. Homan te Ylodrop 12) de moord op den Groninger politie-agent Yan Yliet, 21 December 1895. De moord toon eelen in Klein Azië heb ben nog altijd niet opgehouden, en volgens am m m de Daily News zijn het weer de soldaten Antiochië, waar zich een Iersche zen- dingspost en een Engelsche consul bevin den, door 2000 Turksche soldaten belegerd werd. Onlusten waren daar niet voorgekomen, maar het doel van 't bijeen- trekken van troepen voor de stad was, rustverstoringen te verwekken, opdat er een voorwendsel verkregen zou worden, tot het neersabelen van de Christenen. Het merkwaardigste echter is, dat zich in de nabijheid van Antiochië verschei dene Engelsche oorlogsschepen bevinden, zonder dat de Turksche machthebbers S O MM EL SDIJ K. n n rr n a n ik er maar aan denk. Ziedaar lieden, die het een ander altijd lastig maken, en zoo gij u verbeeldt dat gij die familie ooit overhaalt iets voor de armen te doen, dan hebt gij het voor eenmaal mis." „Ik vrees dat gij voor het oogenblik gelijk hebt. Intusschen, men kan nooit weten. Droefheid verandert den mensch somtijds geheel en al, en het is niet gezegd dat de Lagenhof steeds voor verdriet gespaard zal blijven." „Nu, ik schaam mij bijna het te zeggen, want ik wensch geen sterveling kwaad toe maar dien dag zal ik er niet over treuren." Visser zw.eeg hij bedacht vol weemoed, hoe de smart reeds onder hare vreeselijk- ste gedaante op het trotsche landhuis was hunne dwaa^neia oo&itfffj Boe bitter zwaar zou het hun dan vallen het trotsche hoofd te moeten buigen, onder de onbarmharti ge blikken dergenen, die zij zoover beneden zich hadden geacht, en op wier naam geen smet kleefde Aan een volgend station nam zijn reis genoot afscheid van hem, en in smartelijk gepeins verzonken, bleef hij alleen tot Den Haag voortsporen. Hij nam daar een rijtuig en liet zich naar de „keizerskroon" bren gen, waar hij naar den heer Van Overwa ter vroeg. De portier ging hooren of hij tehuis was en keerde een oogenblik later terug met de boodschap dat mijnheer op het punt stond uit te gaan en dus niemand kon ontvangen. „Ik moet mijnheer spreken," antwoord de Visser beslist; „geefhem mijn kaartje, ik zal er iets op schrijven." En hjj krabbelde in haast de volgende woorden neer „Men zendt mij van den Lagenhof, wegens de tram-aangelegenheid." Een paar minuten later verzocht de portier hem naar Willem's kamer mede te komen. De jonge man liep onrustig op en neer. Wat moesten de woorden op Yisser's kaartje beteekenen Hij wilde het weten. Zou men ontdekt hebben dat hij die misdaad had gepleegd? Het was bijna ondenkbaar; hij kende Driessen tegoed, om uictite weten, dat hij, uit vrees zijn eed tesöiteaden, spreken zou, en geen sterveling zou er ep komen den jonker van den Lagenhof te verdenken. Maar wat dan te veronderstellen?""'* - Met gedwongen glimlach ging hij zijn bezoeker te gemoet. Tusschen Visser en hem had nooit eenige vriendschap bestaan. Evenals zijne zusters, was hij van oordeel dat Maria een huwelijk beneden haar stand gesloten had, wat baar te vergeven viel, omdat zij geen fortuin had bezeten maar een predikant, en dan nog wel een die het zoo streng met zijn ambt opnam, achtte hij verre beneden zich. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 5