ij sai imml Tweede Blad. Vrijdag 17 April 1888. Elfde Jaargang No. 548. An tirevo IN HOC SIGNO VINCES FEU ILLETON, Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën van 1 Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle sltsiikeit voor «Ie Redactie bestemd, Advertenties® en verdere Administratie trassen toe te zenden iiais den Uitgever. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Deze Courant verschijnt eiken Yrjydag. T. BOEKHOVEN. 5 regels 50 Cent elke regel meer §0 cent en 3/2 maal. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. ATJEH. Als bewijs, dat men op Atjeh reeds in 1894 minder vertrouwen heeft gesteld in Toekoe Oemar (thans Toekoe Djohan) dan de Regeering, deelt de Bredaseho C t., het volgende mede, door haar ont leent aan een particulier schrijven van Augustus van dit jaar. Het nieuwste nieuws van hier is, dat twee Europ. gezanten van Telok Semawé zijn gedesserteerd, met zich nemende, een gevangen Atjeher, drie geweren en patronen. De toestand verschilt niet veel van dien pl. m. 10 jaren geleden. Toen werd de geconcentreerde linie opgericht en daarna teruggetrokken uit de Z.O. linie (Anok galoeag, Senelop enz.) Nu zitten we vreer te Toengkoep, Senelop, Anak- galoeng, Biloel, Lam-koenjit, Tjot-Goë enz. in zg. tijdelijke versterkingen. terug. '20. Hoofdstuk V. „Het zij zoo; maar de diet is in dit geval rijk, of wel gij zoudt het geld voor hem niet terug kunnen geven," „Zijn vader is het. Hj zelf bezit nog niets." „En die vader is invloedr jk, of wel hij zou geen kans hebben bj de rechtbank te slagen. Zal ik zeggen wie het is Zoo ik m j vergis, beloot ik u niet verder aan te dringen; maar heb ik geen geljk Willem van Overwater te verdenken F" „Ik kan geen onwaarheid spreken," antwoorddo Visser zacht, „maaronthoud wel dat gij mij persoonlijk zoude grieven door hem te noemen." „Ik zal zwjgen, dat beloof ik u; maar vraag mij niet die lieden aan hun welver diend lot te onttrekken. Zj zijn gek van jdelheid, en zoo ik even harteloos was als zj, zou ik mj in hun ongeluk verheugen. G j ziet m j afkeurend aan, dominee Ik ben er toch de man niet naar een ander zjn welvaart tc misgunnen, en ofschoon menigeen m j reeds gezegd had welke ziel- looze wezens het waren, geloofde ik dat bet maar laster was. Mijn vrouwtje stierf; ik had tot daartoe sieehis voor haar geleefd en naar geen vrienden omgekeken, maar ik was als versufd van leed; m jae gezond heid begon er onder te kwijnen, en de dokter zeide dat ik verstrooiing zoeken moest en wat ouder de i> enschen moest gaan. Hj raadde inj'aan eens een bezoek op den Ligoahof at te leggen, waar men heel gastvrj was. Ue goede man kon het niet helpen, dat h j mj daartoe aanspoorde hij was er nooit anders dan als geneesheer geweest, en bij zulke bezoeken is men onder een hoedje te vangen. Nu, ik moest den heer Van O verwater toch spreken over zijne aandeelon in de maatschappj, die hij over wilde doen, terwijl ik wist dat zj binnenkort zouden stijgen, en ik koos daartoe een avond uit, dat ik m j b jzon- der eenzaam gevoelde. Hj ontving mj met zjne familie, het kan niet anders, want zij zaten bj elkaar voor het huis. De dames verwaardigden mj nauwljkseen blili; de dief van heden bleet rustig zitten; wat den heer des huizes betrett, hj luisterde vol belangstelling zoolang ik over zjne aan- deelen sprak, maar daarna liet li j het ge sprek kw jnen. Al de anderen dronken thee mj werd geen enkel kopje aangeboden; vader en zoon namen een sigaar, m j werd niet eens gevraagd of ik rooken wilde Transporten worden beschoten en aan gevallen precies als pl. m. 10 jaar geleden. Men beweert dat de toestand in zoover beter is da i vroeger, omdat langzamer hand de bevolking op onze hand komt, waartoe Toekoe Djohan, alias Oemar, de tusschenpersoon is. Ik geloof dat dit alles illusiën zjn. De bevolking wil eigenljk niets van ons weten, maakt, zoo noodig bonne mine mauvais jeu, helpt de „orang djahat" en profiteert waar ze maar kau van onze toegeefljk- heid. Toekoe Djohan houdt zoogenaamd 200 man op de been, die slechts zelden iets uitvoeren en die men toch nooit goed vertrouwen kan, hj krjgt daarvoor f 10,000 's inaands, loidt een prinsenle ventje buiten oazs linie, doet vrj wel wat hj wil, ljmt ons op alle mogeljke manieren, jontvangt geweren en patronen, welke laatste zjn luidjes aan den vjand verkoopen (elk oogenblik wordt gecon stateerd dat wj beschoten worden met die patronen), in één woord't is meer dan ergerljk, 'tis misdadig! Toekoe Djohan zal ons voorloopig wel aan het ljntje honden, wat geheel en al g.sBamsHMWBBMEBagBaggHEaMgeKaa Van eencontrabezoekwa3natuui'ljk nooic sprake, en ik keerde veel ellendiger huis waarts dan ik gekomen was. Moet ik nu dergeljke lieden voor deschande vrj ware, die hun zoon uit eigeu verkiezing op hen geladen heeft F Zeer zeker niet; en ik be- gr jp maar al te goed dat de oude m j dat niet persoonlijk heeft durven vragen. Z j hebben niet meer dan hua loon." „Leendertse," antwoordde de predikant op bewogen toon, „gij hebt alle recht, ge krenkt te wozen, maar hot lot heeft u ge wroken; ga zelf totdeu ouden man, en zeg hem dat gj zjn naam zult redden. Gelooft gjnietdatuwrerewc/ie schitterendzalzjn „Ik daar nog een voet zetten F" riep de directeur uit, „dat nooitLaten z j zich redden zonder mj." „Dat knnnen zj niet, en daarin juist ligtde vergelding. Voor het overige zjtgj zoo onbarmhartig niet als gj u voordoet; gij hebt daartoe een te treffend voorbeeld vooroogen gehad. Herinnert gj u het sterf bed uwer vrouw F" Hoe zou ik het ooit kunnou vergeten F" En weet gj dan niet meer hoe zj van ganseher harte, en nog wel uit eigen bewe ging, vergiffenis schonk aan uwe moeder, die haar niet tot schoondochter had gewild eu haar zelfs nog in hare ziekte het leven verbitterde. Zj wilde niet heengaan zonder u beiden te hebben verzoemd. O indien zj op dit oogenblik tot u spreken kon, zj zou zeggen: „heb medelijden om mijnentwille; wij arme stervelingen komen hierbeneden dagelijks zoo veel te kort, wj hebben ons zoo veel door God te doen vergeven, dat w j ons gelukkig moeten rekenen ook van tjd tot tijd eens vergiffenis te kunnen schenken." Uwe vrouw is niet meer; maar zij ziet nog altjd op u neder, en zj wacht op dit oogenblik angstig af wat uw ant woord zal zju. Doe het niet om de Over- waters, niet om mj, maar uitliefde tot hare nagedachtenis alleen." „Nu, het zj dan zoo, dominee," sprak de directeur, na een oogenblik van harden tweestrijd, „maar eisch het onmogeljke niet van mj. Handel de zaak zelf met die lieden af; en vooral geen dank van hunne z jde; ik geloof dat ik hun in het aange zicht zou slaan. Zoo g j m j belooft dat het geld er overmorgen op dit uur zal wezen, trek ik nog heden mijne aanklacht in. Daarmede is het uit." Visser schudde hem krachtig de hand. Hj vond geen woorden om hem te danken. „Thans bljft mj nog een Iaatsten plicht te vervullen," zeide hj. Willem is in Den Haag. Ik moet hem overhalen zonder uit stel naar Amerika te vertrekken. H j zal in zjn voordeel is, wj hebben minstens van dien vent zooveel na- als voordeel. Er moet bjv. hoog van opgegeven zjn, dat wj met een paar bataljons cavalerie en artillerie door zjn (zoogenaamd) gebied, de VI Moekims, knnnen „wandelen", zonder beschoten te worden Er mankeert waarljk nog maar aan, dat hj op ons liet schieten. En al had hj daarin ook lu3t wat m. i. best mogoljk is dan zou hj het niet doen, als wj met zjn macht ecu oorlogsmarsch makenIa afwachting van de dingen die komen zullen, leidt Oemar een aan genaam leventje en lacht in zjn vuistje. Ik zou nog kunnen vertellen, hoe dwaas gehandeld wordt, bjv. door 3 uur op mjnheer Djohau te wachten, zooals bij Djoe Bada, waar hj wat geheel overbodig was een door ons genomen versterking snoest bezetten, voor één nacht (den volgenden dag werd zj ge slecht) alleen om maar te kunnen wijzen op do „zeer gewaardeerde hulp van onzen getrouwen bondgeuoot." Comodie! De man had gcruat kunnen -wegbty veil, maar h j moet op den voorgrond gesteld worden. Zoo was hij ook bj het bezetten van Bieloel. Wat een gepraat, wat een afspraakjes en condities! Overste had het bevel. Wj waren te Tjot Goë klaar om te marcheeren. T. Djohan moest eerst opium schuiven, daarna de assi stent-resident Kroesen spreken (Kroesen is eigenljk de man van die niets betee- kenende bondgenootschap maatschappj.) Eindelijk vroeg hj „Waar gaat de companie langs F" Als de companie rechts (west) gaat, ga ik links. „En vroeg Overste. als de companie links gaat F" „O! zei T. Djohan, de companie moet rechts, ik ga links naar Tebaloe, ik moet Biloel hebben, als 't vandaag niet kan, dan morgen," enz. enz. Eindeljk na oneindig talmen, ging hj (met 1 comp. en 1 sectie art-, van ons;) van Tjot Goë, links van den weg naar Biloel. De vent wist wei wat hj deed, waut daar is geen schot gevallen, terwjl de comp. en art., die ten westen van den weg marcheerde, dadeljk 2 gesneuvelden kregen en later meer. Gemengd Nieuws In drift'. Eene vrouw, die Donder dagavond te s Gravenhage ten huize van ecu predikant bij de Waalschekerk in bet Noordeiude over geldzaken kwam spreken bracht on verwachtsden geestel jke een slag in het aangezicht toe. 13j hare overbren ging naar het politiebureel aan de Groen markt gaf zj den agent van politie, die haar begeleidde, eveneens een klap in bet gelaat. Zj moest eenige uren aan het bu reau verbij ven oip tot bedaren te komen. V erdronken.Tes Gravenmoer is het Ijk opgehaald van een als heer ge kleed persoon. Aan het hoofd werden een paar wonden geconstateerd; in een der zakken was een beurs met gold. Of hier aan een misdaad of aan een ongeluk moet worden gedacht, wordt onderzocht. Bj Kethel en Spaland is een man voor over in het water gevallen, terwjl hj stond te baggeren. De burgemeester der gemeente, die in den treiu zat, zag het ongeval, en haastte zich, zoo gauw de trien stil Hield, met een veldwachter uaar de plaats des onheils. Men kon slechts het Ijk uit het water halen. d iar voortaan moeten leven van zjn werk, e.i het lot to gemoet gam, waarvan ik u daareven heb gesproken." „Zooveel te boter, ofschoon er van hem toch nooit iets terecht komt. En ronduit gezegd, dominee, in uwe plaats schreef ik hem dat liever." „Daarmee zou te veel tjd verloren gaan en waarom dan ook F" „Omdat de jonge van O verwater een vle gel is, en dat gj or wel eens slecht van af zoult kunnen komoD." „Nu, zoo het anders nietis; voor hem bon ik niet bang. Yan avond Iaat hoop ik terug te zjn eu morgen meld ik u den uit slag." „Gj hebt groot ongelijk, groot onge- ljk mompelde de directeur, terwjl hj hem uitliet. Hoofdstuk VI. Visser ging zich overtuigen dat alles in de pastorie goed was, en na zuster Catha- riaa gewaarschuwd te hebben, dat hj niet dan met den Iaatsten trein zou wederkee- ren, en dat men zich zelfs niet ongerust moest maken, indien h j eerst den volgen don morgen terugkwam, begaf hj zich tot don ouden Van Loo, om den grjsaard aan te kondigen dat de onschuld van zjn zoon reeds bewezen was en dat Dirk bj de Tramwegmaatsehappj in dienst zou bij ven. Hj had echter niet veel tjd van de vreugde der ouders te genieten, eu spoed de zich naar het station, waar hj nog juist iu den reeds aangekomen trein kon stap pen. Een zijner dorpsgenooten, die reeds in dezelfde coupé gezeten was, hielp hem instjgen want het fluitje van den machi nist liet zich al hooren, en h j zeide lachend „Het had niet veel gescheeld of gj waart te laat gekomen, dominee, en gj ziet er even vermoeid uit, alsof gj een lange reis achter den rug hadt. Ik durf wedden dat gj den gansohen morgen aan den arbeid zjt geweest." De man, die aldus sprak, was een rijke lakenfabrikant, die wel eerbied voor den jongen, onvermoeiden gemeenteherder koesterde, maar hem beschouwde als een onvorbeterljk idialist. Visser wist dit zeer goed, en zeide niet zonder reden „Wat zal ik u antwoorden, mjnheer van Andel F Indien iedereen zjn best deed om anderen in het leven voort te helpen, zou het gemakkeljker gaan nu echter heeft men handen vol werk." De fabrikant glimlachte goedhartig. „Dat is een kleine steek onder water maar ik neem het u niet kwalijk. Wj hebben daaromtrent geheel andere inzich ten, en hoezeer ik uw streven ook bewon der, bljf ik overtuigd dat ieder mensch voor zichzelf moet zorgen." „Wat niet wegneemt dat gj een steun pilaar zjt voor alle armen-vereenigin- gen F" „Ja, men moet wel iets van zjne over daad geven ik zonder er jaarlijks zelfs een tiende voor at van hetgeen ik overleg maar verder ga ik ook niet, en dat uit beginsel. Ik houd niet van verkwisten, gij ziet ik reis tweede klasseeu dat is ook hetzelfde voor m jn tjd. Men moet daar mede woekeren en hem niet versnipperen om anderen van dienst te zjn." „Dat is eene opvatting zooals eene andere," gaf Visser rustig ten antwoord. „Ik heb niet over geld te beschikken, en acht m j dus verplicht niet spaarzaam te wezen met mjn tjd." „Jammer, genoeg, dominee, want hoe gaarne wj u ook hier houden, Berghorst is uwe plaats niet. Gj bezit een groot talent, gj hebt prachtige studies gemaakt en zjt doctor in de godgeleerdheid indien g j niet van ochtend tot avond met uwe armen en ongelukkigen bezig waart, zoudt gij al lang hooger op zijn geklommen en spoedig professor zijn." „Ik wensch dit laatste volstrekt niet, en geloof dat ik hier nog nuttig kan we zen." „O de lieden laten u niet met rust, dat weet ik, zj vinden het maar al te gemak kei jk hun eigen kruis op uwe schouders te laden; maar ziedaar nu juist wat ik niet verdragen kan. Iedereen moet maar zien hoe hj zelf door de wereld komtdoet hj dat niet, dan verzwakt zjn karakter. Ik begrijp wel dat gij hierop zoudt willen antwoorden, dat ik mooi praten heb, want dat ik een rjken vader heb gehad, wat waar is maar ons gansche fórtuin, zoowel het mjne als dat m jner zusters, stak in de fabriek. Ging zj ten gronde, dan bezaten w j zelf zoo goed als niets meer ik moot er dus, of ik wil of niet, mjn leven aan wjden, en ik verzeker u dat dit geen ben jdenswaardige taak is, in deze dagen van gisting en ontevredenheid onder het volk. Ziedaar mjn eigen kruisheb ik ooit getracht er anderen meê te belasten F" „Neen maar misschien zou het lichter zjn geweest, zoo gj deedt als ik en een weinig de zorgen van uwe ondergeschik ten deeldet. Ik wil daarmede niet zeggen dat gj geen goed patroon zjt, ik weet dat gij hun een ruim loon uitbetaaltmaar de lieden hebben ook hun verdriet en zorgen zj zouden u zeker dankbaar zjn, indien gj daarin wildet deelen." „Neen, als ik hun hart op die manier winnen moet, dan slaag ik er nooit in. Z j hebben goede woningen, zij worden goed betaald, en er is altijd arbeid voor hen wat behoeft een mensch meer F" „Mag ik u dat waarlijk zeggen F" „Zeker. Spreek ronduit." „Laat ons dan slechts een paar voor beelden nemen. Herinnert gj u Jan Evert- sen F" „Ik zal hem niet licht vergeten. De jongen kwam op een dag dronken aanzet ten en schold mj uit. Hj had er echter niet lang plezier van, want ik joeg hem op staanden voet weg." „Ja, en gj hadt geljk hem te ontslaan, want van opstand mag niets inkomen maar er waren verzachtende omstandighe den hj was altjd een voorbeeldig werk man geweest en had nooit te voren naar drank gegrepen maar dien morgen had hj zijn moisje verloren hj had den mees terknecht vrjaf gevraagd, om bj haar dood tegenwoordig te zjn er was juist eene bestelling af te maken en die vergun ning werd hem uit uw naam geweigerd." „Ik heb dat ook later vernomen, maar wist er op dat oogenblik niets van." „Zj stierf terwjl bj aan den arbeid wasen in zjne wanhoop bedronk hj zieh. Wat wilt gj dat lieden, die geen geloof bezitten, die dus tot geen Voorzie nigheid op kunnen zien om troost, anders zullen doen om hun leed te vergeten F Het verwondert mj slechts dat er niet meer ongeloovigen drinken, als zj te worstelen hebben met ongeluk. Hij was dus beschon ken toen hj 's middags op de fabriek terugkeerde, en toevallig ontmoette hj u, aan wien h j meende dat het te danken was, zoo hj den Iaatsten wensch zjnerdoode niet vervuld had gezien. Hj was zeer zeker sehuldigmaar toch niet onver schoonbaar." „Het is mogeljk, doch gij erkent zelf dat ik hem niet kon behouden." „Neen, want hj was in bjzjn van een twintigtal anderen tegen u opgestaan maar toen hj uit zju roes ontwaakte, zag hj zijn schuld in, en schreef u om u te smoeken hem eou goed getuigschrift te geven. Hj wilde daarmede werk zoeken op eene andere fabriek, en gj hebt hem niet eens geantwoord wat meer zegt, toen men n om inlichtingen kwam vragen, hebt gij de volle waarheid gezegd, niets dan de waarheid, dat erken ik maar het waa genoeg om hem geen plaats te doen vinden, en heden is h j zoo arm als Job, en een der liederljkste sujetten van het dorp. Ware die man niet te redden geweest F" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 5