Vrijdag 3 April 1896. Elfde Jaargang No. 546. An tirevo lutionair tm "|!S 15™ Eerste Blad, IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVEN. SOMHÊELSMJK. FEU ILLETON. Alle st sikken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. „Dit is de dag dien de Heere gemaakt heeft, laat ons op denzelven ons verheugen cn verblijd zijn", zoo mag wel geroemd worden op dit heerlijk leest. Reeds achttien eeuwen gingen voorbij en nog steeds wordt de lof verkondigd van hem, dien de dood niet kon houden, maar die als de Leeuw uit Juda's stam zijn kluisters verbrak en zich in heerlijkheid aan velen vertoonde. „De Heere is waarlijk opgestaan," ja, zoo roepen allen die in Christus Jezus zijn, elkander op dit feest toe. Dit is de stem des gojuichs in de tenten der rechtvaardigen. Het is bij den ingang van Jozefs hof niet zooals aan de poort van het Paradijs. Werd da&r, na het binnen sluipen van de zonde, door Cheru- bum verkondigd, dat het leven was ondergegaan in den dood, hier bij het graf van Jezus werd door boden des hemels juist omgekeerd de blijde boodschap medegedeeld, dat de dood was verslonden tot overwinning des levens. Welaan lezer, laat ons in onze ge dachten dat geopende graf bezoeken. Wij behoeven er niet alleen heen te gaan. Reeds vele wandelaars gin gen voor ons uit en nog altijd wordt veler hart op dien weg verblijd. Geen wonder. Het oog des geloofs ziet er Jezus, met eere en heerlijkheid ge kroond, die de sleutelen heeft der hel en des doods, de eerste en de laatste, die dood geweest is, maar nu leeft tot in alle eeuwigheid. Was Jezus niet opgestaan, had Hij geen onverderfelijkheid aan het licht gebracht, dan was alle hoop en ver wachting in deze wereld ijdel, dan zaten alle menschen nog onder de heerschappij des doods. Maar nu, het is Gode zij dank anders. De overwinning waarvan alles afhangt, heeft Hij behaald. Hij is opgestaan en de eersteling gewor den van degenen die ontslapen zijn. Nu mogen allen, die met Hem door het geloof vereenigd zijn, hopen op een onverwelkelijke erfenis, want Hij spreekt tot hen „Ik leef, en gij zult leven.'' Wel moeten de geloovigen nu nog sterven. Doch dit is geen betaling- voor de zonde meer. Het is slechts een aflegging van hst [door de onge rechtigheid bedorven lichaam, om het straks weer gereinigd, verheerlijkt terug te krijgen. En Jezus levend wording is daarvoor een blijvend onderpand. Hij is nu Koning in het rijk der heerlijkheid, waar een eeuwi ge, storelooze lente heerscht. Gelukkig zij, wier levensbloemen daar bloeien. Zij kunnen bij al het sombere, dat zij hier beneden ontmoeten, bij al de teleurstellingen die zij in hun arbeid ervaren, bij al wat wisselt en wijkt en ontvalt in huis en familie kring, en overal waar zij zich bewe gen, toch goedsmoeds blijven en de hun opgedragen levenstaak voort zetten. Neen, zij loopen niet 'op het onzekere. In de verrijzenis van Chris- tus ligt het onderpand van de over winning over alle duisternis; op aarde reeds aanvankelijk, en eenmaal vol komen. De quaestie is opgeworpen of het niet beter is te gewagen van kies bevoegdheid dan van kiesrad. Wij kunnen daar het voordeel niet van inzien. Bevoegdheid toch doelt öf op een verleend recht öf op bekwaamheid. Wil men er nu het eerste meê uitdrukken, dan wint men er niets meê. Want kies recht wijst hetzelfde aan, n.l. geen natuurrecht, maar een bij de wet geschonken recht. En komt men op de bekwaamheid, dan is het een woord, dat de wer- kelijken toestand niet omschrijft. Want zoowel onder de thans tot de stembus toegelatene als onder de toekomstige kiezers zijn onbekwame kiezers lieden die zonder een behoor lijk onderzoek en oordeel toch gaan stemmen. Hoe men de zaak ook wendt of keert, het verleenen van kiesrecht aan ongeveer alle hoofden van gezinnen, zooals Minister Tak dat voorstelde, is zeer billijk onder eene wetgeving, die eene volksvertegen woordiging laat waken en getuigen voor de nationale belangen. iKen ijiieie illutie. In de laatste weken is in de bla den nog al eens van gedachten ge wisseld over de vraag of de radicale partij wel inderdaad een zelfstandig leven kan leiden, een eigen pogram ontwikkelen, een eigen afzonderlijke gedragslijn aangeven, en zoo meer. Dat deze vraag aan de orde komt in onze dagen, behoeft geen bevreem ding te verwekken, want er is nu eenmaal een groep liberalen, die wat anders en meer wil dan andere libe ralen, en die dus althans tijdelijk het voorkomen krijgt van een afzon derlijke partij te wezen. Maar zal dat op den duur zoo kunnen blijven? Wel neen zegt b. v. het Centrumwant radicalen vindt ge eigenlijk bij alle partijen. Radicaal duidt alleen den graad, de mate van iets aan, maar wat dat iets is, zegt het woord niet. Hierin geven wij het Centrum vol komen gelijk. Zoowel de naam „ra dicaal" als de naam „conservatief" is flauw en schemerachtig; hij kan alleen als hulpnaam dienst doen, om aan te geven hoe men gezind is ten opzichte van voorstellen en plannen van wetgeving en sociale hervorming, die in onze dagen aan de orde zijn. Neen, zegt nu weer een ander blad „de Volksstem", geheetenra dicaal beteekent veel meer, het wil zeggen, dat men op politiek en soci aal gebied ageert zonder den invloed van een kerk, kring, of partij. Gesteld eens, dit was waardan zou er door het woord „radicaal" nog alleen aangeduid zijn, waarin de radicalen niet wortelen. Maar het positieve begrip waarin zij wèl wor telen, en wat zij wèl voorstaan, zou dan toch ontbreken. En tevens is daarmede erkend, dat de radicalen van hun standpunt geen aanspraak kunnen doen gelden op de vorming van eene afzonderlijke partijwant zij willen juist allen partij-invloed weren. Maar welk een rjdele illutie is het om vrij te willen blijven van allen kerkelijken, partij- en stands invloed. Alsof de inensch geen reke ning moet houdeu met zijne omge ving, en alsof de kerk kon genegeerd worden. Waarlijk zulk een illutie toont de door en door revolutionaire gezind heid der radicalen aan. Daaruit spreekt eene neiging om het ver band waarin God het menschdom geplaatst heeft, totaal te verbreken, en om de burgerlijke zaken to be handelen als bestond er geen verle den. Yooral ook de neiging om buiten het Godsbestuur om te leven, en de kracht van het Evangelie te niet te doen. Helaas, dat is nu de „richting" van velen in onze dagen. Sommige radicalen willen daar nog de tint van het nieuive aan ge ven, ter onderscheieing van de libe ralen. Maar ook dit zal wel een ijdele poging zijn. Reeds in '77 schreef b. v. de Arnhemsche Courant aan de Stand aard „Wees eerlijk en misleid uzelven noch anderen. Laten de bovenna tuurlijke openbaringen tot de gods dienstige zaken, tot geloof en Kerk bepaald blijvenwij bemoeien ons er niet meê. Maar waar moet het heen, zoo wij ook bovennatuurlijke openbaringen in de politiek krijgen Maar al willen velen den Almach tige er buiten houden, God laat zich niet bespotten. Hoe ook ontkend, gevreesd en tegengestaan, het Gods bestuur gaat door1 en de mensch die niet leven wil in het verbond en naar de wetten en onder dein- «#?s? Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. &ns Paaschfeest. Bi lesbevoegdheid. Eindelijk terug. 18. Hoofdstuk V. „Kom mede, opdat ik er u van over tuigen zal hoe eerlijk de jongen is. Zoo vaak hij van huis gaat, moet hij mij den sleutel afgeven niets is dus gemak kelijker. Ik vraag u slechts den tijd om een kaars aan te steken, want uit alle securiteit is de bergplaats in den kelder." Hij nam een fraaien blaker van zijne schrijftafel op en ging den leeraar met vasten tred voor, door de lange marmeren gang en langs -een trap, die naar de kelders geleidde. Visser gevoelde zich aan eene diepe ontroering ten prooi. Hij durfde niet aan zijne sombere vermoedens toegeven, en toch had hij den vader wel willen toe roepen „Neen, ga nietBespaar uzelven het vreeselijke dier ontdekking Zwijgend bereikten de beide mannen de plek waar het fonds geborgen zat. Het was een ijzeren kast in den muur gemetseld. „Zie," hernam de heer Van Overwater, „hier heeft het niets te duchten. Telkens als wij naar de stad terugkeeren, neemt Willem er alles uit en brengt de stukken in een valies naar ons huis aldaar over, waar ik eene soortgelijke kast heb. Men kan dan ook geen voorzorgen genoeg nemen het is het eigendom der gansche familie, en ik ben er aansprakelijk voor." Hij zocht naar den sleutel, zijne vroo- lijkheid was wedergekeerd niets dat hem ooit zoozeer in zijn nopjes bracht, als de gedachte aan dit familiefonds, dat de eer van zijn geslacht moest ophouden, en nog nooit eene uitkeering had behoeven te doen. Wij zij n sedert eeuwen solide menschen geweest," ging hij voort, den sleutel in het slot stekende, „en dat is maar de hoofdzaak hier beneden. Als men zijn geld versnippert wordt men arm, en dat brengt tot vervalmen kan geen eere- posten meer aannemen men moet met lieden van minderen stand omgaan, men doet een dwaas huwelijk, de kinderen worden armzalige kleine ambtenaartjes; dat geschied dagelijks met andere goede families maar bij ons behoeft men niets dergelijks te vreezen. Zie eens, Visser of mijn zoon ook een goed administrateur is, en of men geen ezel zou moeten zijn, om hem nog langer te verdenken. Hier liggen al de verschillende pakken effecten, in papier gewikkeld en verzegeld met zijn eigen cachet. Alles is in de volmaak- ste orde. Lees maar eens de opschriften. Hier is een pak met tien Russische spoorwegen. Hier hebt gij er een ander met twintig Weener Metalieken en zoo gaat het voort. Daarginds ligt ook de lijst met opgave van nummers, enz. Alles is even netjes geschikt. Zijt gij nu eindelijk overtuigd En hij zag zijn bezoeker zegevierend aan. „Ik wensch niets liever dan het te wezen, mijnheer," antwoordde Visser aar zelend, „alleen „Alleen wat? Is het dan nog niet genoeg „Helaasmijnheer. Ik zou uw zoon zoo gaarne de eerlijkheid in persoon gelooven. Ér is een middel om het mij te bewijzen. Laat mjj den inhoud dier pakken zien, en ik beloof u, dat ik de eerste zal zijn tegen over een ieder zijne partij op te nemen." „Den inhoud Maar die staat er immers boven op geschreven klonk het ver baasd. „De hemel vergeve mjj mijn twijfel maar overtuig u ten minste zelf of die opgaaf juist is." „Ik begin te gelooven, dat gij het verstand verloren hebtriep Overwater driftig,„en Willem zal de eerste zijn om u, bij zijn terugkeer, rekenschap te vragen van uwe schandelijke vermoedens maar ik zal u dan bewijzen hoe ongegrond zij zijn, al kost het mij ook veel den jongen te moeten zeggen dat ik verplicht was zijn zegels te verbreken. Weet intusschen één ding, mijnheer gij vervult op treuri ge wijze uw herdersambt. Indien iemand het goede van anderen moet denken, dan is het wel de man, die de eer heeft eiken Zondag het Evangelie te verkondigen. Gij moest u schamen over uw argwaan." „Uw zoon staat voor het oogenblik onder verdenking, mijnheer. Het is mijn plicht hem te kunnen verdedigen en mij zelf te overtuigen, dat hij valschelijk beschuldigd wordt." „Hoe gij het ook uit wilt leggen, ik behoud mij het recht voor uwe handel wijze te beoordeelen, gelijk zij' dat verdient. Ziehier, en twijfel dan nog langer zoo gjj kunt Hij had het pak met de Russische aan- deelen genomen en haastig den witten omslag losgescheurd maar op eens deins de hij loodkleurig achteruit. Zijn gelaat nam.eene vreeselijke uitdrukking aan, en zelfs Yisser's hand, die nu de kaars vast hield, beefde. Het keurig ingewikkelde en verzegelde pak bevatte slechts oude couranten. „Dat is niet mogelijkstamelde de ongelukkige vader, „het moet een ver gissing zijn Willem heeft de stukken zeker de laatste maal in haast ingepakt, er zal één pak te veel wezen. Wij moeten nu een tweede openmaken. Hier, de Turken, Yissermaar doe gij het, ik kan mij nauwelijks staande houden," en hij leunde zwaar tegen den muur aan. „Maar haast u dan tochziet gij niet dat ik half dood ben van schrik." Visser's vrees werd maar al te zeer bewaarheid. Ook het tweede pak bevatte niets dan oud papier. „Nu de andere kermde de vader. „Ik wil alles zien, alles weten 1" Eén voor één werden de omslagen opengescheurdmaar vergeefser was niets in overgelaten. „Niets meerkreunde de heer des huizes, „nietsEn hier lag meer dan een ton „Kom mede, mijnheer!" zcide Yisser, diep bewogen, terwijl hij de papieren in de kast wegsloot. „Niemand mag dit bemerken, en ik geef u mijn woord dat geen sterveling het ooit van mij hooren zal maar laat ons naar uwe kamer terugkeeren gij kunt hier niet langer blijven staan." De grijsaard antwoordde nief en liet zich sprakeloos naar boven geleiden, telkens struikelende op de trap, alsof hij beschonken ware geweest. Alles dui zelde voor zijne oogenhet daglicht verblinde hem, en hij liet zich steunend in een leuningstoel neervallen. „Zal ik uwe vrouw roepen vroeg de predikant, die hem niet zonder onrust aanstaarde. „Neen," antwoordde hij, met doffe stem. „Laat haar nog zoolang mogelijk hare gelukkige onwetendheid. Ik ben eenman, ik moet zien het te dragen maar gij weet niet wat, het is. Liever had ik gezien dat men mij het hart uit het lijf scheurde. Ik heb den jongen te lief gehad 1" Hij bedekte het gelaat met de handen en barstte los in tranen dat was zijn behoud. Zie vervolg Tweede Blad.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1