Vrij da g Ti Maart 1896 VMS BI 2 JJJ-I! UiLAiJilSfllI 3 til W, 11 '11 Elfde Jaargang No. 545. An tirevo lu lion air Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. IN HOC SIGN O VINCE S uitgever: T.BOEKHOVE N. SOMMELSDiJMi. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. liedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aa§a den Uitgever. deugden" tenminste dien eenen on- twijfelbaren plicht der matigheid zoeken in te prenten. Maar, de heer Borgesius erkent dat deze toeleg in de verste verte niet algemeen is. Sommi ge onderwijzers meenen, zoo schrijft hij, dat men hen wil overhalen zich te bewegen op een terrein, dat bui ten hun eigenlijke taak ligt. Ande ren zijn ongeschikt tot het inprenten van het beginsel der matigheid. We der anderen missen de kennis van het drankvraagstuk. Nog anderen zijn het niet eens over de wijze, waarop de school aan de drankbe strijding is dienstbaar te maken. Eindelijk is er geen voldoende me dewerking bij regeering en school toezicht. Dit moet anders worden, meent de heer Borgesiusde school moet het opkomende geslacht beter te- werken. En het „Nieuws van den Dag," deze vermaning met instemming overnemende, voegt er aan toe „De mensch wordt geboren met vatbaar heden, met aanleg, met teere plek ken in zijne ziel. Maar op dat „naturel" als bodem is iets te schrij ven een karakter." Dat karakter te griffelen in de ziel. ziedaar de taak van de school. Zij kan dat door lezen en schrijven, door aar drijkskunde en historie, door rekenen en natuurkunde, door les en door lied. Zij kan dat door de persoon lijkheid van den onderwijzer vooral. En meer nog zoo dunkt ons door het los daarheen geworpen woord, dan door opzettelijk onder wijs. „Wie de school heeft, heeft het volk." Is dat waar? Men wijst op vele euvelen, en zegt dan gij hebt nu vele jaren de school gehad, en hoe is nu uw volk Toch wen- schcn wij de uitspraak dat wie de school heeft, ook het volk heeft, niet te laten vallen. De stelling is waar, wanneer de school zich maar richt tot het hart des kinds. Richt zij zich alleen of ook maar voornamelijk tot zijn verstand, dan is zij een onnut ding, een klinkend metaal of een luidende schel. Maar bewerkt zij de harten der kinderen, dan bereikt zij ook hunne hooiden, dan bereikt zij de kinderen geheel en al, en daar mede het volk der toekomst." Precies zoozeggen wij hierop. Maar omdat dit nu zoo is, omdat er bearbeiding van het hart moet plaats hebben, en omdat dit werk zoowel verkeerd als goed kan aangevat wor den, daarom is die school waar de opvoeding mag geschieden overeen komstig de overtuiging der ouders, dan ook onmisbaar. Zoo komen vroegere bestrijders ons thans te hulp. Een SMoerenhonti. Druk wordt tegenwoordig door de roomsch-katholieken het plan bespro- keu om een christelijken Boerenbond op te richten, en zulks in navolging van het buitenland, b.v. België en Duifschland. Men stelt o. m. de vraag of zulk een Bond bepaald voor protectie moet ijveren, of hij in zijn reglement moet bepalen, dat hij bij de stoffelijke ook de gods dienstige en zedelijke belangen zal behartigen, of ook lieden van ver schillende godsdienstige en politieke gezindheden er zich bij kunnen aan sluiten, of de geestelijken er bij zullen geraadpleegd worden en zoo meer en uit de daarover gehouden gedachtenwisseling blijkt dat sommi ge rooinsche voorstanders den Bond niet uitsluitend tot een roomsch- katholieken Bond willen maken, maar hem liever op „algemeen chris- telijken" grondslag vestigen. En met het oog op dit laatste komt dan natuurlijk de quaestie aan de orde wat men verstaan zal onder „alge meen-christelijk" of halt en half modernen er ook bij toegelaten zullen worden. Dit laatste staat o. i. wel te vreezen, omdat de roomschen, als zij het over de protestanten hebben, niet gewoon zijn, behoorlijk en dui delijk te onderscheiden tusschen de positieve protestanten en de naam- dragende ongeloovige protestanten, en ook omdat zij zich in het dage- lijksch leven voor allerlei maatschap pelijke belangen gemeenlijk veel meer ophouden met de wereldschgezinden dan met de echte protestanten. Trou wens, deze christenen worden van zelf uitgesloten of althans afgestooten als de roomsche geestelijkheid geheel of gedeeltelijk de leiding krijgt. En hiertoe schijnt de roomsche partij te neigen. Tenminste als men mag af gaan op hetgeen de Noord-Brabanter dezer dagen schreef. Daarin wordt reeds het denkbeeld geopperd om eene circulaire aan de pastoors te zenden met verzoek, dat zij de voor naamste boeren samenroepen, ten einde hen tot het stichten eener Boerenvereeniging op te wekken. Wij zullen moeten afwachten wat er verder van de zaak komt, maar gelooven in geen geval aan de eenigs- zins bestendige samenwerking van pastoors en predikanten voor sociale doeleinden, ook al laat zij zich in theorie best verdedigen. Zij zou in strijd zijn met onze landhistorie, en zij zou afstuiten op de bekende gedraging der roomsch-katholieken, waarbij de kerk in alles voorop blijft staan en de vrije ontwikkeling der godsdienstige beginselen wordt te gengehouden. 3/ieuwe kiezers. De nieuwe kieswet zal, naar men gist, tegen half Mei in de Tweede Kamer in openbare beraadslaging komen. En inmiddels houden som migen zich bezig met uit te rekenen in hoeverre de werklieden door het ontwerp van Minister van Houten met het kiesrecht bedeeld zullen worden. Dr. Yitus Bruinsma deelt in het „Friesch Volksblad" het re sultaat mede van een door verschil lende politieke groepen ingesteld onderzoek, loopende over 174 arbei ders, n.l. in Gorredijk en Kortezwaag 56, meest handwerksliedenin Lan- gezwaag 49 veld- en veenarbeiders in Wijnjeterp 26 veldarbeiders in Beets 17, meest turf makers, en in Jubbega 26 veld- en veenarbeiders. Volgens dat resultaat zouden er, bij aanneming van het wetsontwerp 85 van deze 174, dus bijna de helft kiezer worden. In andere plattelands gemeenten echter zou de uitkomst minder gunstig zijn, omdat de in deze berekening opgenomen hand werkslieden uit Gorredijk een buiten gewone welvaart genieten, en ook omdat er vergelijkenderwijs te veel ambachtslieden naast te weinig veld en veenarbeiders zijn genomen. In de aangehaalde streken van Friesland behoort de overgroote meerderheid tot de veld- en veenarbeiders, en zeker niet meer dan 1 op 7 of 8 tot de ambachtslieden. Doch ook al blijven de arbeiders van Gorredijk en Kortezwaag buiten de berekening, en al maakt men alleen van de overige 118 veld- en veenarbeiders de balans op, dan krijgt men 54 kiezers tegen 64 niet kiezers, dus weer bijna de helft. Nu zijn hier arbeiders genomen, die in den regel hun brood hebben, en dus niet de eigenlijke arme ar- Alïe stukken voor «Ie Eén nieuw getuigenis voor tie christe lijke schooi. Reeds vroeger wezen wij er op, hoe 3ommige tegenstanders van de vrije school uit vroegere dagen tegen woordig, gedreven door vrees voor de sociale gevaren die dreigen, on willekeurig nu en dan het pleit opnemen voor de christelijke school, wanneer zij stilstaan bij den grooten invloed der onderwijzers, bij de vor mende kracht van de school als zoo danig. Thans heeft de heer H. Goeman Borgesius door in een opstel in de Maart-aflevering van de „Vragen des Tijds" de school op te roepen als krachtige bondgenoot in den strijd tegen den ontzielenden invloed van het drankmisbruik, het aantal liberale getuigenissen ten gunste van het vrije onderwijs met éen vermeerderd. Want dit spreekt toch vanzelf, dat als de onderwijzers ten opzichte van eene enkele speciale zonde zeer veel aan het kind kunnen arbeiden, omdat het kinderlijke gemoed zoo ontvan kelijk en buigzaam is, en omdat er zulk een nauwe betrekking bestaat tusschen leermeester en leerling, dit óok gelden moet ten aanzien van andere neigingen, ja ten op zichte van geheel het menschelijk leven. Welnu, de heer Goeman Borge- sius zegt duidelijk, dat naast het huisgezin mede de school don groot sten invloed op het kind heeft, en dat de school in menig geval zelfs moet herstellen hetgeen er in huis wordt verwaarloosd of bedorven. Geschiedt dit dan ook werkelijk op de openbare school O neen Zeker, er zijn er wel onder de on derwijzers, die bij alle verschil over „maatschappelijke en christelijke FlfuÏLLET ÖN. Eindelijk terug. 17. Hoofdstuk Y. Eon oogenblik heerschte er stilte tus schen de beide mannen. Een onheilspel lend voorgevoel had zich van den hooghar- tigen vader meester gemaaktmaar spoe- digschuddehij dien pijnlijken indruk weêr af en antwoordde luchthartig „O Ik raad het reeds het zal de een of andere jongensgrap wezen, en ik begrijp dat dit een predikant als eene misdaad voorkomt; maar Willem is niet opgeleid tot de Evangeliebediening, hij is noch braver noch slechter dan zijne tijdgenooten, en zoo hij de eene of andere dwaasheid heeft begaan, dan zal zij wel niet zoo onherstelbaar wezen, of wij kunnen haar met ons geld goedmaken. Men moet toege vend zijn met de jeugd. Losbollen worden later de beste menschen." „Ik wilde dat ik u slechts op eene dwaasheid te wijzen had, mijnheer, ook al kunnen de „grappen" der jeugd onher stelbare gevolgen hebben maar hier staat vrij wat erger op het spel. Uw zoon, mijn heer, en geloof vrij dat ik veel zou geven om u dezen slag te besparen, uw zoon heeft niet minder dan een misdrijf gepleegd." „Dat is niet mogelijk, mijnheerriep de heer des huizes uit. „Nog nooit heeft een O verwater vergeten wat hij aan zijn naam verschuldigd was, en de persoon, die u dat heeft willen doen gelooven, is een voudig een lasteraar." „Ik zal u ronduit moeten zeggen wat er geschied is," hernam Visser, wiens taak al zwaarder en zwaarder werd. „Gij weet waarschijnlijk dat Dirk Van Loo in hech tenis is genomen „Ja, maar het heeft mij niet verwonderd. Wie eens gestolen heeft „Kan zich beteren, mijnheer. In elk geval is de arme jongen ditmaal onschul dig een ander hoeft hem onder verden king willen brengen door hom op het uur van den diefstal in de nabijheid der remises te roepen. De brief, dien hij daartoe ont ving, is gevonden." „Zeg liever dat het een fijn overdacht spel van Van Loo was, om zichzelf vrij te pleiten." „Neen, mijnheer, want de man, die den brief schreef, is gevonden het is Dries- sen." „Ook al niet veel beter dan Dirk. Zij zullen het plan samen hebben overlegd," klonk het minachtend. „Volstrekt' niet. Driessen heeft een rijksdaalder ontvangen om die regelen te schrijven en hij verzekert dat het uw zoon is, die hem daarmede heeft belast." „En gij zjjt dom genoeg om die laster praatjes te gelooven riep de landheer driftig uit. „Ik moet het wel, want Driessen is het aan de justitie gaan verklaren. Ik kan niet aannemen dat iemand zich vrijwillig onder het bereik der wet zou stellen, als het hem slechts te doen was om een verdichtsel uit te strooien. Buitendien heeft de man niets tegen uw zoo die hem dikwijls het een en ander liet verdienen." „Dat is waar, en zóó wordt mijn arme jongen voor zijne menschlievenheid be loond Maar het is immers te gek om van te spreken neem eens aan dat die brief op zijn last geschreven werd, dan is het nog op zijn ergst genomen slechts een flauwe studentenstreek. Welk voordeel zou Willem daarbij gehad hebben „Er is ingebroken, mijnheer de dader was goed op de hoogte van den toestand, want de directeur had dienzelfden dag pas drie duizend gulden in bas ontvangen deze gansehe som is verdwenen en de perroon, die haar zich toeeigende, had er wel degelijk belang bij zijne schuld op een ander te laden." De beer des huizes was overeind gesprongen. Zijn anders vuurrood gelaat werd donkerblauw, zijne aderen waren op het voorhoofd gezwollen, zjjne hand klemde zich krampachtig om de leuning van een stoel, en hij bromde „Zoo gij geen predikant waart, mijn heer, zou ik u het huis uitgooien nu kan ik u alleen verzoeken onmiddellijk heen te gaan en het nooit weder te wagen een voet over dezen drempel te zetten, alles is tusschen ons afgedaan." Ook Visser was oveieind gerezen. „Ik zal u mijn gezelschap niet opdrin gen, mijnheer," sprak hij bedaard, „maar al begrijp ik ook dat gij in de onschuld van uw zoon blijft gelooven, is het mijn plicht er u aan te herinneren dat de justitie Willem opsporen zal. Volgens hetgeen zijne zuster mij gezegd heeft, bevindt hij zich op het oogenblik in Den Haag. Ik keer onmiddelijk per rijtuig naar het dorp terug. Hebt gij mij ook een telegram voor uw zoon mede te geven Dit voorstel na de hem toegebrachte beleediging, trof den trotschen man zóó zeer, dat hij Visser de hand toestak. „Gij moet mij mijn uitval van daareven vergeven," zeide hij bijna hartelijk. „Ik had behooren in te zien, dat gij slechts te ver gingt in uw verlangen mij en den mijnen van dienst te zijn. Neen, ik heb geen bericht aan Willem te zenden, om de eenvoudige reden dat de justitie niets met hem te maken heeft en geen oogenblik de dwaasheid zal begaan hem van iets te ver- denben. De heeren der rechtbank kennen ons, en zij weten, dat wij het recht hebben ons onbarmhartig te betoonen voor eiken schavuit. Die Driessen heeft ons zeker geld willen afpersen. Een Overwater van dief stal betichten Men moet stapelgek wezen om het te doen. Ik zal u bewijzen hoe krankzinnig het is mijn zoon te verdenken. Voordat men een inbreker wordt, zou men toch allereerst het geld gebruiken, waar men zelf aan kan komen. Het is waar, ik heb altijd streng geweigerd hem een cent meer te geven, dan wat ik hem per maand had toegezegd, maar dat was dan ook eene ruime som meer dan hij noodig had, en zóó groot was mijn vertrouwen op hem, dat ik hem al sedert eenige jaren het familie fonds liet beheeren, dat ik voor al mijne neven en nichten bewaar." „Hebt gij dat gedaan vroeg Visser verschrikt. „Ja, mijnheer, het was om hem de waarde van het geld te leeren kennen. Hij moest de coupons der stukken knippen, de renten innen, en vroeg mij dan raad orr trent de effecten, die wij er opnieuw bij zonden nemen." „En beruste het kapitaal onder zijne bewaring Wo rdt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1