Yrijdag 14 Februari 1896. Tiende Jaargang No. 539. «ia id sa üisuïïüsiiü mum Antirevo lutionair Orgaan m HOC SIGN O VINCES FEU 1LLETON. SI T.BOEKH O V E N. m* nest wor- igronden at en op iphaat en Op zeer cht eene bijtende den. met 800 1 Kainiet fare, m grond, 150 Kilo en doen. laarmede nog niet taat veel ;ang-kan le grond- te hoogen t gebrek want al liet meer iden toch ben, om- te steeds iere land- snwel te es te gras- e, minder m, waar- rhand. aag, dan andere and goed truimeid het jaar het daar- nr wortel- id geven ruimelen sommige eheel niet >ogst zijn, voor; het ter ge- iken. Op men vóór i op zand- het Tho- niet aan vóór de verzaden nachtigen het land voorspelt, olgt aan- en groot te gronde and eerst te zware ntjes on- oog, dan het uit hebben, cht bijv. wij ls veel die dek- n stoppel oeten die laid wor- nbeveling den in 't n echter voorjaar r in Juli ,r zaaien, ekvrucht. et zaaien r als dek- doel om f maaien, ge weide n de gras- twikkelen weide de en, kun- t voorjaar geregeld kwaliteit arlijksche dan de met 400 later als bevat met E.A. De waar het igen in 't m Kianiet n Maart, en mijner maar ik nooit ge- van uwe tkomsten, on." Dit over de enstellin- et is niet nog meer erkrijgen, n trouw i met stal- irenge dit pale zich eststofïen. tmest zit mend ver- Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nnmmers 5 Cent. SOMMEB.SHI.5H. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. BBeginsel en politiek. Van de zijde van hen, die bewe ren, dat het er minder op aankomt eene politieke partij als zoodanig te organiseeren, mits slechts het pro gram van beginselen in eere blijft, werd nu kort geleden weer betoogd, dat bij de meeste onderwerpen, die in de Kamer behandeld worden, haast geen politieke partijen zijn te onder kennen, omdat lieden van allerlei richting en kleur daarbij samengaan öf omgekeerd de z.g. partijgenooten elkaar telkens tegenspreken. Alleen als de godsdienst er meê gemoeid is, zoo werd er bij gevoegd, ziet men de partijen soms als kemphanen tegen elkaar invliegen, maar anders gaat de strijd meer over de beteekenis van zekere formuleeringen en over de vermoedelijke gevolgen van nieuwe wetsbepalingen, zonder dat die 3trijd verband houdt met de partijverdee- ling, die sedert lang in zwang is. Zulk eene uitlating is wel waard, dat men er eens notitie van neemt, want zij geeft aanleiding tot de vraag, wat dan toch wel de beteekenis is van het vasthouden aan het beginsel program. Dat program men weet het immers geeft niet slechts in hoold- trekken aan, hoe de antirevolutionai ren verlangen, dat kerk en school van overheidswege zullen behandeld wordenmaar tevens stippelt het voor alle voorname staatkundige quaestiën de te volgen gedragslijn uit. Nu spreken wij volstrekt niet te gen, dht men in de Tweede Kamer bij het handelen over begrootingen, belastingen, stukken van sociale wet geving, legerinrichting enz. niet be merken kan van welke richting de elkaar opvolgende debaters zijn. In derdaad zal dit wel zoo wezen. Maar wel verre van daarop nu de stelling te bouwen, dat dus de partijgroe- peering er minder op aankomt, zou den wij uit dien bestaanden parle mentairen toestand veeleer willen af leiden, dat er te ijveriger naar ge streefd moet worden om tot een deug delijke partij-organisatie te geraken. Want wat iswat bedoelt zulk eene organisatie Zeker nietdat men van elke klei nigheid eene partijzaak maakt, en gezamenlijk eene beslissing neemt omtrent meê- of tegenwerken. Och neen, dat moge men in club jes en kransjes zoo gewoon zijn, maar eene politieke partij zou al zeer zie kelijk ontstaan wezen, indien zij de dingen zóó op de spits dreef. Men zou daardoor het bestel Gods miskennen, daar het onder 's Heeren voorzienig bestuur is, dat wij in het zelfde land saamwonen met burgers van verschillende overtuigingen, zoo dat wij met die andersgezinden vele belangen gemeen hebben. Waar nu behartiging van die be langen mogelijk is zonder ons als partij van andersgezinden af te zonderen, is het zelfs plichtmatig om geen partij vlag te hijschen. Maar wèl eischt eene goede partij organisatie, dat men te alle tijden gezamenlijk overlegt, boe de begin selen in elk stuk van wetgeving tot hun recht te brengen zijn. Verzaakt men dat overleg, laat men de toepassing der beginselen na, dan duurt hot niet lang of het pro gram wordt enkel als eene leuze beschouwd, en het verliest zijn prac- tiche waarde. En alsdan beduidt het zeggenwij houden ons aan het program" eigenlijk niets. Neen, program en partij zijn niet te scheiden. Wie het eene wil, moet ook het andere aanvaarden. En zulk eene organisatie komt niet vanzelf tot stand. Daarvoor is gesta dige bestudeering van het program noodig, en daarna uitlegging van de beteekenis van zijn onderdeelen aan de minder ontwikkelden. Zoo alleen worden die minder ontwikkelden ook in staat gesteld om onderzoek te doen omtrent de candidaten voor de Tweede Kamer. Terwijl het anders eene zaak van blind vertrouwen blijft. De slotsom van deze overweging is alzoo dat zij, die zeggen eene beginsel-politiek voor te staan bui ten partijverband, in werkelijkheid hun beginselen meer en meer opgeven. Hamers van arbeid. Eindelijk is er van Regeeringswege een wetsvoorstel ingediend tot het instellen van Kamers van arbeid. Reeds eenigen tijd geleden hebben een paar Kamerleden, de heeren Schimmelpenninck v. d. Oye en Pyt- tersen, hetzelfde beproefd maar een Regeeringsvoorstel heeft altijd meer kans van slagen. Er loopt verschil over de vraag, of die Kamers van arbeid enkel de Regeering zullen adviseeren omtrent de wetgeving op den arbeid, dan wel of haar beslissingen bindend zullen zijn voor de Overheid. Wellicht zal niet het laatste, maar het eerstgenoemde worden doorgezet. Maar de arbeiders zullen dan toch volgens het nu aanhangig ontwerp de gelegenheid krijgen om zich langs ofliciëelen weg over hun belangen uit te spreken, en de Regeering zal uit den aard der zaak dan wel reke ning moeten houden met hetgeen de Kamers als noodig en nuttig aange ven. Anders toch zou de ontevreden heid onder de arbeiders nog grooter worden dan zij thans reeds in meni- gen kring van werklieden is, en men kan niet veronderstellen, dat zulk een negatief resultaat stoutweg door de machthebbenden zal getrot seerd worden. Men is nu eenmaal tamelijk algemeen overtuigd, dat of schoon de arbeiders slechts een deel der bevolking uitmaken, en naast hen tal van andere standen er recht op hebben, dat hun belangen besproken en wettelijk gesteund worden, noch tans de verhoudig tusschen patroons en werklieden hier en daar zoo on houdbaar is geworden, dat de wet wel beschermend tusschenbeide moet tre den. Een spoedige behandeling van het ontwerp is dan ook zeer gewenscht. Zelfs onder een Kabinet, dat hoofd zakelijk voor de nieuwe kieswet is samengesteld. BSfiiSt AARDfi. DE TRANSVAAL. Uit de ruime stof welke thans weer uit Zuid-Afrika is aangekomen, zullen wij trachten het belangrijkste of interessant ste weer te geven. Aan een zeer lange correspondentie ont- leenen wij slechts enkele bijzonderheden. De correspondent is vol lof over de wijs heid en gematigdheid der Boerenregeering, inzonderheid over president Kruger, die zeer zware dagen heeft doorleefd. Zoo heeft hij Zondag 29 December den gehee- len dag moeten werken, wat hij anders des Zondags nooit doet. Maar, zegt de corres pondent, hij is kalm, vroolijk gestemd, vol vertrouwen op God en op zijn goed recht. Eindelijk terug. 11. Hoofdstuk III. De woning van Yan Loo lag inderdaad op een heelen afstand van het dorp, en dien avond zou Visser niet veel gele genheid tot letterkundigen ai beid meer vindenmaar bij had dit bezoek niet willen uitstellen, nadat hij, reeds laat op den dag, gehoord had, dat men Yan Loo in hechtenis had genomen, onder verdenking van diefstal. De jongeling had in zijne eerste jeugd een misstap begaan, en in dienst zijnde, op zekeren dag een rijksdaalder aan zijn sergeant majoor ontvreemd, om een vriend zijner kinderjaren te helpen. Hij had niets an ders gemeend of hij zou het geld bijeen kuunen sparen en weêr onbemerkt op de kamer van zijn meerdere kunnen te rugleggen; maar de zaak was ontdekt geworden, hij had een zware straf on dergaan, en ofschoon zijn vriend zich- zelt openlijk beschuldigd had de onwil lekeurige aanleiding tot zijne oneerlijk heid te zijn geweest, had hij nooit de vlek kunnen uitwisschen, die nu een maal op zijn leven kleefde. De jonge predikant was juist op Berg- horst aangekomen, toen Van Loo naar het ouderlijk huis wederkeerde; hij had zich den ongelukkige aangetrokken, veel met hem gesproken en hem voor het eerst het schuldige zijner handelwjjze doen inzien. Zijne woorden hadden die pen indruk op den jongeling gemaakt, zóó diep, dat Yan Loo hem uit eigen beweging had beloofd een geheel nieuw leven te zullen beginnen. Hij had in alles zijn raad gevolgd, zich tevreden gesteld met de nederigste postjes, on veranderlijk redenen van ^tevredenheid gegeven, en was op deze wijze einde lijk, dank zij Vissers [aanbeveling, als machinist bij de Stoomtrammaatschappij geplaatst, waar hij achttien gulden in de week verdiende. Hij schonk er ze ventien van aan zijne ouders, bij wie hij inwoonde, en zijne chefs waren altijd even voldaan over hem geweest, totdat er nu gedurende den afgeloopen nacht op hot kantoor van den directeur was ingebroken, en dat toen twee verschil lende personen verklaard hadden hem even na middernacht de richting der woning uit te hebben zien gaan. In het huisje der oude Van Loo's heerschte de diepste stilte; de luiken waren reeds gesloten, als wilden de ou ders niets meer van de buitenwereld zien; en de dominee vond hen sprake loos tegenover elkander zitten, in het kleine achterkamertje, dat uitzicht had op den tuin, dien hun zoon in zijne vrije uren zoo keurig netjes wist te onder houden. Bij Vissers binnentreden slaakte de moeder een kreet van vreugde, terwijl de oude man eerbiedig opstond en de pet van het sneeuwwitte hoofd afnam. „Ochdominee", riep zijne echtgenoot® uit, „do Hemel zendt u; wij waren ten einde raad, en wisten niet meer wat te beginnenmaar gij zult ons helpen, niet waar? Gij kent den jongen, en zult kun nen verklaren dat hij niet schuldig is." „Wie zal het daarom nog gelooven sprak de vader somber, „wie ééns ge- stelen heeft, wordt altijd een dief ge noemd, en toch zou ik er mijn hand voor in het vuur willen steken dat hij onschuldig is." „Ik ben er ook verzekerd van", ant woordde Visser, hem de hand drukken ds, „maar dan moet gjj ook alle hoop behouden hem spoedig terug te zien. Het onderzoek zal immers vanzelf zijn onschuld uitwijzen, en wel verre van iets tegen hem te houden, zullen zijn chefs die onrechtvaardige verdenking trachten goed te maken. Laat mij even gaan zit ten en vertel mij de zaak dan eens breedvoerig." Vader Van Loo had hem een stoel toegeschoven, en zonk toen weder als vernietigd op zijn zetel neêr! „Het is alles mijn schuld," mompelde hij met inspanning. „Ik heb u dat vroe ger nooit willen bekennen, dominee, maar nu kan ik het niet langer op het hart smoren. De menschen op het dorp zul len het u nooit hebben gezegd, want zij weten het niet; wij kwamen hier pas, toen mijn zoon uit de gevangenis was ontslagen. Het was beter voor den jon gen daarna in eene nieuwe omgeving te zijn, waar zijne vroegere vrienden hem niet met den vinger konden nawij zen. De vrouw alleen had over mjjn verleden kunnen spreken, zoo zij dat had gewild; maar ik ken haar, zij zou liever gestorven zijn, nietwaar, moeder „Men moet elkander trouw de hand boven het hoefd houden, dat is niet meer dan plicht," zeide de vrouw, met betraande oogen. „Nu, ik heb het anders niet aan je verdiend, hernam de man bewogen, „want ziet gij, dominee, als iemand on gelukkig is geweest op aarde, dan is het wel deze brave ziel, en toch had ik geen verontschuldiging; ik was we duwnaar toen ik haar tiouwde en al veertig jaar. In mijne jeugd was ik een oppassend huisvader geweest, al loochen de ik ook in dien tijd dat er een God bestond. Als kind had ik wel anders ge leerd, maar ik werkte op de fabriek, en volgde de kameraden naar vergaderin gen waar men, onder voorwendsel van het lot der arbeiders te willen verbete ren, ons allerlei dingen leerde, die een verderf waren voor de ziel. Daarop stierven (een voor een mijne vijf kinde ren, en toen de laatste de oogen geslo ten had, was het ook met de krachten der moeder gedaan, zij kwijnde weg en liet mij alleen achter. Wat er in die dagen in mijn binnenste omging, kan ik u niet zeggen. Ik begon te gelooven dat de aarde door een boosaardig we zen werd bestuurd, dat er slechts ge noegen in vond ons te kwellen. Ik was wanhopig over het verlies der mijnen, en begon te drinken. O! niemand zag het aan mij dat ik een dronkaard was, ik was zelfzuchtig genoeg om bij allen voor een braaf mensch door te gaan en mijn post te blijven behouden; maar als ik 's avonds van het werk thuis kwam, dan greep ik naar de jeneverflesch, tot dat ik van niets meer afwist. Na verloop van ee* jaar dacht ik aan hertrouwen misschien zou het geluk dan wederkee- ren; ik was nu opzichter en verdiende goed geld, zoodat mijn gezin geen hon ger behoefde te lijden. Ie koos het mooiste, beste meisje van het dorp uit; zij was pas twintig jaar en de menschen zeiden dat zij eene dwaasheid beging, maar zij was eene wees, en dus kon niemand haar weerhouden. Weet gij wat het eerste was wat ik haar zeide, toen zij voorgoed mijn huisje binnentrad? Ik verbood haar streng ooit den naam van God uit te spreken. Zijzelve was geloovig, de arme zial, maar zoo vaak zij mij later tot andere gedachten be proefde over te halen, heeft zij het duur geboet; ja, dominee, ik ging zóó ver dat ik haar menigmaal mishandelde." „Waarom daarover nog te spreken, vader zeide de vrouw, „dat is immers al lang vergeven en vergeten!" „Niet door mij," prevelde de grijs aard, „ik zal het mij nog in mijne ster- vensure herinneren. Zij bleef altijd even geduldig, dominee; nooit heb ik een hard woord van haar gehoordmaar dat maakte mij niet beter, en als ik onzen kleinen Dirk nu en dan hoorde herhalen wat zijne moeder hem van onzen Heer verteld had, dan moest zij het misgelden." „Zeg dan tenminste ook, dat gij al spoedig ophieldt met drinken," verzacht te de vrouw. „Ja, maar dat was ook het eenige, en ik liet het voor het kind, dat ik eene goede opvoeding wilde geven, en wat geld wou nalaten. Ik spaarde van deu dag zijner geboorte af geld op, al zeide ik het nooit aan Dirk, om geen luiaard van hem te makenmaar ik bracht hem op met mijne denkbeelden, en was trotsch Sals een koning, als de knaap spotte met al wat anderen heilig was." „En wanneer zijt gij dan tot inkeer gekomen?" vroeg Visser. „Toen de jongen'voor het eerst ge vangen genomen werd. Hij was mijn geluk, mijn hoogmoed, rnjn alles gewor den ik had hem in dienst laten gaan, in de hoop hem eenmaal de épauletten te zien dragen; en zelfs den dood mijner andere kinderen heb ik niet zóó sterk gevoeld als dien slag. Ik was vernietigd, en toen kwam de vrouw, die toch niet minder bedroefd was dan ik, en zeide mij dat het een straf van den Hemel was, [en dat God nog alles goed kon maken met ons, zoo wij naar Zijne waarschuwende stem luisterden. Ik ant- woorde haar met slagen en vloeken maar zij had eenen waren leeuwenmoed' gekregen, ook zij was veranderd, en ik kon haar niet meer tot zwijgen brengen. Een ganschsn nacht ging zij door met mij van de waarheden te spreken, die ik zoolang had miskend, en eindelijk werd alles mij helder en zag ik in dat zij in hare onwetenheid wijzer was ge weest dan ik." Visser wierp het eenvoudige, ineen gedoken moedertje een blik vol ontroe ring toe. (Wordt vervolgd.) -J m m I J - UITGEVER: - i f i

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1