mmmdmii w
Vrijdag 17 Januari 1896.
Antirevolutionair
Tiende Jaargang No. 535.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEU ILLETON.
T.BOEKH O V E N.
SO MM. EiLSSP SJ M.
AlBe stukken voor cie Redactie bestemd,
Advertentien en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Al iveer een program.
Aan werkprogrammen ontbreekt
het de Liberale XJnie niet. Maar een
beginsel program zoekt ge bij haar
te vergeefs.
Ook nu is er door haar weer een
rijk menu op tafel gelegd, maar of
de schotels, die er op vermeld staan,
ook werkelijk de tafel zullen be
reiken, is hoogst twijfelachtig. (Het
strekt voor veel langer dan drie of
vier jaren.)
Immers, op dit oogenblik open
baart zich weinig werklust en is
het soort meerderheid, dat wij in de
Tweede Kamer hebben, al zeer ne
velachtig van tint.
Alles beweegt en groepeert zich
om de vraag: is de thans aanhan
gige kieswet met of zonder amen
dementen aan te nemenzal zij
genoeg nieuwe kiezers brengen om
de vooruitstrevende elementen ten
minste half te bevredigen, en tevens
niet te veel om de behoud zieken in
het harnas te jagen. En is eenmaal
die vraag beslechtis dat kunststuk
verricht, nu ja, wie dan leeft, wie
dan zorgt, zoo denken de meesten
want dan staan er nieuwe verkie
zingen tvoor de deur, en hangt het
van de nieuwe samenstelling der
Kamer af, welke wetten het eerst
aan de orde kunnen komen.
Heel die programbeweging is dus
wel wat voorbarig. Men kan als li
beraal met zulk een program zwaaien
en schermen, maar meer ook niet.
Veel over dat program redekavelen,
achten wij dus onzerzijds overbodig.
Alleen willen wij opmerken, dat het
de liberale partij niet bevredigt. Na
tuurlijk komt de school-of leerdwang
er weer op voor. Maar wat het ge
heel betreft, wil jde een meerde
ander minder dan het program ver
meldt. Het was beter geweest, zegt
het Handelsbladals de Unie wat
meer aandacht had gewijd aan de
kieswet, en had uitgeteekend hoe
deze moet gewijzigd worden. En
zoo is het. Aan werkprogrammen in
de lucht hebben wij niets.
Conservatief.
Met het gebruik van dit woord
moet men altijd eenigszins voorzich
tig zijn, want taalkundig heeft het
eene andere beteekenis dan er vaak
aan gehecht wordt in de politiek.
De taalkundige beteekenis is al
zeer onschuldig. Conservatief wil
zeggen bewarend, behoudend streng
vasthoudend aan lang bestaande toe
standen.
Het behoeft nauwelijks gezegd, dat
ook de antirevolutionairen dit doen io
velerlei opzicht; zoowel in het bur
gerlijk en staatkundig leven als op
ander gebied.
Hoe meer er namelijk een neiging
onder de menschen opkomt van Gods
ordeningen ter zijde te dringen en
de grondslagen onzer samenleving
aan te tasten, des te ijveriger zullen
de antirevolutionairen daartegen pro
testeeren en aanmanen tot behoud.
Het is om deze reden altijd noo-
dig, dat er bij de betiteling met den
naam van „conservatief" gevraagd
wordt wat het voorwerp der behoud
zucht is. Want gaat het om het be
houd van het wezen der dingen,
dan is het conservatisme eene deugd.
Gaat het echter slechts om het be
houd van den vorm, dan is het lang
altijd geen deugd, want die vorm is
soms geheel versleten en ledig gewor
den, en dan kan het nuttig, ja noo-
dig zijn, hem op te ruimen.
Een verkeerd conservatisme kan
uit een verkeerd inzicht voortkomen
nl. doordat men de bestaande toestan
den voor de beste houdt. Maar het
kan ook voorgewend worden uit partij
en baatzucht, om er zelf in stoffelijken
zin van te profiteeren. Dit is [wel het
slechtste soort conservatisme. Het
ondermijnt het politiek leven en
vervalsc.ht den strijd over onze volks
belangen
stemplicht.
Prof. Van der Wijck te Utrecht
zeide onlangs in de Liberaal dat
stemplicht een middel is, om de zoo
genaamde stillen in den lande, de
vreedzame, nijvere burgers, wie het
onverschillig is tot welke politieke
partij het ministerie behoort, mits
het maar wordt gevormd door man
nen van karakter, die vóór alles het
algemeen belang behartigen, om
die zoogenaamde onverschilligen, de
besten, en de meerderheid uit elke
klasse, naar de stembus te voeren,
opdat hun onthouding aan de geluk
zoekers niet de macht in handen
spele.
Men heeft moeite om te gelooven,
dat zulk eene redeneering kan ko
men van de zijde eens hoogleeraars.
Verbeeld u, lieden die zelf zoo
weinig „karakter" bezitten, dat het
hun onverschillig is, tot welke „po
litieke partij" het ministerie behoort
dat wil dan toch zeggen, welke
staatkundige beginselen het huldigt
zouden bij het ^oen van een
geforceerde keuze tusschen candidaat-
Kamerleden de vraag op den voor
grond stellenwaar zijn de mannen
van karakter!
O ja, als zij dit deden, dhn wa
ren zij de beste kiezers, en zou hun
komst aan de stembus een groote
winst zijn. Want karakter gaat bo
ven een partijwaam, gaat boven ta
lent en vorm. Men heeft veel meer
aan Kamerleden, die weinig spreken,
en veel werken, en zichzelf gelijk
blijven dan aan bewegelijke woord
voerders, die zich overal toe laten
verleiden, en die weinig uitvoeren.
Maar zie zulk een vastheid in
arbeid en houding zoekt ge immers
niet bij lieden, die geen bepaalde
politieke overtuiging bezitten. Neen,
die betere Kamerleden en Ministers
behooren altijd zeer beslist tot eene
partij. Hun arbeid drong en dwong
hen daartoe. En zij willen ook na
tuurlijk het liefst gekozen worden op
grond van aanverwante overtuigin
gen, dus door partij-kiezers. Maar
voor deze is de „stemplicht" over
bodig. D. w. z. zij voeren dien
plicht wel uit zonder dwang.
Transvaal.
Eindelijk terug.
mm m mi
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEYER:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zjj beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
BM2K AAK1&S2.
Opmerkelijk is de ingenomenheid die
men allerwege (en niet het minst in Ne
derland) kan waarnemen, met den uitslag
van het gevecht, op 1 Januari dezes jaars,
bij Krugersdorp, dopr Engelsche uitlan-
ders en Transvaalsche boeren geleverd.
Telegram op telegram wordt „Oom Paul"
toegezonden, ja zelfs de keizer van het
groote Duitschtand bleef daarbij niet
achter, gelijk we reeds in ons yorig num
mer meldde.
President Kruger heeft aan keizer
Wilhelm het volgende telegram als ant
woord gezonden
„Ik betuig uwe Majesteit mijn zeer
innigen en diepgevoelden dank voor den
welgemeenden gelukwensch, mij door uwe
Majesteit gezonden. Met Gods hulp hopen
wij ook verder te doen, wat in ons ver
mogen is, tot handhaving onzer zoo duur
gekochte onafhankelijkheid en tot beves
tiging onzer dierbaren Republiek" en
ons dunkt dat dit antwoord zeer geschikt
is om de sympathie te verklaren, die zelfs
in de meest besliste kringen, in ons vader
land, getoond wordt. Er trilt in deze
regelen een snaar van zuiver hollandsch
Op God zoo wil ik bouwen," en dat
wel in tegenstelling met de woorden van
Wilhelm, aangaande de hulp der mogend
heden.
En dat een man die zoo schrijft, en
met zijn leven toont dat kalm te meenen
in alles tot voorbeeld kan strekken, blijkt
ook weer uit zijne handelwijze ten opzichtte
van den aanvoerder der opstandelingen.
Jameson was gelijk Woensdag uit Lon
den en Kaapstad werd geseind, door den
krijgsraad ter dood veroordeeld, maar
president Kruger liet ook nu weer genade
boven recht gelden en heeft het vonnis
7. Hoofdstuk II.
Ten slotte was de nachtelijke tocht ten
einde. Het was reeds laat geworden. In
de dorpswoningen brandde geen licht
meer; de lieden waren naai bed gegaan;
alleen in de pastorie zag zij nog den
gelen weerschijn eener lamp glanzen.
Zij blikte er naar, als de schipbreuke
ling naar een vuurtoren. Visser bevond
zich dus nog in zijn studeervertrekHet
venster stond open, en indien zij langs
het huis sloop, kon zij naar binnen kij
ken, want zijne werkkamer lag beneden
aan de straat; en schuchter als eene
misdadigster, naderde zij met onhoorbare
schreden.
Het eerste voorwerp dat haar blik trof,
was een nieuw bedje, en daarin lag haar
kind te slapen. De vader had het dus bij
zich willen hebben, opdat het door niets
meer bedreigd zou zijn. Maria kon het
kleine gezichtje duidelijk zien. Wat was
Neeltje schoon en hoezeer geleek zij op
haar trouwen bewakerDe moeder had
het nooit te voren opgemerkt; maar zij
verheugde er zich thans over. Ja, ook
de ziel harer dochter moest als de zijne
worden, even goed, even edel, even on
baatzuchtig. Onwillekeurig hief zij de
handen op, tot een sprakeloos gebed dat
het kind in niets op haarzelve mocht
gelijken.
En daarop gleed haar blik naar de
schrijftafelmaar zij had moeite een
smartkreet te bedwingen. Visser zat als
altijd over den lessenaar heengebogen
zijne beide handen waren in doeken ge
wikkeld maar, dank zij eene boven-
menschelijke inspanning, hield de rechter
toch eene pen omvat en gleed zij rusteloos
over het papier. Ohoeveel moest elke
beweging hem niet kostenen nochtans
arbeidde hij voort, omdat zijn geweten
hem gebood alles aan te wenden om
zjjne schuldeischers te voldoen, zijne reke
ningen. neen, de harete betalen. Zij
vergeleek hem bij de vrienden, die zij
nog slechts zoo kort te voren boven hem
verkozen had, wier leven voorbijging in
het najagen van vermaken, en die geen
ernstiger bezigheid kenden dan het lezen
van een romanen ten prooi aan «ene
diepe aandoening, nauwelijks meer bij
machte zich staande te houden, leunde zij
tegen het kozijn aan en snikte
„Vergiffenis, Visser, vergiffenis!"
Zij vond niets anders te zeggen, maar
het was genoeg; reeds was de jonge man
deodsbleek overeind gesprongen, en snelde
hij op de voordeur toe, om deze voor haar
te ontsluiten.
„Treed binnen, Maria," sprak hij op
gesmoorden toon, „men mag u niet aldus
voor uw eigen huis zien staan."
Zij zonk op een bank in de gang neder,
en zonder hem aan te durven zien, her
nam zjj
„Ik vernam van avond, als bij toeval,
wat hier plaats heeft gehad. Waarom liet
gij het mij niet aanstonds weten?"
„Ik meende het onnoodig uw genoegen
te verstoren. Het kind was ongedeerd.
„Maar gij, Visser, gij waart het niet.
Wilt gij medelijden met mij hebbenO!
ik weet wel, ik verdien het niet; maar
sedert enkele uren is er iets in mij ver
anderd; ik kom u niet vragen mjj nog
lief te hebben, dat moet lang voorbij
zijn, ik was het zoo weinig waard; maar
laat mij uwe wonden verzorgen en uw
schrijfwerk verrichten voor u."
„Onmogelijk Het moet op tijd gereed
wezen, en gij zoudt daardoor aan huis
gebonden zijn."
„Mag ik hier dan niet blijven? Blij
ven voor altijd, VisserIk vraag niets
anders, en zal mij met alles tevreden
stellen, niets meer verlangen dan te
zorgen voor het kind en voor umaar
zeg mij niet dat ik weêr weg moet gaan.
Ik ben ze moede, al die vermaken, die
krankzinnig en schuldig maken wees
barmhartig, en laat mij beproeven nog
enkel eene stille, eenvoudige predikants
vrouw te zijn."
De jonge man boog zich diep over
haar heen en voor het eerst sedert lang
raakten zijne lippen haar voorhoofd weder
aan, terwijl hij met tranen in de oogen,
fluisterde
„Hoe kunt gij vragen of gij blijven
moogt, hier, waar men u zoozeer lief
heeft
Langzaam stond zij op en zag hem
zwijgend aan, als wilde zij in zijn blik
lezen, of hij haar niet uit medelijden
bedroog, en toen, met een diepen zucht
van afmatting, gelijk de jonge duif, die
zich te ver van het nest durfde wagen
liet zij het hoofd leunen aan zjjne borsti
maar nu eerst gaf de jonge man zich
rekenschap van hetgeen hem in het eerste
oogenblik van aandoening was ontgaan.
„Gij zijfc doornat," mompelde hij, „er
woedde een hevig onweêrgij hebt toch
de onvoorzichtigheid niet begaan te voet
te komen P"
„Ja, het was een vreeselijk weêr,"
antwoordde zij als in een droom „en de
weg was vol verschrikkingenmaar.
„Uwe vrienden hadden u niet mogen
laten gaan. Waar zijn zij
„Ik kwam alleen, Visser. Zjj konden
mij niet weerhouden, ofschoon zij het
beproefden, en voor mij in wilden laten
spannen. Ik wilde geen oogenblik wach
ten, en daarenboven, hoe kon ik mij door
iemand laten vergezellen Zij zou den niet
begrepen hebben, dat zjj niet binnen
mochten komen, en in hun bijzij 11 had
ik u niet weêr kunnen zien, nu mjjn
eerste woord eene bede om vergiffe
nis moest zjjn maar dien tocht, dien
ontzettenden toebt zal ik nooit verge
ten."
Visser had haar vol bezorgdheid aan
gehoord hare stem klonk hem zoo zon
derling toe, het was die van een vreemde.
Hij trok haar dicht bij de lamp, en zag
dat hare oogen flikkerden van een on-
gekenden glans.
„Gij hebt de koorts," zeide hij vrien-
deljjk, „en zoo gij mij genoegen wilt
doen, moet gjj u terstond uitkleeden en
gaan liggen. Morgen zullen wij over onze
toekomst sprekenhet verléden is begra
ven en vergeten."
„Ja, het verleden is dood," hernam zij
op zwakken toon. „Oik zou geen groo-
ter pijniging kennen dan wederom het
oude leven te moeten hervatten. Het ligt
achter mjj op dien donkeren, eindeloozen
weg, die mjj van u scheidde."
„Denk er dan ook niet meer aan, dan
om God te danken, dat Hjj u aantoonde
waar geluk en vrede te vinden zijn. Kom,
Maria, wees verstandig, en ontdoe u van
deze doorweekte kleederen, of gij wordt
ernstig ziek."
„En Neeltje dan?"
„Ik zal haar met wiegje en al over
dragen. Zjj slaapt gerust, en zal morgen
o zoo blij zjjn, als zjj u weêrziet."
Maria streelde thans niet langer tegen,
maar begaf zich met loome schreden naar
haar vertrek. Was zjj dan ook lichameljjk
geheel en al veranderd, dat zij nauweljjks
meer een voet kon verzetten, zjj de on
vermoeide wandelaarster van voorheen?
Bij die innerljjke vraag gleed er een
zachte glimlach over hare trekken, het
moest zeker de vreugde zjjn, die haar
zoozeer had aangegrepenen kon zij zich
daarover wel verbazen? Wat zij ook ga-
daan en opgeofferd mocht hebben om
zich gelukkig te gevoelen, zjj was het
nog nooit te voren geweest. Eerst eenige
oogenblikken geleden had zij haar ge
vonden, die parel van groote waarde,
waarnaar het gansche menschdom zoekt,
en sedert was zij zoo rijk, zóó rijk, dat
ieder haar vrij mocht benjjden.
Maar kwam hij daar niet weder op
haar af, die vreeselijke man uit het bosch?
Straks had zij niets bij zich gedragen,
dat had hij zekerlijk geweten en haar
daarom gespaardnu echter moest hij
geraden hebben hoe rijk zjj was, en wilde
hij haar het duur verworven geluk ont
stelen. Ja, daar trad hij weêr te voorschijn,
hij sloop op haar toe, zij zag zijn bijl
flikkeren, en zij moest getroffen zjjn,
want zjj onderscheidde niets meer van
wat haar omringde, en in haar hoofd
brandde eene ontzettende pijn. Zou zij
dus sterven, zonder Vissers vergiffenis,
zonder hem of haar kind te hebben
weêrgezien
(Wordt vervolgd.)