Vrijdag 3 Januari 1800. Antirevolutionair Tiende Jaargang No. 533. Orgaan IN HOC SIGN O VINCES FEU 1LLETON. uitgever: Als dit nummer onder onze le zers circuleert, dan zijn wij reeds in den nieuwen jaarkring 1896 over gegaan. Onwillekeurig denkt men bij de wisseling der jaren aan het verleden en aan de toekomst; want als bij instinct beseft de mensch het, dat de jaartaak en de jaar-ervaring een groot deel vormen van zijne geheele le venstaak en zijne gansche levenser varing. Met andere woorden, wij hebben niet over zoovele jaren te beschikken, noch voor ons zeiven, noch in betrekking tot anderen. De vraag zit dus bij velen boven aan wat wonnen wij het vorige jaar, en wat zal het nieuwe ons opleve ren. Stemt het nu reeds tot moed en vertrouwen in de toekomst, wanneer wij terug mogen zien op een wèl besteden of voor onze belangen voor- deeligen daghoeveel te meer kun nen wij dan opleven bij het herden ken van een jaar van nuttigen arbeid of goeden vooruitgang. Als politiek orgaan hebben wij natuurlijk in de eerste plaats te ma ken met de openbare belangen. In het particuliere leven zijn de gewaar wordingen weer geheel anders en zeer uiteenloopend. Maar vragen wij nu opzichtens laad en volk bestuur en of wij terug mogen zien op een wèl besteed jaar, en of er alzoo aanlei ding is om te vertrouwen, dat wij ook in den nieuwen iaarkring een goed eind avanceeren zullen, dan moeten wij het hoofd schudden en zeggen neen, als wij rondom ons opzichtens het staats de sociale verhoudingen zien, dan vervult veeleer een gevoel van teleurstelling en vreeze ons hart, dan de hoop op een spoedig her stel van verkeerd en verward gewor den toestanden. Het is niet anders, het jaar 1895 was een dof, een donker, een droef geestig stemmend jaar. In 1894 keek men nog vol be langstelling uit naar het einde van de kieswetvoorstellen, door Minister Tak ontworpen maar in het nu pas geëindigde jaar begon er een algemeen gevoelen van verlamming te komen. Zij die slechts even aan de kiesrecht-ontwerpen roken, kre gen al dadelijk den indruk, dat het nog jaren en jaren duren kon, eer wij ,,uit het moeras" uit, d. w. z. van het gebeurde en het gekibbel over de billijk te stellen grenzen van het kiesrecht af zijn. En inmiddels blijven de sociale toestanden even drukkend, of zij verergeren nog. De verhouding tus- schen patroons en arbeiders vond nog geen steun in een behoorlijk bij de wet geregeld arbeidscontractvan de legerbervorming, van betere ka zerneering, van de invoering van den persoonlijken dienstplicht hoorde men niet. De personeele belasting blijft nog steeds drukken op den midden stand, die ook het meest door de bedrijfsbelasting bezwaard is, en het uitzicht op een voelbare ontheffing ontbreekt. De onderwijs-quaestie kwam wel ter sprake, maar slechts in een verkeerden zin want nog steeds [zijn de middelbare en de Rijks-hoogesckolen alleen op de hand van de tegenstanders van het christe lijk onderwijsen het ontbrak niet aan pogingen om ook het lager on derwijs weer iets verder dien kant op te schuiven. Maar nochtans mogen onze echte antirevolutionairen niet wanhopen. waar, rondom ons is het die, als zij wilden, zoo- Het ?s donker. Zy die, als zy veel verandering ten goede konde aanbrengen, ook door hun rijkdom, ja door geheel hun positie in de maatschappij, zitten voor een groot deel bijna even roerloos stil en dat terwijl het gemor der armen aldoor heviger wordt en al meer den bin- nenlandschen vrede bedreigt. Maar het licht komt van boven. By den Heere is uitkomst. Hij ver andert de omstandigheden. Hij doet telkens eene afgesnedene zaak. Hij verlegt naar Zijn welgevallen de keten der historie. Hij keert gevaren en stuit de boozen in hun loop. Hij neigt het hart der machtigen op aarde, en maakt hen dienstbaar tot hetgeen Hij met de volkeren voor heeft. Och, of dan ons gedurig gebed tot Hem opstegelieere trek Gij dit jaar met onze natie op, en betoon U als van ouds een verrassend God. Want waarlijk, zonder Gods bijzon dere hulp staat ons steeds grootere die ellende is allengs meer ellende te wachten om zoo te voorbereid. Zien wij op de antirevolutionaire partij, dan is er een nieuwe reden tot klacht en vrees. Hoeveel schoons brak er in '95 aan stukken. Wat een woordenstrijd is er gevoerd, wat een verwijdering is er gekomen tusschen vroeger saamwerkende broe deren. Doch ook die ellende kan de Heere doen medewerken tot ons nut en tot ons voordeel. Bij Ilem dus de kracht en den moed gezocht voor vernieuwde plichts betrachting. Want let wel, met beschouwingen, met praten zijn wij niet van onze taak af. Ieder heeft voor zich per soonlijk een deel te volbrengen van den arbeid, dien de Heere van ons volk eischt. Ieder christen heeft te getuigen tot Zijne eer met woorden èn daden. O ver den gang van zaken kunnen wij wel eens nadenken, maar verantwoordelijk zij wij alleen voor ons eigen gedrag. Is dit gedrag naar Gods wil, dan mogen wij de toekomst in Zijne hand geloovig overgeven, en óok zóó wordt de moed verlevendigd. Het. nieuwe jaar moge dan voor onze lezers een recht gezegend jaar zijn CORRIGENDUM. In ons vorig hoofdartikel sloop een storende drukfout in. Onder de vooruitstrevende liberalen werd daar de heer Kerkwijk genoemd. Deskun dige lezers zullen begrepen hebben, dat dit Kerdijk moest zijn. ém Deze Courant verschijnt "eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEK HOVEN. SOMMÉULSEIJ Mi. Advei-tentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertenfiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 nur. tfcnatM* Alle stukken voor de ileclsucSIe Pe^leiBEil, Adlvertentlën eis verilere Aiflsisiisisiralie frojico toe te zewcleii c&iiii den i^s'ever. Waar vinden wij moed VOLKEREN BMER. AARDJE. Er is in de Amerikaanscke ïlnic thans schier geen aandacht meer voor al hetgeen nog over de grensquaestie in het midden wordt gebracht, de financieele moeilijkheden zijn het, waar voor men zich nu het meest interesseert. Er is een tekort in de Staatsinkomsten de handelsbalans geeft voor de Vereenigde Staten ongunstige cijfersen als gevolg daarvan stroomt het goud uit de schatkist weg naar Europa, waardoor do Unie bedreigd wordt met een goudagio, dat de verwarring zal doen toenemen en 'slands crediet natuurlijk sterk verminderen. Met spanning worden te Route de tijdingen uit Erythraea tegemoet gezien, want de vredesonderhandelingen schijnen mislukt en inmiddels is Ras Makonnen tot op één uur afstands van Makalle opgerukt, zoodat een treffen ieder ©ogenblik te ver wachten is. Men beweert dat de Shoannen gebrek aan leeftocht hebben, alsmede, dat onder hun lastdieren een epidemie is uitgebro ken. Indien dit zoo is, dan schijnt het te meer waarschijnlijk, dat zij een ontmoe ting met de Italiaansche krijgsmacht zullen verhaasten. Volgens de berichten der ver spieders, die uit Dodo zijn gekomen, zijn de bevelhebbers der troepen van koning Menelik evenwel niet voornemens, een aanval tegen Makalle te wagen. Er zullen in 't geheel 15,000 man uit Italië naar Afrika gezonden worden. Daar van zijn er reeds 5300 het Suezkanaal gepasseerd. Keizer Frans Jozef is ijverig in de weer om zoo mogelijk een verzoening tusschen Caecheu en Duitsehers in Bohemen te bewerken. Hij heeft verschillende Boheemsche leden op den Weener Hof- burg ten maaltijd gehad en hen met aandrang er op gewezen, dat het belang der beid* nationaliteiten de verzoening dringend vordert. De Jong-Czechen heb ben den vorst goede beloften gedaan, onder voorwaarde, dat de stadhouder van Bohemen zijnerzijds de gevoelens der Czechen zal ontzien. Deze opmerking is tegen graat Thun gericht, die als stad houder den Czechen verre van gunstig is. Aan eenige Hongaarsche genoodigden verklaarde de keizer, dat hij een spoedige vernieuwing van den zgn. Ausgleich tus schen Oostenrijk en Hongarije verlangt, want alle onzekerheid te dezer zake be hoort op te houden. In deze dagen, dus ongeveer zes weken voor den door de Japansclie regee ring bepaalden tijd, zal het Liautong- schiereiland geheel ontruimd worden door de Japansche troepen. Eenige plaatsen zijn reeds aan de Chineezen overgegeven. In verband met de ontruiming was een commissie benoemd om de zaak te regelen. De volledige inhoud der tot stand gekomen overeenkomst is deze China betaalt aan Japan dertig millioen taels; het schiereiland mag niet bezet Eindelijk terug. 5. Hoofdstuk I. Den volgenden avond, terwijl men op het terras van den Lagenhof zat thee te drinken, en Maria een ieder met hare geestige gezegden en onverstoorbare vroo- lijkheid vermaakte, ontving men bezoek uit het dorp de notaris en de ontvan ger kwamen, gelijk zij meer deden, een partijtje met den heer des huizes maken. „Nu Yan Heerden, wat brengt gij voor nieuws vroeg de gastheer. „In het geheel niets," antwoordde de ontvanger, „maar ik ben blij Mevrouw Yisser geluk te kunnen wenschen met den goeden afïoop van het gebeurde op de pastorie." Alle aanwezigen keken verbaasd op, en Maria vroeg met trillende stem „Wat is er voorgevallen Ik weet van niets." „Niet? O! ja, Visser heeft u zeker niet willen verschrikken, nu het toch eenmaal voorbij was, en daarenboven kan hij voor het oogenblik natuurlijk niet schrijven." „Maar wat is er dan gebeurd Ik moet het wetenriep zij, overeind springende, uit. „De kindermeid heeft van nacht het ongeluk gehad een petroleum-toestel om te werpen. Uw dochtertje werd nog intijds door haar vader gered en is on- bezeerdde schade is niet aanzienlijk want de dominee heeft alles aangewend om het vuur uit te dooven, en trouwens daar is de assurantie goed voer maar hijzelf i» er leelijker aan toe van morgen kwam hij bij den dokter om zijne handen te laten verbinden. Hij moet gruwelijke pijnen hebben uitgestaan want zij zijn een en al wond." Maria was wederom op haar stoel neergezonken. Alle kleur had haar wan gen en to t zelfs hare lippen verlaten. Dus terwijl zijzelve slechts aan nieuwe genoegens dacht had haar kind in doods gevaar verkeerd was haar echtgenoot gekwest geworden, en zoo diep minachtte hij haar, dat hij het niet eens noodig had geacht haar van dat alles kennis te geven; dat zij bet van vreemden hooren moest „Kom zeide Wouter van Overwater, „gij zijt geheel van streek geraakt doordat bericht, en moet wat op en neêr loopen, om van den schrik te bekomen. Alles wèl beschouwd, is het immers zoo erg nog niet. Neeltje is ongedeerd de schade wordt vergoed, en wat Visser betreft, hij is niet kleinzeerig, anders had hij u wel laten roepen, en brandwonden genezen altijd. Kom mede naar den vijver, het is daar prachtig op dit uur van den avond, en gij moet wat beweging nemen." „Ja," riep een der zusters uit, „en als gij beiden terugkeert, gaan wij mu ziek maken. Ik wilde dat ik mee kon, maar ik bea nog stokstijf van den rit van heden. Het andere jonge meisje kon haar theeblad niet verlaten, en zoo volgde Maria, in smartelijk gepeins verzonken, den zoon des huizes, zonder te luisteren naar hetgeen hij haar vertelde; maar op eens schrikte zij wakker en riep uit „Ik moet naar Berghorst terug. Ik heb hier geen rust of duur meer. Bewijs mij een grooten dienst: keer alleen naar de uwen terug, en maak alles goed bij uwe ouders; ik begeef mij naar het dorp." Vol verbazing staarde de jonge man haar aan; in zulk een staat van ontroe ring had hij haar nog nooit gezienbij had haar daarvoor niet eens vatbaar ge acht, en hij wendde al het mogeljjke aan, om haar van haar overijld besluit af te brengen. „Gij wilt u met eigen oogen overtuigen dat uw kind waarlijk ongedeerd is, en ik begrijp dat; ik zal er u zelf heenrijden. Wacht slechts even op het tentwagentje, ik ga het terstond laten inspannen." „Neen," gaf zij met koortsachtige ge jaagdheid ten antwoord, „ik ga te voet en alleen. Voordat men ingespannen heeft ben ik al bijna thuis." „Dwaasheid Maria Het wordt donker en de weg is onveilig." „En mag ik mij dan nog om eigen veiligheid bekommeren, ik die mijn kind aan allerlei gevaren blootgesteld liet?" „Wacht ten minste tot onze bezoekers weer naar huis rijdenzij zullen u met vreugde meenemen en morgen halen mijne zusters u weer af." „Neen ik kan niet wachten," gaf zij driftig ten antwoord. Ik moet gaan. Ver ontschuldig mjj bij uwe moeder, zeg haar hoe dankbaar ik haar voor hare gast vrijheid en vriendschap ben; maar de gebeurtenis van dezen nacht was helaas noodig, om mij te doeu inzien dat mijne plaats niet hier is, maar aan eigen haard. Tracht mij niet te volgenik wil alleen gaan." En in hare anders zoo lachende oogen las hij zulk eene uitdrukking van wan hoop, dat hij er ondanks zijne lichtzin nigheid door getroffen werd en terugtrad, om haar ongemoeid te laten gaan. Een kwartier later voegde hij zich bij het gezelschap. Hij zager knorrig en half verlegen uit en zeide op spijtigen toon „Gij hebt ons een waren ondienst bewe zen, Van Heerden, met over die geschiede nis in de pastorie te spreken. Mevrouw Visser was er zoodanig door ontstemd, dat zij niet tot kalmte te bren gen was, en op eens, vervuld van angst dat haar kind verwond mocht zijn, de richtiDg van Berghorst is uitgesneld, zonder op het rijtuig te willen wachten, dat ik gereed stond voor haar te gaan halen. Ik wilde haar natuurlijk vergezellen, maar zei weigerde dat, omdat ik mijnen ouders hare verontschuldigingen moest aanbieden. Ziedaar onzen ganschen avond bedorven." „Ik kan het toch zeer goed van Maria begrijpen," verklaarde zijne moeder, „en er is nog niets verloree. Morgenochtend halen de meisjes haar weêr naar hier terug." „Nu" antwoordde de ontvanger, „het spijt mij hier de vreugde te hebben ver stoord maar het doet mij anders plezier dat Mevrouw Visser ingezien heeft waar op het oogenblik hare plaats was. Haar man is ernstig verwond, en al mag zij niet meer van hem houden, hij heeft thans haar bijstand noodig." „Arme Maria zuchtte een der meisjes, heel haar leven lang aan zulk een plomp wezen vastgeketend te zijn „Visser bezit een zeer verfijüüén geest," verzekerde de netaris, „en ik heb ook nooit iets plomps in zijne manieren ontdektmaar hij gaat gebukt onder zware zorgen van allerlei aard, en kan dus moejelijk vroolijk zijn. Zoo een van beiden te beklagen is, dan is het wel de man. Het jonge vrouwtje is alleraardigst, zeer mooi en bevallig, maar zij bekommert zich bit ter weinig om hare huiselijke plichten." De dochters van den huize kozen vol verontwaardiging Maria's partij, en het gesprek werd nog lang over de bewoners der pasterie voortgezet, terwijl de jonge vrouw zelve langs den eenzamen weg voortsnelde, en de duisternis al meer en meer viel. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1896 | | pagina 1