Vrijdag 20 December 1895. Antirevolutionair Tiende Jaargang No. 530. Orgaan ji? i, n II IN HOC SIGNO VINCES T.BOEK HOVEN. SOHMEUililJH. FEUILLETON IP^T* Wegens invallende Feest dagen verschijnt het volgende nummer een dag later. over een volk, gestelde macht of volk zelf verwekte (dus eigenlijk het het volk over het it Ziedaar de vraag, welke sedert lang de revolutionairen en de anti revolutionairen verdeeld houdt. De revolutionairen, die van geen Godsbestuur weten, erkennen slechts eene overheid, eene regeerende macht uit noodzaak. Zij dringen die terug l zoover zij kunnen, en onderwerpen er zich aan als b.v. aan ongunstig' weder in de natuur. De antirevolutionairen echter zien meer het redelijke, het betamelijke, f het gewenschte en voordeelige van het regeerend gezag inmaar bo venal erkennen zij het woord der H. Schrift„door Mij regeeren de Yorsten" en daarom eerbiedigen zij dan ook die Vorsten niet op con ditie dat zij hen persoonlijk lief en aantrekkelijk vinden, maar zelfs af gezien van hun bijzondere hoeda nigheden, om 's Heeren wil, alleen omdat Rij hen op den troon heeft geplaatst. Het behoeft ook weinig betoog, dat bij een antirevolutionaire opvat ting de wetgeving in het land in de eerste en voornaamste plaats uitgaat van den Vorst of de Vorsten die regeert. Wèl vindt men het op an tirevolutionair standpunt zeer nuttig, dat de Overheid het volk raadpleegt aangaande zijn belangen dat er volksvertegenwoordigers opgeroepen worden om die belangen duidelijk uiteen te zetten. Maar geheel die beweging heeft dan een helpend, dienend karakter, en strekt niet om het vorstelijk gezag te beknibbelen of te overheerschen. Wat nu onze grondwet aangaat, zij is niet in antirevolutionaire be woordingen gesteld maar zij ontzegt toch ook niet aan de Kroon het wet gevend vermogen. De Vorst of Vorstin deeltvolgens haar, de wetgevende macht met de Staten-Generaal. Maar zie, nu schreef kort geleden de Minister van Binnenlandsche za ken, die vroeger als Kamerlid de Kroon al eens „meer een ornament dan een fundament" van ons Staats gebouw noemde, in zijne Memorie van Toelichting bij de Staatsbegroo ting, dat de Regeering nog geene keuze heeft gedaan omtrent de plaats waar een nieuwe kweekschool zou worden gevestigd, „in afwachting der beslissing van de wetgevende Macht". Die uitdrukking ging dus nog een heel eind verder dan de Grondwet, en Dr. Kuyper heeft hiertegen in de Kamerzitting van 9 dezer een ernstig protest doen hooren. Hij zeide onder meer: „Nu zoek ik geen spij kers op laag water en vergeet niet, dat de beste in woorden struikelen kan. Ik zou op deze uitdrukking de aandacht niet gevestigd hebben, wan neer die uitdrukking door dezen Mi nister bij de schriftelijke gedachten- wisseling ons gegeven, alleen op die ééne plaa s ware gebezigd. Maar in de Memorie van Antwoord vind ik op bldz. 14 weder dezelfde uit drukking. Ja, diezelfde wijze van zich uitdrukken koert zelfs ten derden male terug op bldz. 36 van de Memorie van Antwoord. Nu komt het mij voor, dat deze uitdrukking. metterdaad in strijd met art. 109 der Grondwet is. Waar toch een wetsontwerp hier inkomt; wordt dit aangeboden door de Kroon, en zoo dikwijls zulk eeno aanbieding door de Kroon geschiedt, is deze aanbieding zelve reeds eene uiting van wetgevend vermogen. Waar ik ccnerzijds zeer zeker ijver voor de rechten des volks, acht ik het niet minder mijn plicht van den anderen kant, vooral in onze dagen, en wat de officiëele terminologie aan gaat, op te komen, voor het Konink lijk gezag. De heer van Houten bekende in zijn antwoord aan Dr. Kuyper, hem gaarne te kunnen toegeven, dat de uitdrukking „wetgende macht'' mis schien op eene van de aangehaalde plaatsen ten onrechte is gebruikt. Met „de Hollander" voeden wij naar aanleiding van Dr. Kuyper's krachtige redevoeringen, cDzer dagen in de Kamer uitgesproken, den wensch, dat deze leider voortdurend in de Staten-Generaal lid moge blij ven niet om aan alle werkzaamhe den deel te nemen, dat kan nu een maal nietmaar om ten minste bi] de meest gewichtige vraagstukken zijne stem te kunnen laten hooren. mm m mm A if, Deze Courant versclijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dieustaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen lOnur. 3den burgerlijken stand. "Wordt het door Burgemeester en Wethouders opgemaakte suppletoir kohier van den koofdel j ken omslag voor 1895, onveranderd vastgesteld op op een bedrag van f 7,26zullende het kohier aan de goedkeuring van heeren Ged. Staten worden onderworpen. Nadat nog eenige besprekingen van ondergeschikt belang hadden plaats gehad, Jordt de vergadering gesleten. :1 Ouddorp. Voordracht voor hoofd der school No. 2. (alphab.) G. Berkhoff, te Spijkenisae, H. Donkersloot, te Rotter dam, P. v. d. Linden, te Oud-Beierland, G. v. d. Molen, te Sommelsdjk, J. Mulder, te Arnhem, A. van der Ree, te Ilarder- ....'.I.. uit i] die Pr< Midj ven Stadj Den Oolt| Steil Oudi Zuid Ou( irl) Dirl Ds „Wetgevende snacht." \1 JI Ja Wie regeert eene door God eene door het „meerderheid" eene deel van andere) fïl VOKjKUSIUËN DEB AA 16. S3 SA Een voor één stoomen nu de nieuwe waoInschepen naar pe! op. Aan Italië verbleef de eer, dat zijn Kanonneerboot het eerst de straat der Dardanellen mocht invaren. Daarop volgde een Engelsche booten nu moeten de vaartuigen der andere mogendheden nog komen. Alles gaat heel kalm in zijn werk en ook in Konstantinopel blijft do rust bewaard. De Indep. ziet hierin een goed teeken. De hoop wordt verlevendigd, dat de orde verder niet verstoord zal worden. Als do Porie nu maar spoed zet achter de hervormingen die zij heeft toegezegd Maar dan moet Engeland den boel niet weer in de war sturen. Trouwens, men zal in Londen wel begre pen bobben, dat het optreden dér overige mogendheden om pressie op den Sultan uit te oefenen, tevens gericht was tegen de Britsche politiek, die verdacht wordt incidenten uit te lokken teneinde daar van voor haar wenscheu en plannen in het Oosten gebruik maken. Dank zij de fermiteifc waarmee Rusland en Frankrijk hun wil hebben doorgezet voor de hand having van het statu quois er veel kana op, dat de opvolgingsquaestie van den zieken man nog niet zoo dadelijk aan do orde zal komen. Intusschon houden do gezanten nog steeds conferenties, ter beraadslaging over hetgeen tot afdoende verzekering van de rust in hot Turscho rijk kan worden gedaan. Bijzondere maatregelen zijn echter vooreerst niet te verwachten. Van ongeregeldheden op Creta wordt intusschon weer melding gemaakt. Een officieel bericht uit Kanea zegt, dat twee bataljons rogeeringstroepon de opstande lingen die zich bij Vryses verschanst hadden, hebben aangevallen. Het gevecht duurde vijf uren. Van de Turken werden er 35, van de christenen 6 gedood of gewond maar het officieele bericht verze kert dat de reegeringstroepen meester van het slagveld gebleven zijn. Is er, evenals in Spanje, nu ook in België een thinisterieele cresis uitge broken 't Werd eerst verteld, maar direct tegengesproken, en toeh blijft men gelooven,dat er een gewichtige mutatie op til is. 't Moet do minister van oorlog, generaal Brassine zijn, die aan heengaan denkt, omdat de meerderheid zijner ambtgenoo- ten het indienen van een wetsontwerp tot hervorming der inilitare organisatie ontij dig achtte. Hij heeftzelfs al zijn ontslag bij den koning ingediendmaar Leopold wilde het hem niet geven. Blijft de minister dus aan Ja, beweert meu van zekere zijde maar dit wil niet zeggen dat de minister zja plannen zal opgeven. Er dreigt dus nog onweer in 't verschiet. En mag men do Indèp. geloo- ven, dan zal het spoedig losbarsten ook. Brassine moet nn eenmaal besloten zijn at te treden, wijl zijne collega's er tegen zijn Müindetwjk terug. 3. Hoofdstuk I. Zij begon Berghorst nu een aangenaam dorp te vinden, en zeker was het, dat het haar weldra niet meer aan afleiding ont brak. Telkens hield er een rij tijg voor de eertijds zoo rustige pastorie stil, en kwam men haar bezoeken of afiialon. Dagelijks ontving zij bloemen en vruchten, en ter wijl zj zich al meer en meer met het buitenleven verzoende, werd haar echtge noot meer in zichzelf gekeerd, nam zijn j gelaat een ernstiger uitdrukking aan. Hj was ijveriger dan ooit in het vervullen zijner herderl jke plichten en drong er niet langer op aan dat zijne vrouw hem daar in behulpzaam zou zijn, Wel zeide hij, op een morgen dat zj wederom gereed stond tot hare vrienden te gaan „Zoudt gij ten minste niet om den ande ren dag tehuis kunnen bl jven, Maria Ik wil er mij niet over beklagen, dat ik tegen woordig zooveel alleen ben, al had ik ook gedroomd dat het geheel anders zou zijn maar wij zijn niet rijk geuoeg om er twee dienstboden op na te houden, en voor ééne meid is de taak te zwaar, als gj haai niet helpt. Het huishouden, en dientengevolge onze beurs, moet er onder leiden. Ik geef u slechts in overweging of dit verstandig is." „Gekheid alles ziet er even netjes uit. Heb ik nog niet kort geleden de stoelen opnieuw bekleed Maar gj wilt onaange- naamheden zoeken, dat is alles, G j kunt niet verdragen dat ik het elders prettiger vind dan hier, achter onze gesloten ven sters." Deze knorrige woorden joegen hem een blo3 naar .het voorhoofd, maar hj hernam op rustigen toon: „Gj vergist u, al vind ik werkelijk dat eene getrouwde vrouw haar geluk aan eigen haard moet zoeken als ik van het huishouden spreek heb ik daar recht toe. In de afgeloopen maand moest men twee maal het vleesch weggooien, omdat nie mand er aan gedacht had dat het in den kelder stond. Hoe gelukkig zouden de armen daarmede niet geweest zjn En, buitendien, ik herhaal uwij zullen op deze wjzo nooit toekomen met ons geld." „üan is het aan u er iets bj te verdie nen," antwoordde zj bits. „Gij zjt het hoold van het gezin en moet zorg dragen dat wij geen armoede lijden. Van m j kunt gij niet vergen dat ik voor meid spelen zou." En zij verwijderde zich snel, om hare vrienden te gemoot te gaan. Dit was de eerste uitbarsting van ongenoegen tussohen hen geweest en zj wondde Visser diep, De blinddoek, die hem nog op de oogen rustte, viel wog. H j had tot daartoe gehoopt haar met liefde en zachtheid tot eene andere levensopvatting tebiengen; thans eerst gevoelde h j dat zij hem nooit had bemind, en wat wilde hj dan nog van haar verwachten "Wat hem misschien nog meer griefde wa3 te moeten aanhooren hoe weinig anderen haar voor hem geschikt achtten. Niet iedereen was kiesch genoeg hem dit te verzw jgen de een beklaagde hemeen tweede bracht hem onder het oog dat het niet voor eene predikantsvrouw paste dageljks in een mandenwagentje het dorp door te rijden een derde had vernomen dat zj op den Lagen hof soms wel opera- liederen zong en dan hare kleeding lichtkleurige japonnen, naar de laatste mode, en een rondo hoed, met natuurlijke bloemen getooid Hj moest er een eind aan maken, want het verwekte ergernis. In eene pastorie moest men het voorbeeld geven van de deugden, die hij predikte. Visser had deze wenken gaarne op ge volgd maar al zijne pogingen om de jonge vrouw tot rede te brengen, leden sc hip breuk, en zjne laatste hoop bleef nog gevestigd op het naderend vertrek der O ver waters dan zou alles rustig worden, en misschien, als Maria eenmaal een winter met hem alleen had doorgebracht, zou zij niet langer de stillo huiselijke vreugde versmaden. Zj zou veel af te werken hebben, tot het in orde brengen van haar luiermand bj nam zich voor haar belangwekkende lectuur te bezorgen, haar des avoüds zijne geliefkoosde muziek voor te spelen, en was eenmaal hun kindje daar, dan zou zj vanzelf meer aan hare woning hechten. Maar zjne wenscheu kwamen geheel anders uittoen hunne buren de streek verlieten en de natuur hare sombere wiuterkleederen begon te dragen, scheen Maria te bezwjkeu onder den last barer verveling; zj haakte of naaide lusteloos voort, zonder van haar arbeid op to zien, oin hem eens een vriendelijk woord toe te voegen; van lezen was geen sprake; wel schreef zj lange brieven aau hare vrienden, om zich te beklagen over hare verlaten heid en de onherstelbare dwaasheid barer levenskeuze. Zj begreep niet hoe zj ooit zoo krankzinnig had kunnen zijn. Zelfs Visser's uiterljk, dat haar als hare eenige verontschuldiging toescheen, kwam;haar thans alledaagsch voor. Hj was nog geen dertig jaar, en toch zag men reeds zil veren draden tusschen zjne donkere lokken, waren er diepo rimpels op zjn voorhoofd gekomen. En dan zjne klee ding! Was het mogelijk zulke versleten jassen te dragen, een zoo ouderwetschen hoed te durven opzetten Jan van Over- water had haar lachend aangeraden hem eens „bj ongeluk" in het vuur te laten vallen, en zij gevoelde daartoe grooten lust. Geen oogenblik bedacht zj, dat hj alles trachtte uit te zuinigen, om toch maar toe te komen met zjne bezoldiging. En toch, toen het nieuwe jaar aangebroken was, zag hij in dat de toestand niet langer aldus kon voortduren, dat zij anders ten gronde zouden gaan. Hj toonde haar, op zekeren avond, de binnengekomen reke ningen en zeide beslist ofschoon vriende- ljk „Wj hebben te veel uitgegeven, liefste, en ik zal heel wat moeite hebben, voor dat w j ons tekort hebben gedekt. Ik schreef reeds om vertaalwerk en hoop daarmede iets te verdienen; maar, nietwaar gj zult mij trouw terzjde staan, en ook uwe krach ten inspannen opdat dit zich niet weder herhale. De geboorte van ons kind brengt vanzelf weêr nieuwe onkosten mee." „Misgunt gij hem nn al het weinige dat hj zal behoeven „Gij verstaat mij verkeerd. Niemand, die zich zoozeer over zjne komst verheugt als ik maar wij moeten ook om zjnentwil verstandig wezen. Ons inkomen is toerei kend, als wij geen dwaasheden begaan." „En welke gekheden hebt gj mj te ver- wjten „Geen enkele, Maria maar het zou dwaasheid zjn, als wij bleven voortleven geljk wj tot hiertoe deden. Wj bepaalden vooraf hoeveel maandgeld gj zoudt hebben voor huishouden en kleeding niet alleen kwaamt gj daarmede geen enkele maal toe, maar ik heb hier nog eene hooge naaistersrekening gekregen, en zelfs de wjukooper is niet betaald, ofschoon hier geen zes flesschen opengetrokken zijn." „O antwoordde zij haastig, „dat is geweest voor de pic-nic", toen ik voor den wjn moest zorgen." „Ja, ziet gj, vrouwtje," hernam hj ge duldig, „daar hebt gj het nu juistwj mogen ons dergeljke zaken niet veroorlo ven. Onze vrienden zjn rijk, en maken zich geen begrip van het feit dat anderen niet met hen mee kunnen doen. Ik bid u, poog u voor het vervolg in onze omstandig heden te schikken, en w j kunnen nog zoo gelukkig zjn." Maiia wierp driftig haar werk ter zjde en stond op. „Als gj van plan waart mj gebrek te la ten ljden, dan kadt gj mj voorafmoeten waarschuwen riep zj uit, „en ik zou nooit zoo gek geweest zjn u te volgen naar dit dorp, waar men 's winters tooveren leert." Meteen was zj verdwenen en naar hare slaapkamer gesneld, waar zj in tranen uitbarstte. O waarom had zj ooit zulk een burgerljkeu, zelfzuehtigen man ge trouwd, die haar wilde noodzaken ziek tevreden te stellen met zjn kleingeestigen, armzaligen smaak Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1