f
■HüMiiK m mm
lir
izijn
Vrijdag 13 December 1895.
Tiende Jaargang No. 529.
Antirevolutionair
Mil
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
r
7
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderjijke nummers 5 Cent.
uitgever:
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSMJJtr.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «Se Redactie kesteind,
Advertentiën en verdere Administratie franc© toe te Kenden aan den Uiffrever.
Met levemlgezag.
Als de Roomsche bladen hun kans
schoon zien, wijzen zij altijd weer op
de uitnemende voordeelen van het
beslissend pauselijk gezag, in tegen
stelling met de uiteenloopende of tel
kens tegen elkaar ingaande meenin
gen van de Protestanten. Zoo ook nu
weer bij den strijd tusschen twee
hoofdmannen onder de antirevolutio-
na.) ren.
Jij
Protestanten, zoo wordt er dan
gezegd, gelooft vooreerst lang niet
allen, dat hetgeen in uw Bijbel staat,
echt en betrouwbaar is, en voor zoover
een deel uwer dat wèl gelooven,
haalt de een dit uit de geschreven
letter, een ander daten een derde
weer wat anders, en gij voegt er naar
eigen vinding zooveel bij als u goed
dunkt. Maar wij, Roomsch-Catholie-
Vn hebben in den Paus een alles
afdoende, levende macht. Als wij niet
meer weten, hoe wij dit of dat Schrift
woord moeten verstaar a in onze
dagen toepassen, dan spreekt de Paus
met de meest mogelijke beslistheid en
"X cathedra op onfeilbare wijze uit,
wat er geschieden moet.
Dit alles klinkt nu wel helder en
fraai, en voordeelig voor de Room-
schen. Maar van naderbij bezien is
het verschil weinig meer dan schijn,
ten minste als men vraagt naar het
wezen en de vruchten der „eenheid."
Hierop is dan ook van antirevolutio
naire zijde meermalen nadrukkelijk
gewezen.
Men spreekt vaak van naam-Pro-
testanten. Maar zouden er soms ook
geen groote massa
naam-„Catholie-
ken" zijn? Dat wil zeggen, lieden
die wel niet openlijk tegen het gezag
van den Paus zich verzetten, en die
vormelijk eenige kerkelijke plichten
vervullen, maar die in hun dage-
lijksch leven zich al zeer weinig be
kommeren om de raadgevingen of
uitspraken van het hoofd hunner kerk.
Zulke lieden laat de Roomsche kerk
ook gemeenlijk stil begaanzoowel
in het politieke als in het sociale
leven. En alleen als de gevolgen van
die feitelijke afwijking zich na verloop
van tijd in tastbare feiten openbaren,
dan ja, komt het pauselijs: of bis
schoppelijk woord wel eens tusschen-
fceide om èf door algemeene beschou
wingen öf door het aanwijzen der
richting op bepaalde punten de ver
deeldheid te dempen.
Op politiek terrein geschiedt dit
echter niet druk. De Roomsche hiër
archie gaat „practisch" te werk. Zij
laat veel ruimte voor verschil. Men
denke slechts aan de verdeeldheid
onzer Nederlandsche „catholiekon"
over de afschaffing der militaire plaats
vervangers. Maar als het hooge gezag
zich eens laat gelden, wat verkrijgt
men daardoor dan nóg Dat
zij, die formeel bij de Roomsche kerk
willen blijven, zich stil houdendat
zij hun gedachte op andere quaestiën
gaan richten. Maar de oude quaestiën
blijven dan toch onopgelost zitten, en
bij velen zijn zij natuurlijk niet uit
het hart weggenomen.
Wij willen dus maar zeggen, dat
het pauselijk gezag voor de politieke
gedragslijn der roomschen noch vol
ledig in den vorm, noch alles be-
heerschend in zijn effect onder de
leden der eigen kerk is.
En wat onderscheidt hen dan in
dit opzicht van de Protestanten
Immers de ernstige, de wezenlijke
Protestanten laten het Schriftgezag
onaangetast, en zoeken gedurig hun
gedrag op elk terrein van hun leven,
alzoo ook in politieke aangelegen
heden. in overeenstemming te bren
gen met de beginselen en de regelen,
in Gods Woord aangewezen. En zij,
die alzoo 's Heeren Woord gebruiken,
bevinden klaarlijk, dat het geen doode
letter maar een levende macht is,
waarin en waardoor Gods Geest ge
stadig voortwerkt. Ja, zij ondervinden
er een zoo levendig inwerkende kracht
van, dat deze het gezag van de be
slissing van eenig mensch, hoe hoog
geëerd ook, zeer verre overtreft.
Voorwaarde echter om die kracht
te ervaren is, dat men het Schrifge-
zag in zijn hart erkentmaar met
niets minder kunnen de Roomschen
toe, als zij wat hebben willen aan het
pauselijk gezag.
Opzichtens de ivare eenheid zijn
dus de Roomschen niet in gunstiger,
maar in veel ongunstiger toestand dan
de Protestanten.
In de altijd frissche en óverlezens-
waardige brieven, die Ds. Gispen
wekelijks schrijft aan een vriend te
Jeruzalem werd de opmerking ge
maakt, dat de antirevolutionaire partij
in onze dagen iets ondervindt van
hetgeen in Job 1 6 geschreven staat.
Daar lezen wij: „Er was nu een
dag, als de kinderen Gods kwamen,
om zich voor den Heere te stellen,
dat de Satan ook in het midden van
hen kwam."
Als deze opmerking nu maar goed
verstaan en behartigd, d. w. z. als er
tegen gewaakt en gebeden wordt, dan
verliest de strijd tusschen de antire
volutionairen onderling spoedig veel
van zijn bijzonder interessant karak
ter, dat hij tot dusver in veler oog
heeft.
Want ook, als men wil vechten,
dan is er altijd stof van verschil ge
noeg te vinden vooral onder hen,
die dagelijks veel in het publiek schrij
ven. Immers, elke voorname quaestie
heeft verschillende zijden elke lijn
heeft twee uiteinden. Gaat dus ieder
maar aan één kant positie nemen, en
de lijnen op één punt vast trekken,
dan blijft het treurig schouwspel der
verdeeldheid bestendigd, en profitee-
ren de tegenstanders van de gedeeld-
heid onzer krachten.
Maar is dat nu de roeping van onze
partij of van haar voorgangers Is
het niet veeleer koren op den molen
van den Booze?
Wij zouden daarom onzen lezers
wel willen raden negeert die onzalige
verdeeldheid laat den personenstrijd
rusten en houdt u slechts bij het
program van beginselen.
God heeft onze partij sedert '78
groote dingen geschonken hij heeft
in en door haar ons Vaderland vele
zegeningen bereid. Laat dat alles niet
verbrand worden in het vuur van den
broedertwist. Discussie en scheiding
om des beginsels wil zijn zeer nuttig.
Maar men wachtte zich voor de over
drijving.
DER AADDE.
De quaestie der wachtschepen voor
ifionsfaiitinopel ia nog niet aan
haar oplossing toe. Het definitieve ant
woord der Porte blijft uiten ondertus-
schen gaat zij voort pogingen aan te
wenden, om aan de klem der haar
gestelde eisehen te ontkomen.
De Sultan heett zeil een beroep gedaan
op Rusland, Oostenrijk, Duitschland en
Frankrijk, om te veikrijgen dat deze
mogendheden niet verder zöuden aan
dringen op het tweede wachtschip. Prins
Lobanof verklaarde eerst, dat hij de ande
re kabinetten zou polsen, maar weldra
ontving de Turksche gezant te Peters
burg het bericht, dat de minister geen
reden zag om van de gedragslijn der
andere mogendheden af te wijken. Graaf
Goluohowski drukte zich nog beslister
uit, en gaf den gezant den raad, zjjn
souverein over te halen om niet te blij
ven bij zijn systeem: alles op de lange
baan te schuiven. Ook te Berlijn en te
Parijs moeten de pogingen van den Sultan
vruchteloos zijn geweest.
Men zou zoo zeggen er is nu voor
de Porte geen ontkomen meer aan Maar
in het bedenken van uitvluchten is zij
onovertroffen, en 't zou wel vreemd zijn
als ze nu al toegaf. Daarvoor is nog altijd
gelegenheid, wanneer overduidelijk geble
ken is, dat het geduld der mogendheden
uitgeput raakt.
Dat het zestal groote Staten dusver in
alles zoo eensgezind handelt, wordt overi
gens door de voornaamste politici aange
merkt als een zeer gunstig teeken, met het
oog op de toekomst. De vrees ware anders
zeer gewettigd, dat uit al die verwikkelin
gen in het Oosten, een strijd zou ontbran
den tusschen de mogendheden zelve, om
de heerschappij over Konstanfinopel,
Klein-Azië en zoovele andere gewichtige
punten en gewesten waarop de belangheb-
iJd
JP
Eindelijk terug
2. Hoofdstuk I.
Tegen het voorjaar werd het huwelijk
gesloten en kort daarop kwam Maria op
Berghorst aan. Zij zag er allerliefst uit,
in haar eenvoudig reispakje, met den
gesloten hoed, waaruit hare rijke lokken
als een gulden stralenkrans te voorschijn
kwamen. Vriendelijk sprak zij met; een
ieder, die haar kwam verwelkomen voor
de armsten en kleinsten zelfs had z.ij een
glimlach over, en Visser werd niet n >oede
haar te bewonderen, en zich te vei heu
gen over zijne keus. O zeker, zij zou
nog veel moeten leeren, hij had haar •over
gebracht naar eene haar zoo geheel vroem-
de atmosfeer maar hoe gemakkelijk valt
dat niet, als men liefheeft en zich <loor
j eene teedere hand voelt gesteund
Hij onderging de eerste ontgoocheli ng,
toen zij den dag na hunne aankomst
verklaarde de meubels volstrekt van plaa ta
te moeten verschikken. Zooals zij n u
stonden, was het niet om aan te zien. Hij
zelf was zoo gewoon aan de oude orde
dat het hem hinderde alles veranderd te
hebbenmaar hij erkende dat zij gelijk
had het zich zoo gezellig mogelijk te wil
len maken, en liet haar begaan.
Reeds enkele dagen later verzocht hij
haar zich voortaan mff eene Zondags
school te willen belad en de arme kin de
ren groeiden in den wilde op als zij oud
I genoeg waren om bij hem ter cateehisa -tie
I te komen, wisten zij nog niets van de
bijbelsche geschiedenis afzij zou dat zoo
.gemakkelijk kunnen verhelpen, en het
was tevens eene aangename bezigheid.
Zij leerde daardoor de kleinen van nabij
kennen, belang stellen in hun lot en het
hart winnen der ouders.
„Eene Zondagschoolriep zij met
kluchtige ontzetting uit. „Maar, Visser,
waar denkt gij aan ik zou niet veel wijzer
zijn dan mijne leerlingen."
„Maar gij zjjt toch zelf op catechisatie
geweest," hernam hij, meenende dat zij
schertste.
„O ja, bij den Waalschen predikant,
om ons meteen in het Fransch te oefenen
maar ik weet niets meer van hetgeen hij
ons heeft verteld. Het zou eene heele
studie wezen iets anders dan de geschie
denis van Jozef te verhalen."
Wat hij ook beproeven mocht, zij bleef
onverbiddelijk, en meende dat zij al meer
dan genoeg deed als zij des Zondags twee
maal ter kerk gingeens was al ruim
schoots voldoende, maar zij deed het om
hem aangenaam te wezen.
De jonge man drong niet verder aan
hij hoopte veel van den tijd. Z\j zou
van lieverlede gehecht raken aan zijne
kudde en er van lieverlede naar gaan
verlangen haar nuttig te zijn maar
iets anders was het met zieken-en armen
bezoeken. Toen zij toonde ook daartoe
geen^ lust te gevoelen, zeide hij zoo
ernstig hierop gesteld te wezen, dat
zij geen moed had hem te weerstaan,
en ondanks haar tegezin naar die
„vuile, bedompte hutten" ging. De
menschen zelfs ontvingen haar met iets
als achterdocht; zij was altijd zoo rijk
gekleed, dat hunne ellende er dubbel bij
afstak, en dan, zij luisterde zoo ver
strooid naar hunne klachten, die eenige
verluchting der behoeftigenzij gaf
soms antwoorden, die geheel niet sloegen
op hunne lijdensgeschiedenis, en was
steeds zoo gehaast om weder weg te
komen, dat zij zich instinctmatig reken
schap gaven, hoe zij slechts eene taak
vervulde, die zij onmogelijk van de
schouders wentelen kon maar zij durfden
er den dominee niet over spreken, dat
zou hem zeker bedroefd hebben, en zij
hielden allen even veel van hem.
„Zal ik je eens wat zeggen, man
sprak de oude koster, op zekeren dag,
tot zijn vriend den voorzanger „Ze had
nooit zijne vrouw moeten worden. Dat
huwelijk zal het ongeluk van zijn leven
zijn."
„Hou, nou, zoo erg zal het wel niet
loopen. Ze is maar wat jong, en moet
nog eerst hier wennen."
„Ze is al veel te goed gewend. Ik
weet wat ik zeg. De familie Van Over-
water maakt haar het hoofd nog verder
op hol. Geen Zondag gaat er om, of
zij maken afspraken met haar voor de
heele week."
En, helaas! de man had gelijk; de
Overwaters bewoonden van Mei tot
October eene fraaie villa op twintig
minuten afstands van Berghorst. Alleen
de ouders hielden vau het buitenleven
hun zoon en beide dochters wisten niet
hoe zij er den tijd zouden dooden, en
vonden slechts eenige afleiding door met
hunne buren allerlei plannetjes op touw
te zetten. De komst_ eener jonge predi
kantsvrouw was een blijde boodschap voor
hen geweest. Zij hadden aanstonds be
sloten haar op te zoeken, en Maria viel
zoozeer in hun smaak, dat er al spoedig
eene uitnoodiging was gevolgd, die zij
vol vreugde aannam.
„Als het u pleizier doet kunnen wij
er wel eens een paar maal in den zomer
heen gaan," zeide Visser, toen hij van
de invitatie, die ook hem gegolden had,
vernam: „maar ik waarschuw u, dat wij
hen niet druk kunnen zien. De Over
waters zijn rijk, zij maken er zich geen
denkbeeld van, dat anderen van weinig
moeten leven, en ofschoon ik hen als
goede, hartelijke menschen beschouw,
betreur ik het toch dat er zoo weinig
levensernst in hen schuilt."
„Zij zijn allerliefstriep de jonge
vrouw uit, „en zij vertelden mij, dat
zij ieder jaar in de stad een kerstboom
voor arme kinderen klaarmaakten wat
kan men meer verlangen Men behoeft
toch niet met een lang gezicht en in
rouwkleederen gedompeld het leven door
te gaan
„Heen, zeker niet, en waarlijk gods
dienstige lieden zijn altijd opgeruimd
zijn zij dat niet, dan heeft hunne ziel ook
nog geen vrede gevonden. Maar iets heel
anders is het om het leven in een reeks
van feesten te herscheppen. Vijl jaar gele
den verdronk hier het jongste kind, een
veelbeloovende knaap. De ouders waren
wanhopig en vertrokken met het gansche
gezin naar Parijs, om daar onder allerlei
vermaken hun leed te vergeten. Dat is
geen laster, zij vertellen het zelf aan
wie het slechts hooren wil. Ik beweer
daarom niet, dat zij er kwaadmeê deden,
maar het geeft hun gemis aan levensernst
te kennen."
Maria was van oordeel dat zij heel wijs
gehandeld hadden, maar zij wilde hem
niet tegenspekenzij was daartoe veel
te blij met het vooruitzicht op een dagje
in vroolijken kring, en hield zich nog
slechts bezig met de vraag wat zij dien
dag wel aan zou doen. Ondanks Visser's
opmerking, dat zijne kas bijna ledig was,
verkreeg zij eenig geld van hem voor
neteldoek, en zij wist daarvan, met behulr
van eene huisnaaister zulk een
toilet te maken, dat zelfs hij ha'ar TQj
bewondering aanzag, toen v". qaaria
gehuld verscheen om hem n^r jeJn La
hof te vergezellen.
Visser was 'veroordeeld bijna aanhou
dend den aah jicht lijdenden heer des
huizes gezelschap te houden, wat slechts
een^ middelmatig genot opleverde, aan
gezien beide heeren volkomen uiteenloo
pende denkbeelden koesterden over alles,
en Visser, beleefdheidshalve, meestal
het stilzwijgen moest bewaren. Maria
daarentegen herinnerde zich niet ooit
zooveel genoegen gehad te hebben men
was vol oplettendheden voor haardo
joDge meisjes zouden haar den volgenden
dag in haar panier komen afhalen, om
eens goed den omtrek te zien en des
avonds maakte zij kennis met nog andere
buren, even levenslustig als deOverwa--
ters. Wordt vervolgd.)
t
Hi.
Me Satan er hij.