Vrijdag 29 November 1895. Tiende Jaargang No. 527. WMË 011 HJl-ÜDÜijJJJa CJ15 153 ISiTOlSIg UMSI1 Antirevolutionair IN HOC SIGN O VINCES FEULLETON. De Meineedige, T. BOEKHOVEN. Alle stiakiiea voor de Itedactie kestemd, Advert ent iësi esa verdere Administratie franc© toe te zenden aan den Uitgever. Bewegelijke dingen. Pers-polemiek. Werkstaking Gelijkstelling van mam en vrouw. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en l/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Er is een ware en er is een val- sche behoudzucht en deze twee heb ben het gedurig met elkaar te kwaad. De eerstgenoemde dient om de onveranderlijke dingen en hetgeen blijvende waarde heeft, tegen bederf en ondergang te beschermen, of al thans om in die richting te waken en te waarschuwen. Doch de laatstgenoemde bekom mert zich minder om het wezen der dingen. Het houdt zich krampach tig vast aan al het bestaande, of zelfs wel aan vormen zonder we zen. Er is, zoo sprak een onzer vorige Ministers, een conservatisme, dat niets conserveert. Vooral in tijden van overgang en reformatie worstelen deze twee machten, de bezieling van het nieuwe en de onbuigzaamheid van het oude tegen elkaar in. Dat er dan botsin gen komen, is licht verklaarbaar, en het treurigste van de zaak is, dat er dan zooveel zondige harts tocht in den strijd gemengd wordt. Of eigenlijk is die strijd zelf een gevolg van de zonde, want hij komt voort uit een onderschatting van de gaven Gods en de door Hem inge stelde vaste ordinantiën eenerzijds, en uit te sterke aardgezindheid, uit verduistering van inzichten ander zijds. En daar komen dan hoogmoed, zelfsverheffing, waanwijsheid, gemak zucht, ja wat niet al, bij. Zoo gaat het in de Kerk, en ook op politiek gebied. Hoe wij ons nu in dezen strijd te gedragen hebben, leert ons Gods Woord met onmiskenbare klaar heid. Als er sprake is van heilige be ginselen, van de eere Gods, van Zijne heilige geboden, dan heet het in de Schrift: „Bewaar het pand, u toe- betrouwd", dan blijft het ware chris tendom zich in alle eeuwen gelijk, en weet van geen schipperen ot ver anderen. Maar als het gaat over de toe passing van die heilige beginselen in bepaalde omstandigheden dan be hoort de christen kind van zijn tijd te zijn, en zich alzoo te vertoonen, ja dan behoort het juist in de be reidvaardigheid, waarmede hij van vormen verwisselt, uit te komen, dat hij een dieper leven deelach tig is. Alsdan geldt de vermaning van den Hebreërbrief„Maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende Nog een maal zal ik bewegen, niet alleen de aarde, maar ook den hemel. En dit woord: „Nog eenmaal" wijst aan de veranderlijkheid der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzoo wij een onbewegel jk koninkrjk ont vangen, laat ons de genade vasthou den, door welke wj Gode welbeha- geljk mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid." In deze woorden is duideljk afge bakend, wat wèl, en wat niet moet behouden bijven. Hoe jammer, dat de menschen zich daarnaar zoo weinig gedragen. Als op leven en dood wordt er vaak gevochten voor de bewegeljke din gen, en het onbewegeljk Komnkrijiï mist men, ot men mist het rechte gezicht daarop. Waarljk, wj hebben hier geen bljvende stad maar ook geen blij vende politieke of kerkeljke omge ving. Z j die vreesden, dat de onaange name polemiek tusschen twee orga nen onzer partj steeds grootere af metingen zouden aannemen, zullen door een der jongste Standaard artikelen zjn bemoedigd geworden. De redactie van dit orgaan heeft nl. bj vernieuwing duideljk te ken nen gegeven, dat zj geen lust heeft om aldoor de Nederlander-opstellen te beantwoorden. Al die polemiek, zegt zj, is tot weinig nut. Zj leidt toch in den regel niet tot harmoniezj is overbodig voor de meer ontwikkelde lezers, die bladen van verschillende richtingen en schakeeringen onder zoeken en zj is vervelend en hin derijk voor de groote massa, die öf alleen voor het nieuws kjkt, öf bovendien zich bj een vasten leer meester wenscht te houden, en dus alleen vraagt naar zijne uiteenzetting. "Wj kunnen ons met dit bescheid, door de Standaard in veel breeder bewoordingen gegeven, zeer goed vereenigen. Wel bijven wij, zoo nu als vroeger van meening, dat de antirevolutionai ren, wat de toepassing hunner be ginselen aangaat, tvel eens van mee ning kunnen en mogen verschillen, en dat eenige discussie daarover nuttig en noodig kan zjn. Maar een dageljks voortgezette redetwist is heel iets anders. Daarvan zegt de Standaard met recht, dat hj een redactie, die thetisch, dat is stellen- denvijze wil voortwerken, van haar doel afbrengt. Zulk een altijddurende polemiek is tusschen scherpzinnige mannen o zoo lang vol te houden, omdat cou rant-artikelen gemeenl jk veel in een kort bestek aanstippen, en er dan al heel gauw wat tusschen te wer pen of bij te voegen is, dat er mede in strijd schijnt te wezen. Maar die polemiek past toch niet aan eene partij die uit vaste begin selen en naar vaste regelen voort leeft. Het leven is zoo kort, en zoo druk, en de tjd voor opvoeding die de menschen bij hun dageljkschen arbeid beschikbaar houden voor lec tuur, vergaderingen, enz., is zoo beperkt, dat onze partj waarlijk wijzer doet, niet van den hak op den tak te springen, en niet zich te verdiepen in het betrekkeljk recht, dat er in sommiger critiek verscho len ligten dat zj liever de nog zoo schrale kennis onzer beginselen door een planmatig onderwijs tracht aan te kweeken. Daardoor worden dan tevens meer zelfstandige beoor deelaars gekweekt. In de Kerk, mits goed geïnstitu eerd, geldt hetzelfde. Discussie is daarom wel eens noodig, maar dan liefst binnens kamers. De Nieuwe Sprokkelaar voer dezer dagen heftig uit tegen de Standaard omdat dit blad, zonder er doekjes om te winden, gezegd heeft, dat een christel jk arbeider wel terdege recht en vrjheid heeft, om zjn patroon het contract op te zeggen, en dus zjn arbeid bj dien patroon te ein digen. Dit eindigen van den arbeid van denzelfden knecht bj denzelfden meester waarbij een christen natuur- 1 jk rekening moet en ook wil houden met het eens gesloten contract, gaat de N. Spr. nu verwarren met het revolutionaire werkstaken waarbj men zich aan geen contract stoort. En dan roept de N. Spr. zege vierend uitk jk nu toch eens aan zoover is het bj de Kuyperianen al gekomen, dat wat zj vroeger nog binnen hielden of slechts fluisterend goedkeurden, thans openljk, zonder eenig omwindsel wordt verkondigd ja waarljk het staat ereen werk staking is ook den beljder des Heeren geoorloofd Maar op die manier kan men telkens nieuwe beschuldigingen tegen iemand distilleeren. En de N. Spr. is hierin dan ook zeer jverig bezig. Soms doet dit blad ons denken, aan de groote zonde, die in Rom. 1 30 wordt genoemd „het vinden van kwade dingen." Altjd heeft de redactie wat tegen de Calvinisten in te brengen. Terwijl de liefde bj anderen het kwade verre stelt, zoo lang er een betere uitlegging mogeljk is, speurt de vjandschap en de part jzucht het kwade op, ter plaatse waar het niet aanwezig is. De fout schuilt hier in de ver draaiing van het woord werkstaking. Waar onze geestverwanten haar slechts voorwaardelijk geoorloofd ach ten, en de revolutionaren onvoor- waardeljk, vat de NSpr. het woord op, alsof het niet in een goede beteekenis kon genomen worden. Zj moet dit wel doen, om haar doel te bereiken. Want wat ter we reld zou anders een christen kunnen beletten om zonder schending van eenige belofte, als vrj burger van patroon te verwisselen ot met een bepaalden arbeid een einde temaken. Zekere Mej. M. Kolff van Ooster- w jk, hoofd eener openbare school te Rotterdam heeft in het openbaar de vraag gesteld „behoort aan onder- w jzeressen vroeger recht op pensioen verleend te worden dan aan onder- wjzers, b.v. reeds op vjftigjarigen leeftjd en ruim 800 onderwijze ressen hebben hierop „ja" geantwoord. Als voor de hand liggende reden voor deze bevoorrechting wjst men op het zwakkere gestel der vrouwen. Maar de Goesche Courant vroeg zeer ter snede hoe nu zulk een wensch overeen te brengen is met het geroep om geljkstelling, dat tegenwoordig zoo vaak ten behoeve der vrouwen vernomen wordt. Want wie dezelfde lusten willen hebben, moeten ook dezelfde lasten willen dragen. Naast de geljke rechten passen de geljke plichten. Maar dat willen velen niet. Yaak wordt er alleen zóó lang over ge lijkheid geroepen, als er rechten en voordeelen te verleenen zjn, om dan het blaadje om te keeren als het op werken en strjden aankomt. Het is, om een ander voorbeeld te noemen, wel gebeurd, dat de meest geëmanespeerde vrouwen den mond vol hadden over de „onbeleefd heid" der heeren, als deze in een overvollen tram geen zitplaats ruim den voor later opstappende vrouwen. Er zjn in het algemeen maar 10, VIL (Slot). Gij beseft niet de grootheid mijner schuld jegens mijn lief kind. Hoe menigmaal heeft zij door hare kinderlijke taal, zonder het te weten of te willen, mij tot verandering aangespoord. Hoe dikwijls heeft zij, wanneer ik slechte of schandolijke woorden bezigde, mij gezegd, dat dit zondig voor God was. Hoe dikwijls heeft zij mij vermaand, wanneer ik toornig allerlei onge rechtigheden bedreef. Hoe dikwijls stond zij voor mij met stille tranen en sprakelooze beden. 0^ dat lieve kindIk lachte daarom en bespotto haar, evenals ik met mijne dierbare, zalige gade gedaan heb." De Baron, afgemat, kon niet meer. Toen do predikant spreken wilde, hernam hij schielijk „Neen, laat mij uitspreken. Ik heb daar zooeven een weinig gesluimerd eu droomde, dat ik zien vrouw zij weende. Het was over mij. Aan de hand mijner vrouw stond een Engel; die Engel was mijne Anna, die mij weemoedig aanzag en riep O papa bekeer u, anders gaat ge verloren. De Heere Jezus roept u. Bekeer u en ge zult bij ons komen." „En wilt gij dat niet, heer Baron „Gaarne, zeer gaarne, maar het is te laat 1" „Te laat is het hier op aarde niet, er is redding te vinden, zelfs voor den. grootsten zondaar „Hoo f Redding voor een veroordeelde Bedrieg mij niet. God is rechtvaardig „Dat is zoo, maar ook barmhartig en genadig. Wie tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Ook gij leeft nog in het heden van genade „Neen, neen, DominéGij hebt medelijden met mij, daarom spreekt ge zoo maar het is mislei ding." „De Heere beware mij voor zulk eene groote zonde Herinnert ge u, heer Baron de gelijkenis van den verloren zoon Ja, ja! Het is wel een dertigtal jaren ruim kon tot in den derden hemel. Daar zag ik mijnegeled n,doch ik herinner mjj haar. Maar wat baat het mijDe verloren zoon heeft niet gedaan wat ik bedreven heb." „Ge zijt een zondaar evenals hij. De eene mis daad mag grooter zijn dan de andere, doch zonde is zonde. Christus is gekomen om te zoeken en za lig te maken, dat verloren was." „Verloren, ben ik verloren f" en hij loosde een diepen zucht. „Ja een verloren zoon. Zijt gij bereid om hein na te zeggen „Ik zal opstaan en tot mijn va der gaan Aandoenlijk was het gesprek, hetgeen verder plaats vond. Die heerlijke gelijkenis gaf ook hier Godverheerl jkende vruchten. Anna kwam eenige oogenblikken later binnen. Toen de Baron haar zag, riep hij haar en sprak: „Lieve Anna! De Heere heeft u dikmaals tot mij gezonden om Zijn heilig woord te verkondigen, maar ik hoorde niet, spreek thans iets, mijn kind tot opbeuring in mijn toestand." Met uitdrukking van hemeltintelende blijd schap zei ze „Een stroom van ongerechtigheden Had d' overhand op mij. Maar ons weerspannig overtreden Verzoent en zuivert Gij." De Baron smolt weg in tranen en klemde zijn kind aan het hart. Ongemerkt verwijderde de predikant zich, wat jzou hij hier doen Een vader drukt zijn kind aan het hart, beiden zijn overge lukkig De Heere uit den hemel ziet op hen neder. Verdere beschrijving gaat de kraoht van alle monscheljke taal te boven. "We roemen Gods vrijmachtige genade een geiveten is ontwaakt. VIII. Op een sehoonen lentedag eenigon tijd later na het hier boven vermelde, zat de Jood Ben Ami aan zijne schrijftafel. Het was nog vroeg in den morgen, toen een zacht kloppen aan zijne deur hem in zijne verrichtingen stoorde. Verbaasd riep de Jood, toen de deur geopend werd en de Baron binnentrad „Gij, heer Baron?" „Geljk gj ziet, ik ben het. Vergunjmij,ede le man! uw drempel te betreden, want ik ben die vergunning onwaardig, als eene welverdiende straf voor mijne vreeseljke zonde. Ja, Ben Amj hpe God Zich niet over mj ontfermd, gj zoudt mj hier niet voor u zien. Hier, vriend hier breng ik u de intrest van het door u mj geleende geld. iBinnen kort hoop ik u het kapitaal terug te Ben Ami hernam„Heer Baron, ik kan noch intrest noch kapitaal aannemen. Ik heb geene schuldbekentenissen meer, Ik heb die ver scheurd." De Baron legde de hand op zjn hart en her nam „Ge hebt die schuldbekentenis verscheurd, Ben Ami, maar hier staat z j diep en onuitwisch baar te lezen." De Baron voldeed aan zijne belofte Na verloop van twee dagen betaalde hj de ver sohuldigde tienduizend gulden. Vrede, stille vrede heersohte in zjn binnenste, en van dien tjd af leefdo hj in de vreeze des Hea ren. Ben Ami gobruikte het geld tot een weldadig doel, als een dankoffer aan Jehova, die de ziel des Barons van het verderf redde waarin h j gewisse Ijk zonder Gods genado zou gevallen zjn. Het geweten was 'ontwa akt

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1