ïililü II lUJJJ-ÜUUiiJJJiifiilI W Illümül HMSISKI Vrijdag 22 November 1895. Tiende Jaargang No. 526. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES T.BOEKH OVEN. FEULLETON, uitgever: SOMMELS1PIJM. Alle stufefcesa voor de Redactie 8>e§temd, Advertentlën en verdere Administratie franco toe te zenden aais den Uitgever. Jammerlijke ver traging. De tegenwerking, aan Minister Tak's kieswetsontwerpen geboden, blijft een feit van verreikende ge volgen. Waren die ontwerpen een vorig jaar er door gegaan, dan kon de volksvertegenwoordiging zich thans bezig houden met sociale wetten, of in het generaal gesproken, met eene van die soort wetten, waar onze natie direct wat aan heeft. Maar nu blijft de kiesrechtquaestie nog steeds allen anderen politieken arbeid ophouden en verstoren, en eigenlijk ontbreekt voor alle andere onderwerpen de rechte ambitie, om dat men wel tast en voelt, dat, hoe hevig sommigen ook tegenstreven, de finale kiesrecht-uitbreiding toch onverbiddelijk komt en komen moet. Al is het kiesrecht geen natuur recht, toch is het voor onzen tijd zeer natuurlijk, dat het meer alge meen verleend wordtwant het valt niet in te zien, waarom juist een bepaald huur- of belasting- of spaar banksommetje, of een zeker bedrag van verdiend werkloon iemand be kwaam zou maken boven anderen om te kiezen. Zoolang er dus een willekeurige grens tusschen kiezers en niet-kiezers gehandhaafd blijft, is er geen tevre denheid met le kieswet denkbaar, en blijft het gtwoel en het gedrang over die ééne quaestie aanhouden. En dit te neer, omdat de ge drukte sociale omstandigheden ve len er op bdust maken om meê invloed te oefnen op onze wetge ving. Maar helaa, het feit is onher roepelijk, en wij moeten maar geduld oefenen. In Nederland is men nog al gewend, de klagers maar te la ten klagenvaak, totdat het te laat is. Gevaarlijke politiek. Ofschoon de Minister van Houten bij herhaling verklaard heeft, dat de tegenwoordige Regeering is op getreden voor een bepaalde taak de regeling van het kiesrecht, in verbad waarmeê ook de verkiezin gen voor de Tweede Kamer in het vorigejaar werden gehouden heeft hij op de begrooting voor 1896 allerlei posten gebracht, die strekken om de Staatsbemoeiing met het onderwijs uit te breiden, als b.v. de subsidie voor de kweekschool van bewaarschoolhouderessen, de aange vraagde gelden voor eene rijks kweekschool voor onderwijzeressen en de subsidie voor eene kookschool. Ook stelt hij nog in het verschiet eerlang te zullen komen met sub- sidiën voor middelbare scholen voor meisjes en voor de gymnasiën te Amsterdan, Rotterdam en Den Haag. Sommigen zien in deze nieuwe voorrechten voor het openbaar on derwijs eene poging van den Mi nister om meer vrienden en aan hangers te verwerven met het oog op de straks in behandeling komen de kieswet. Anderen zien er in, dat de Re geering, in plaats van zich bij de hoofdzaak van hare taak te bepalen, thans misbruik van de gelegenheid maakt om toe te geven aan oude neigingen. De zaak is zoowel in de afdeelin- gen der Tweede Kamer als in de persorganen besproken. In het voorloopig Kamer-verslag staat te lezen, dat naar sommiger gevoelen de regeering zich in hoofd zaak had moeten bepalen tot be stendiging van bestaande toestanden, omdat zij is opgetreden met een beperkt program. De Minister van Binnenlandsche zaken doet dit niet, zeggen de opponeerende leden. Op deze fcegrooting zijn tal van nieuwe onderwerpen en regelingen gebracht. Die Minister beweegt zich daarbij in eene eenzijdige richting, die, naar hij kon nagaan, geene instemming mag vinden bij eene der politieke partijen, van welker samengaan het optreden van deze regeering het uitvloeisel was. De Minister, zoo voegden die ontevreden leden er bij, moet niet over het hoofd zien, dat de bezwaren, door velen tegen het openbaar onderwijs gekoesterd, te meer wegen, naarmate dit wordt uitgebreid en grootere offers van de schatkist vergt. Vele andere Kamerleden daaren tegen verdedigden den Minister. Zij herinneren er aan, zegt het voor loopig verslag, dat de regeering zich steeds heffe voorgenomen, naast het geen zij als haar hoofdzaak beschouw de, te doen wat zij nuttig en noodig zou rekenen, en daarom dachten zij, dat men er dezen Minister geene grief van maken kon, dat hij over eenkomstig die bij herhaling afgelegde verklaring handelt. Dat de Minister de denkbeelden tracht te verwezen lijken door hem vroeger als Kamerlid voorgestaan, konden zijne verdedigers niet anders dan toejuichen, en zij vonden het kloek, dat hij zoo open voor den dag komt met zijn plannen en inzichten alhoewel hij op tegen stand kon rekenen. Met het lot der kieswet hadden deze plannen niets te maken in hun oog, en zij konden ook niet vinden, dat de Minister den voorstanders van het bijzonder onder wijs aanstoot gegeven heelt, omdat hij alleen zorgde voor een volledige uitvoering der wet. Ook in de pers kreeg de Minister steun. De Nieuwe Rott. Crt. wil er niets van hooren, dat de Minister iets zou voorgesteld hebben, dat op heropening van den schoolstrijd ge lijktwant immers zijn de subsidiën der bijzondere seholen nog niet in getrokken En de Liberaal kan evemin inzien, wat de regeering misdaan zou hebben, daar toch niet tegen de letter der wet gezondigd is. Maar het Haagsche Dagblad denkt er anders over en schrijft: „Naar onze overtuiging mag Mr. van Hou ten niet voorbijzien, dat hij in het Ministerie werd opgenomen, niet om zijn onderwijsrichting, niet om zijn algemeene politieke beginselen, maar als kiesrecht-specialiteit. Als pro- gressistische onderwijs-specialiteit had hij zeker niet gepast in een Bewind, waarop de stempel der gematigdheid werd gedrukt. Wat doet nu echter de Minister Hij kiest, als het ware 't onderwijs tot zijn eigenaardig do mein". Men ziet, er is een groot verschil van opvatting. Wij voor ons oordee- len niet over hetgeen er achter die toeschietelijkheid voor het openbaar onderwijs zit of kan zitten. Grissingen daaromtrent zijn toch nooit tot zeker heid te verheffen. Maar wel komt het ook ons voor, dat de Minister wijzer en voorzichtiger gehandeld zou hebben, als hij het voorbeeld van Minister Tak gevolgd en zelfs den schijn van partijzucht of politieke speculatie gemeden had. Het is toch kwalijk vol te houden, dat al die nieuw voorgestelde uitga ven noodzakelijk zijn om wat elk Minister doen moet 's lands bestuur gaande te houden. De leineedige, Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika bjj vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 'i/., maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentlën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. ÏIIMRIEI AMER AA Bill JE Zullen de mogendheden over hun ge zamenlijke houding tegenover 'ïurkfje het geheel eens worden, vóór een hunner door zekere gebeurtenissen in het Oosten töt handelend optreden wordt gedwongen? Men hoopt en vertrouwt het, op al leszins goede gronden. Totdusver wist men, dat Rusland en Engeland zoowat één lijn trokken, en dat Italië zich voegde naar de inzichten van den Brit, en de Republiek, natuurlijk, naar de oogen van den Rus keek. Maar hoe stond het met Oostenrijk en Duitschland Het is waar, dat Bismarck eens uitsprak hoe heel de Oostersche quastie, voor wat Duitschland aangaat, niet één Pommer- schen grenadier waard is; maar toch, als er een Europeesch eoncert door de groote mogendheden wordt gegeven, speelt Duitschland een eerste viool. En dan dient vooral Oostenrijk niet vergeten, dat in het Oosten zoo groote belangen heeft, welke juist niet paralel loopen met die van Rusland. Iedere dag, zoo seinde eergisteren de corresp. van de Standardbrengt tijding van nieuwe moorden, en het is duidelijk, dat indien de mogendheden nog een week laten voorbijgaan met onderhandelingen, deze niet meer noodig zullen zijn. Als het gerucht zich bevestigt, dat eenige Fransche en Amerikaansche zendelingen aangevallen zijn, is er alle reden om te gelooven dat deze mogendheden van woorden tot daden zullen overgaan. Het is bekend, dat de Fransche gezant het volle vertrouwen bezit zijner regeering, en de Amerikaansche vloot verlangt maar al te zeer, handelend op te treden. De zaak staat dus zoo Indien een der regeeringen op eigen hand te werk gaat, zou de vrede zeer zeker gevaar kunnen loopen. Blijven evenwel de mogendheden eensgezind en werken zij eendrachtig mede, om den moeilijken toestand, waarin 9. VII. De dokter screef een recept voor, gaf de noodig bevelen en beloofde dienzelfden dag ng weder te zullen komen. Toen deze zich verwijderd had, vroeg de Baron aan zijn kamerdienaar „Waar is mijne dochte? Laat haar spoedig bij mij komen en lat ons alleen." Eenige oogenblikken lasr stond Anna voor het bed van haren ader, nam zijne hand en kuste die, loals zij gewoon was. Met innig meelijden zei ze„Mijn lieve, beste pap;! Gij zijt ziek. Uwe hand brandt." „Ja, ja mijn Ind mijne hand brandt, maar mijn hart og meer," hernam hij zacht en op eenvriendelijken toon, zöo- als hij nog nooifeot haar gesproken had. „Hoe meent g dat, lieve papa „Zeg eens; v(r een paar dagen heeft de Domine met over het derde gebod gesproken. Ge net mij eens oprecht de waarheid zeggen, leeft hij daarbij iets van mij gezegd?" „Neen, lieve pjahij heeft van u niets gezegd," heiaalde het lieve meis je „Heeft hij mijmaam in het geheel niet genoemd „Neen, papaMaar ja toen hij -heenging, vroeg h waar gij u bevondt. Ik zeide, dat gij naar de stad waart gereden en tegen middag terug zoudt komen. Hij vroeg mij verder, ot ik wel eens voor u bad. Daarop kon ik gerust ja zeggen, want dat doe ik alle morgens vroeg en 's avonds ook." „En wat bidt ge dan wel voor mij Anna aarzelde, bloosde en sloeg de oogen neder. De Baron bleef er op aan dringen het hem te melden en het lieve meisje zei„Ik wil u alles zeggen, lieve papa Ik lees gaarne in den Bijbel en ga gaarne naar de kerk, hoewel ik nog niet alles begrijp, wat de Dominè preekt, en ik heb den Heere gebeden, dat gij dat ook doen moogt. O, lieve papa Gij kunt niet gelooven, hoe ver heugd ik ben, als ik in de Heilige Schrift lees, en hoe liefelijk het is in de kerk mee te zingen. En maar ge moet niet boos worden, papa als de kerkklok begon te luiden, liet ge altijd inspannen, of er kwamen soms andere heeren bij u, met wie gij kaart speeldet." „En is dat dan niet goed Anna zeide nietsze zweeg stil uit kinder lijk ontzag. „Spreek maar vrij uit, ik neem het u niet kwalijk waarom zou dat niet goed wezen Anna vatte moed, dewijl haar vader haar zoo vriendelijk toesprak en hernam „Het vierde gebod luidt: gedenk deu sabbathdag, dat gij dien heiligt." „Ja, ja! sprak de Baron tot ziehzelven „daaraan heb ik mij ook schuldig gemaakt. Zeg eens, Anna heeftsde Dominé u wel eens van den hemel en de hel verteld P" „Oja lieve papa! Hij heeft mij geleerd, dat de hemel de woonplaats van hen is, die in den Heere Jezus Christus gelooven en wedergeboren zijn de hel is de verblijf plaats van hen, die Gods Woord mis kend en Zijne geboden overtreden heb ben en in hunne zonden sterven." Deze onschuldige, kinderlijke taal van zijn 8-jarig dochtertje maakte op hem een geweldigen indruk. In de grootste angst riep hij „O GodAnnaga naar uwe kamer; laat, laat mij alleen; ga, liet kind ga." Het lieve meisje kon zich de plotselinge verandering haars vaders niet voorstellen ze zag hem weemoedig aan en vroeg „Lieve papa heb ik kwaad gezegd Ach,, wees niet boos op mij, zoo ik u verdriet heb aangedaan." „Verdriet Gij, lief kind Ge hebt wel gedaan, maar ik Ga been, Anna Zoo er werkelijk eene hel is o, laat mij alleen. Ga, kind later kunt gij wederkee- ren." Weenend verliet zij de kamer en voor zij de deur uitging, wierp ze nog een droe- vigen blik op haar vader. Naar hare kamer ging zij echter niet. Haar vast besluit was naar de pastorie te gaan. „Wat voert u zoo onverwachts hier, Anna?" vroeg haar de oude leeraar. „Ach, lieve Dominé ga spoedig met me naar papa. Hij sterft en ik vrees voor de hel." „Wat is er dan gebeurd, lieve meid Waarom verkeert ge in zulk eene onge rustheid over uwe papa „O, ik weet eigenlijk niet wat hem scheelt, maar deze morgen is hij geheel anders dan gewoonlijk. Hij is zoo goed en vriendelijk maar tevens zoo benauwd en angstig, zijne handen beven de dokter is bij hem geweest en heeft een drank voor geschreven, maar het helpt niets." De predikant dacht bij ziehzelven „Ik vrees, dat het oordeel des volks rechtvaardig is en hij verleden week eene vreeselijke zonde gedaan heeft." „Kom, lieve Anna zeide hij, „ik zal met u gaan. De Heere geve, dat het niet te vergeefsch zij." Zij traden beiden de woning binnen, en Anna gelastte den kamerdienaar deD predikant dadelijk bij haar vader te brengen. Deze meende, dat alles uit drukkelijk op last van den Baron geschiedde en aarzelde geen oogenblik, maar liet den predikant in de zieken kamer, waarna hij zich verwijderde. En Anna zij was naar haar kamertje gegaan, viel daar op hare knieën en bad voor haar vader. De kranke sliep, maar niet dien rustigen slaap, welke verkwikking aan lichaam en ziel geeft. Zijne ademhaling wa3 kort groote zweetdruppelen parelden op zijn voor hoofd hij was koortsig en zijn gelaat gloeiend rood. De predikant zette zich op eenigen afstand van het ledikant neder, maar zóó, dat hij den lijder in de oogen kon zien, wanneer deze ontwaak te. Niet lang daarna geschiedde dit. Ver rast, maar niet op een toon van ontevre denheid, riep hij „Wees welkom, Dominé Hoe komt gij bij mij Komt gij uit uzelven, of heeft iemand u geroepen P" „Uwe dochter, heer Baron heeft mij geroepen." „O, dat lieve kind Ja, mijne Anna heeft mij zoo lief, maar zij weet niet, hoe zij juist daardoor mijn zieleleed vergroot." „Hoe moet ik dat verstaan, heer Baron Kan de liefde van een kind smart ver wekken „O,Dominé wanneer men bekent, dat noch liefde noch medelijden eenige aan spraak hebben op het hart, dan veroorzaakt zulks smart. Ik kan en mag voor u niets geheim houden, de last daarvan drukt mij reeds zóó zwaar, dat ik dien niet dragen kan, maar er onder bezwijken moet, wie weet hoe spoedig als er althans geene hulp en kalmte kom t. Ik heb een valschen eed gezworen, wel nog niet in woorden geheel uitgesproken, maar de meineed was in mijn binnenste besloten. Ik beken het, ik heb geen deel aan God ik heb mij van Hem losgerukthet zien van mijn kind brandt mij als vuur op het hart. Laat mij spreken, Dominé en val mij niet in de reden. (Wordt vervolgd)*

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1