sa wm
Vrijdag 8 November 1895.
Tiende Jaargang No. 524.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCES
FEULLETON.
De Meineedige,
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
T.BOEK HOVEN.
sommMmj&pxjm.
Advertentiën van 1
ASle stuklken voos* de Redactie bestemd, Advertenties* en verdere Administratie fratsen toe te aesiden
i fiere ver.
€meUjkMeki.
753SX2132E2SSSCTa
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
5 regels 50 Cent elke regel meer
cent en 3/2 maal.
4/3 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden'ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Nog altijd zijn er vele men-
schen, die droomen van „gelijkheid''
onder de menscken, ook al bleek
op de proef herhaaldelijk, dat dit
een onmogelijke leuze is.
Gelijkheid vindt men nergens in
de natuur; noch onder de planten;
noch onder de dieren, en hoe kun
nen dan toch dezulken, die het
menschelijk leven lielst alleen als
een waterproces opvatten, denken,
dat de menschen op dezen algemeenen
regel een uitzondering zullen maken
Of leert ook niet de werkelijk
heid hun, dat de menschen schier
onvergelijkelijk veel verschillen in
lichamelijke kracht en geestvermo
gens. Veronderstel nu eens een
oogenhlik, dat hun stoffelijke bezit
tingen gelijk verdeeld konden wor
den, hoe lang zou dat dan voort
duren? Immers geen drie dagen.
Want om het stoffelijk goed zijn
waarde te doen behouden, moet men
het kunnen beheeren, en daarvoor
hebben allen lang geen gelijke be
kwaamheid. Ten deele kan men
daar wel wat aan veranderen, vooral
door Staats tusschenkomst, maar ten
deele ook niet, omdat er zooveel
verschil in aanleg is. Wat de een
zich bijna zonder moeite eigen maakt,
krijgt men er bij een ander of nooit
öf slechts gebrekkig in. En dit pn-
dervindt men ook, als men anderen
wil onderrichten in het besturen van
geld en goed.
Het is dus geen wonder, dat de
drijvers van het dogma der gelijk
heid „den Staat" tot heerscher over
alle dingen willen maken, want, dit
spreekt vanzelf, als de staatsburgers
alles van vader staat present krijgen,
dan behoeven zij zeiven weinig of
niets meer te doen, en dan komt
het verschil hunner begaafdheden
ook niet voor den dag. Ieder eet
dan slechts op, hetgeen hem voor
gezet wordt. Maar goed beschouwd
is die voorstelling toch ook weer
onzinnig. Want wie zal in die groote
staathuishouding den pot koken?
Kon men nu maar één reusachtige
figuur scheppen, bekwaam om alles
alleen te regelen en uit te voeren,
dan was het wat anders. Maar neen,
dezelfde ongelijkheid van kracht en
gezindheid, die men onder de vrije
burgerij bedekken wil, of buiten reke
ning wil brengen, vindt men dade
lijk terug onder de staatbestuurders.
Dit zijn lieden met ongelijke krach
ten en ongelijke behoeften.
Sommigen blijven evenwel draven
en jagen, ja rukken en plukken om
het onbereikbare te verkrijgen.
Dat blijkt ook uit het voortdurend
streven om de vrouw in een andere
levenspositie te brengen.
Als er nu toch één in 't oog
loopend onderscheid is, zou men zoo
zeggen, dan is het wel dat tusschen
de lieden van verschillend geslacht.
Dit verschil is dan ook dadelijk bij
de schepping aangekondigd. God
schiep den mensch naar ziel en
lichaam, maar ook als man en
vrouw. Deze twee zijn ongelijk in
oorsprong, ongelijk in kracht, onge-
gelijk in bestemming. Maar dat alles
hindert, naar het schijnt, den voor
stander der gelijkheid niet. Met een
ijver, een betere zaak waardig pleiten
zij maar voor gelijkstelling. De vrouw
moet niet slechts als vrouw beschermd
worden iets, dat ook wij toejui
chen maar zij moet alle beroepen
kunnen krijgen, die de man uitoefent.
Zij moet dezelfde rechten en vrijhe
den genieten die den man zijn toe
gewezen. En voor zoover er nog
verschil van werkzaamheden bestaat,
moet de Staat zoowel zorgen voor
behoorlijke opleiding in de vrouwe
lijke als in de mannelijke bedrijven.
„De gemeenschap" is niet verant
woord, zoo predikte Mr. de Kanter
onlangs in Groningen, als zij de
meisjes niet leert wat geld is, wat
de voedingswaarde der spijzen is,
wanneer zij haar geen boekhouden
en andere kundigheden leert, wan
neer zij niet ieder meisje dat
niet trouwt aan een betrekking
helpt wanneer zij niet aanstaande
dienstmeisjes leert dienen, enz.
Zoo gaat het veelvormig, vrije
burgerleven de wereld uit; zoo
verdwijnen de natuurlijke ver
schillen en daarmeê de poezie van
het menschelijk bestaan. Alles wordt
plat gestreken door de machtige
hand der „gemeenschap."
Maar het gevolg zal wezen, dat de
de menschen meer en meer gaan
zuchten en klagenoch, kwamen
de vr legere tijden maar weer eens
terug, want die „gelijkheid" baart
ons niets dan overlast en armoede,
en in het eind den doocl voor de
maatschappij.
Het, waarschuwen voor zulk een
droevige uitkomst baat echter weinig.
De meesten zijn reeds te ver gevor
derd op het verkeerde pad, zij zijn te
harstock tel ijk met hun nieuwerwet-
sche ideeën ingenomen om nog naar
verstandigen raad te luisteren.
Wèl wordt in onze dagm opnieuw
het woord vervuld, dat de verwer-
pers van Gods wetten tot de
ste dwaasheden vervallen.
O
rot-
WMLKXSREN DER AAnDË.
SiVa.BBlkfl0fili heeft weer een mini
sterie
Bourgeois is klaar gekomenSpottend
noemt men het nieuwe ministerie, omdat
het op allerzielen-dag aan den president
zal worden voorgesteld, eon Cabinet des
niortsj en al ziet men in Drankrijk dik
wijls het onmogelijke gebeuren, niemand
durft hot op grond van zijn samenstel
ling, en van de constellatie der kamer,
oen lang leven spellen.
Ilanotaux zit niet in het kabinet. Blijk-
b.aar zat de kabinetsformateur met de
portefeuille van buitenlandsche zaken
zeer verlegen, en ten slotte heeft hij toen
aangeklopt bij Berthelot, die reeds was
aangewezen als bewindsman vooi onder
wijs en schoone kunsten. Daar, zoo be
weert men, ware Berthelot goed op zijn
plaats geweestmaar of hij een goed
opvolger van Hanotaux wezen zal, be
twijfelt men sterk. Men onderstelt dat
deze geleerde, een scheikundige van groo-
ten naam, zich voor Bourgeois heeft op
geofferd, om het dezen toch mogelijk te
maken het bewind te aanvaarden. In het
ministerie-Goblet, van 1887'88, was
Berthelot reeds minister van onderwijs,
maar overigens bemoeide hij zich als
kamerlid weinig met do groote politiek.
„Voor zoover wij den toestand kunnen
beoordeelen", zegt de Figaro„dienen wij
ons te haasten om een levenschets te
geven van de nieuwe ministers, want
waarschijnlijk zal dit kabinet slechts wei
nige dagen leven."
Hierin zal nu wel eenige overdrijving
schuilen, doch het teekent de positie van
het kabinet, dat men er zóó over redeneert.
De Bwlgaarsehe Sobranje is dan
toch geopend met een troonrede, waarin
van den overgang van prins Baris niet
gerept wordt.
Niettemin heeft, volgens de geruchten,
Vorst Ferdinand aan den wensch van
7. V.
De president las den hem overhandig
den wissel, liet hem de overige rech
ters lezen, waarop hij hem Ben Ami
terug gaf met de betuiging van alle
rechters: „Het is ons eene groote blijd
schap, Ben Amide waarheid te kunnen
constateerenook zonder den wissel waren
we overtuigd van uw recht. Wat moet
er nu gedaan worden
„Niets, volstrekt niets," gaf hij ten
antwoord en verscheurde zeer bedaard
den wissel als ware het een gewoon pa
piertje geweest.
Onder het heengaan riep de presi
dent: „Ben Ami! waren vele christenen
zooals gij
VI.
De Baron von Lanz keerde vroolijk,
als een held en overwinnaar naar zijn
vaderlijk landgoed terug. Het proces was
geëindigd, de Israëliet had zijne aan
klacht ingetrokken en zoo gemakkelijk
als het maar kon, waren tienduizend
guldens gestreken. Wel was de meineed
voor de rechtbank niet ten volle uitge
sproken, in het hart was zij toch ge
schied. Bij zijne tehuiskomst, toen de
Baron de deur inreed, kwam zijn doch
tertje Anna hem blijmoedig tegen.
Met een innemend gelaat en verheugd
over zijne wederkomst riep zij„O, lieve
papaik ben zoo blijde u weder te zien
ik weet niet, maar o! ik was zoo ang
stig over u, als was een groot ongeluk
u overkomen. Gij zijt immers wel, lieve
papa? IJ is toch geen kwaad geschied?"
„Gekkepraat, kind! Is er ook iemand
hier geveest?" vroeg de Baron ver
toornd.
„Ja, mijn leermeester, de goede Do-
miné. Het is nog niet lang, sedert hij
vertrokken is. Hij sprak heden met mij
over het derde gebod„Gij zult den
naam des Heeren uwa Gods niet ijdelijk
gebruiken." Hij verklaarde mij, hoe god
deloos hot is te liegen en een valschen
eed te doen."
„Heeft de Dominé dat gezegd? Waar
om dat? Waarom dat juistheden? Die
man mag nooit weer in huis komen.
Gij hebt zeker zeer oplettend naar hem
geluisterd, en zijn eerwaarde heeft ook
van mij gesproken, niet waar?" vroeg
de vader wild opspringende.
„Neen, lieve papa! Het derde gebod
lag heden aan de beurt.. Het is waar,
ik heb zeer oplettend geluisterd. O, die
goede man verklaart alles zoo duidelijk
en de geboden Gods zijn zoo treffend,
dat ik er wel een geheelen dag naar
zou kunnen luisteren. Ik heb alles, ge
loof ik, goed onthouden. Wil ik mijne
les eens voor u opzeggen? Wil ik u eens
zeggen, lieve papawat een meineed is
vroeg het meisje.
„Wat duivelen hij pakte het lieve
kind zoo hevig bij den arm, dat zij
hardop begon te schreeuwen en bitter
te schreien. „Neen, bij den Satan! dat
komt niet bij toeval, dat is een afge
sproken werk met die schurken van leer
aars, maar bij mijne eer, hij zal niet
lang zoo meer spreken.
Voort! kom voort! naar uwe kamer
en kom mij niet onder de oogen, voor
ik u heb doen roepen." Met drift her
haalde hij, ziende dat Anna zijn bevel
niet onmid.lelijk opvolgde, maar hare met
tranen gevulde oogen op haar vader ge
richt had: „Kom, voort! veort!"
De voor God meineedige kon het in
huis niet uithouden.
Hij liet zijn rijpaard zadelen en rende
als een wildeman de slotpoort uit. Zijn
voornemen was eerst zich naar den pre
dikant te begeven, hem verantwoording
te vragen en hij zouDan hoe
meer hij de pastorie naderde, des te meer
werd hij onbeslist in het ten uitvoer
brengen van zijn besluit. Het was of eene
meer dan menschelijke macht hem tegen
hield. Hij reed nu het ruime ve'd
in, berg op, berg af, dan weder het
bosch in en uit, door zulk eene
vreeselijke onrust gekweld en voortge-
zweept, zooals hij nog nooit in zijn le
ven ondervonden had.
Eindelijk meende hij, een goed glas
wijn zou het wel verdrijven. Hij sloeg
den weg in naar eene herberg, die op
eene aanzienlijke hoogte gelegen was
daar dacht hij zich eens recht goed te
doen. Hij trad de gelagkamer binnen,
en daar hij juist de eenige was, ging hij,
terwijl de waardin den door hem bestel
den wijn haalde, de kamer op en neder
met gebogen hoofd en de armen kruise
lings op zijne borst geslagen. Die kamer
was mei eenige onbeduidende schilderijen
versierd, van welke eenige den inhoud
der tien geboden voorstelden.
De Baron bleef opeens voor eene der
schilderijen staan, niet zoozeer om die
te bewonderen, want zij had als kunst
stuk geene de minste waarde, maar om
dat de verwarde toestand zijner gedach
ten, waarin hij zich bevond, hem een
rustpunt bood tot zich zei ven te gera
ken.
Toen hij zijn hoofd ophief en zijn blik
op een afbeeldsel" wierp, geschiedde dit
zoo zonder gedachte, dat hij strak op baar
ziende, toch niet zag, wat het eigenlijk
verbeeldde.
Het werd hem evenwel langzaam dui
delijker, evenals een wolkensluier voor
hem opgetrokken werd. Hij zag om eeDe
groote tafel vele mannen zitten, allen in
het zwart deftig gekleed. Op eene tafel
daarnaast lag een doodshoofd alsmede
een zwaard en eene weegschaaltwee
brandende kaarsen spreidden licht over
een opengeslagen boek, dat den Bijbel
beteekende. Ter rechterzijde van de tafel
zijn ministers voldaan. Hij moetin begin
sel zijn toestemming hebben gegeven tot
den doop, en daarop hebben Stoïloff c,s
hun ontslagaanvrage ingetrokken.
Deze geruchten hebben onder de bevol
king van Sofia groote blijdschap verwekt,
en de vorst werd dan ook, toen bij uit
reed, levendig toegejuicht.
In de troonrede werd gezegd, dat de
buitenlandsche betrekkingen van Bulga
rije niets te wenschen laten, en dat de
definitieve sluiting van handelsverdragen
binnenkort te wachten is. Voorts werd
herinnerd aan de deputatie, die de So
branje naar Petersburg had gezonden,
„om een krans !e leggen op het graf van
czaar Alexander, onsterfelijker nagedach
tenis," en aa,n de vriendelijke gezindheid
van de tegenwoordigpn czaar cn de goede
ontvangst, der deputatie ten deel geval
len. „Be laatste," heet het in de rede,
„vond zoowel in regeeringskringen ais bij
het volk datgene wat ons aanmoedigt, om
met standvastigheid en geduld de betrek
kingen te erkennen, die er bestaan tus
schen onzen bevrijder en ons land."
In Moesh, Arnaenië, hebben de
Armenische notabelen met de voornaamste
Turken beraadslaagd over de beste manier
om een herhaling van de „ongeregeld
heden" te voorkomen. De Turken dron
gen er op aan, dat de Amerikaansche
zendelingen, die in Sasoen bezig zijn geld
uit te deelen onder de noodlijdenden,
binnen drie dagen het district zonden
verlaten anders stond een herhaling van
de Bitles-moorden te vreezen. De Ame
rikaansche gezant heeft daarom den zen
delingen aangeraden, zich voorloopig terug
te trekken, maar tevens heeft hij de Turk-
sche regeering aangezegd, dat hij haar
verantwoordelijk stelde voor hun leven.
De Porte heeft nu troepen gezonden tot
bescherming van de zendelingen.
De Koerden in Sasoen dreigen intus-
scheri de Armeniërs te plunderen, zoodra
de vreemde zendelingen vertrokken zijn.
Als er geon krachtiger maatregelen ge
nomen worden, vreest men voor nieuwe
onlusten in Sasoen.
Volgens opgaven uit Armenische bron,
stond een geestelijke in ambtsgewaad, ter
linkerzijde een man met de linkerhand
op do borst, en de rechter met twee
opgeheven vingers in de hcogte hou
dende.
Rondom hem stond eene menigte volks,
in gespannen verwachting en met eene
ernstige uitdrukking op het gelaat. De
Baron uitte een vreeselijken kreet en
bedekte zijne oogen met beide handen.
„Voor den duivel, welk gezicht!" Hij
stoof als een razende het vertrek uit,
sprong op zijn paard en rende weg.
Het was reeds tamelijk laat geworden,
toen hij huiswaarts keerde en reed tegen
zijne gewoonte in, langzaam het slotplein
op. De stalknecht verwonderde zich, dat
de genadige heer zoo bedaard was en
zonder scheldwoorden van het paard steeg
en naar niets of niemand vroeg. Hoe
weinig hij zich met zijn kind bemoeide,
had hij 's avonds altijd de gewoonte, voor
dat hij naar bed ging, naar het kamertje
van zijne dochter te gaan om door haar
de hand te laten kussen. Dit bleef nu
ook achterwege, want toen hij naar ge
woonte de deurknop reeds in de hand
hield, schrikte hij plotseling, keerde terug
en begaf zich naar zijne eigene kamer.
De bediende bracht hem zijn avondeten
en de Baron vroeg op meewarigen toon,
of er ook iemand voor hem geweest was.
Do knecht antwoordde bevestigend, en
ontsteld en angstig vroeg hij„Wie dan?"
Wordt vervolgd.)