win m mi ii w m*m Vrijdag 1 November 1895. A ti tirevo Tiende Jaargang No. 523. Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEULLETON. T.BOEKH O V E N. De Meineedige, Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: SOMMEiéSMJFH. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvr agen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle stuRSken voer «Ie Steclactae SsesfessatS, Advertenties en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Mene ernstige ver maning. Hamers van arbeid. i$e nieuwe kieswet. Stemplicht. Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij heslaan Professor I. H. Gunning zeide in zijne openingsrede bij het begin der academische lessen, o. m.„laat ons dan, ziende op Jezus, afleggen allen last, en vooruit vrijwillig geven wat anders de noodzakelijkheid ons zal rooven. Laat ons niet afwachten, dat de democratische strooming ons verarme, maar met den moed, uit den drang der liefde van Christus geboren, haar tegemoet komen door inwendige losheid van gemak, rust, aardsche goederen en aangeërfde ge woonten." Deze woorden vooral ook aan het adres der hoogere standen gericht, doen onwillekeurig denken aan de schoone rede „Maran-atha", enke le jaren geleden door Dr. Kuy- per op de Deputaten-vergadering uitgesproken want in hoofdzaak had die rede geheel dezelfde strekking, n.l. om met het oog op de ontroe rend ernstige sociale toestanden alle medechristenen op te roepen tot nauw gezetter plichtsbetrachting, eer het te laat is. Prof. Gunning betoonde zich dus nu ook een voorstander van „het sturen in democratische richting", en dit is verblijdend, want als hij wat zegt, nemen wellicht eenigen het aan, die hetzelfde van een meer typisch gereformeerd man niet kun nen verdragen. En het hier aanbevolene moet be tracht worden, of de straf kan niet uitblijven. Oproeren aanmoedigen of verdedi gen doet een goed antirevolutionair nooit. Maar wel mag en moet hij ze voorspellen, als er oorzaak voor is, en door het bepleiten van goede middelen zoeken te voorkomen. Er zijn Gode zij dank, eenige rijke en invloed hebbende familiën in ons land, die de sociale gevaren mede inzien, en die veler nood zoeken te lenigen. Maar helaas, ie velen on derschatten nog de gevaren, die drei gen, en blijven koel en onaandoen lijk, alleen peinzende over het ver meerderen van hun eigen schatten. Mocht Dr. Gunning's stem eens bij hen doordringen Een paar weken geleden is er een wetsvoorstel voor de instelling van Kamers van arbeid bij de Staten- Generaal ingediend. Tusschen zulk eene indiening en de finale bekrachtiging is nog wel een lange weg, maar wij zijn dan toch, nadat er ongeveer twintig jaar reeds van antirevolutionaire zijde op genoemde Kamers is aangedrongen, nu een eind gevorderd. Het doel dezer Kamers is volgens de officieëele omschrijvingde belan gen van patroons en werklieden in onderlinge samenwerking voor te staan. Zij zullen inlichtingen verza melen over arbeidsaangelegenheden zij zullen het Rijk, de provinciën en de gemeenten ad viseer en, hetzij gevraagd of ongevraagd, en voorts be staande geschillen uit den weg trach ten te ruimen, of niet bestaande te voorkomen. Een van de grootste gebreken van het ontwerp schijnt wel te zijn, dat het geen afzonderlijke vergaderingen van patroons en van arbeiders voor schrijft, en dus niet officieëel de ge legenheid voor de arbeiders daarstelt om speciaal hun belangen tegenover die van de patroons in een eigen vrijen kring te verweren. Ook zullen de Kamers niet het hare leveren voor opstelling van het arbeidacow- tractmaar zich slechts bepalen tot het afwenden van moeielijkheden. En voor den landbouw-arbeid wordt geen aparte Kamer-inrichting voor gedragen. Uit een en ander moet men dus opmaken, dat de meer or ganische opvatting van den arbeid in het ontwerp niet tot haar recht komt. Evenwel is er nu een begin, en waarschijnlijk zal de praktijk als van zelf de noodige wijzigingen wel aan bevelen. Het is eene zaak van algemeene bekendheid, dat de thans aanhangige kieswet in de verste verte niet die ambitie bij ons volk opwekt, welke het ontwerp van '9.5 uitlokte. Maar dat is waarlijk geen won der. De voordracht van den tegen- woordigen Minister is lang zoo door tastend niet, en zij houdt het oude verband tusschen kiesrecht en be lasting veel meer vast. De netelige kiesrechtquaestie zal dus bij aanneming van dit ontwerp nog lang niet opgelost worden. Het betrefc thans slechts eene verschui ving naar een ander tusschen-sta tion. Wel schijnt het kiesrecht volgens Minister van Houten's ontwerp op grond van vele andere gegevens ver leend te worden dan wegens het betalen van een bepaalde som be lasting; n.l. het bewonen van een huis van f 2,50 tot ƒ1,— het ge nieten van een inkomen van 5,50 tot ƒ2,75 per week, het bezit van een sommetje spaarbansgeld, of het bezit van een graad of akte maar men heeft reeds uitgerekend, dat dit slechts weinig verschil in het aantal kiezers maakt, omdat de groote massa van hen, die wegens een of meer van deze voorwaarden kiesgerech tigd zouden zijn, door de gevorder de belastingsom toch kiezers zijn. Er valt dus in het geheele ont werp weinig voortreffelijks te prij zen. Wij komen er ook slechts een klein eindje mede vooruit. Vooral van katholieke zijde wordt sterk aanbevolen om in de nieuwe kieswet het gaan van alle opgeroe pen kiezers verplichtend te stellen, en ook de oud-hoogleeraar Fruin hielp dit verdedigenhij beschouwt het stemmen als eene functiedie, als zij eenmaal den kiezers is opge dragen, natuurlijk ook moet uitgeoe fend worden. In formeelen zin hebben de voor standers van den stemdwang geen ongelijk. Het stemmen toch geschiedt niet voor het persoonlijk belang der kiezers. Het is niet iets particuliere, dat alleen voor henzelf gevolgen heeft. Maar het is eene handeling, die de Overheid wil verricht zien in het algemeen belang. Maar toch gelooven wij niet, dat het op de antirevolutionaire lijn ligt, om mede de invoering van den stem plicht te vragen. Iets andere zou het zijn, de wetsvoordracht, ondanks het mogelijk inlasscüen van dien dwang, te helpen aannemen. Maar met het amendement zelf medegaan, neen, dat kunnen o. i. de antirevolutionaren niet goed bestaan. Want waarom is het de Overheid bij haar oproeping tot de stembus te doen? Natuurlijk om een politiek levensieoken van de burgerij, en niet om een marionetten-spel. Maar hoe zal de Overheid er dat leven in brengen? Immers zij, die zich eeni- germate op de hoogte stellen met hetgeen er omgaat in staat en maat schappij en die iets weten van de redenen waarom de eene candidaat verkieslijk is bbven den anderen, zullen ook allicht de moeite nemen om naar de stembus te gaan. En de briefjes van hen, die eigenlijk ner gens van weten, of totaal onverschil lig zijn, hebben toch feitejijk geen waarde, of het moet zijn in nega tieven zin dat wil zeggen, de stem ming wordt er niet door verduide lijkt, maar verward en verwilderd. Yoeg hier nu bij, dat reeds in het algemeen onze partij zoo min mo gelijk dwang begeert, en de conclutie ligt voor de hand. Er bestaat sinds enkele dagen eenige spanning in de diplomatieke betrekkingen van Blaslië en ÉaOï*tïBg'»l. De aanlei ding daartoe is, in het kort, dat de koning van Portugal zijn aangekondigd bezoek aan zijn oom Humbert heeft afgeschreven, daar hij anders met den paus in conflict zon komen. Dit is een der vele gevolgen van de ver- eeniging van Quirinaal en Vaticaan in dezelfde stad. Rome is voor de staatkundi ge wereld de hoofdstad van Italië en de wettige residentie van den koning, Rome is echter voor de roomsche wereld de wettige hoofdstad van het katholicisme en de residentie van den Paus. De room sche sonvereinen, die Italië willen bezoe ken, moeten dus kiezen tusschen twee onaangename beslissingenden paus te beleedigen door den koning, öf den koning te beleedigen door den paus het eerst te bezoeken. En daarom blijven ze maar trouw weg Mijnheer de presidentik verzoek u, van uwentwege elke beleed iging te spa ren," riep de Baron op trotschen hoogaan- geslagen toon. „Is het reeds zoover ge komen, dat een edelman voor het ge recht minder geloof vindt dan een vuige gemeene Jood Het gerecht moet im mers onpartijdig zijn, doch gij schijnt partij voor het Jodenkind te trekken." „Baronhernam de president met waardigheid, „er is in ons land nog eene hoogere rechtbank dan deze. Meent ge reden te hebben ons van partjjzucht en onrechtvaardigheid te beschuldigen, zoo staat immers de weg van aanklacht voor u open. Wat hier gesproken wordt, wordt aangeteekend, ook zijn er getuigen genoeg tegenwoordig, die u ten dienste staan, als gij dat verlangd. Ernstig verzoek ik u vriendelijk den loop der zaak niet verder te storen, maar u, zooals het u betaamt, aan het gericht te onderwerpen." De menigte gaf luide hare goedkeuring te kennen. De President ging voort: „Het verlies van den wissel, geeft aan de zaak eene andere wendig. Ben Ami beweert gij alsnog van den Baron von Lanz een wissel ontvangen, doch dien verloren te hebben „Bij Jehova, mijn Getuige, ik kan niet anders, heer presidentMag ik verlof eenige woorden tot den Baron te rich ten De persident gaf zijne toestemming en Ben Ami begon „Heer Baron wellicht bedriegt u uw geheugen en verkeert gij in een staat van spanning. Gij zijt twee malen bij mij geweest om het geld in ontvangst te nemen. Ik kan mij niet veronderstellen, dat eene aanziendelijke som u zou ontgaan zijn zonder eens na te denken, op welke wijze gij in haar bezit gekomen zijt. Gij kwaamt voor het eerst van uw leven bij mij. Eigenlijk kende ik u niet genoeg om zulk eene belangrijke handeling met u te sluiten. Uw naam, stand, redeneerkrachf waren mij waarborgen u van dienst te zijn. Herinnert ge u nog niet, dat ik zeide de volle tienduizend gulden niet in kas te hebben, maar borg voor u te willen blijven, indien gij noodwendig gelden betalen moest; dat ik u verzocht over een paar uren terug te komen, omdat gij op de betaling in contanten aandrongt; dat de door u voorgestelde voorslag om een notaris in te roepen door mij van de hand gewezen werd, omdat ik uw eergevoel niet wilde' kwetsen, wanneer er een derde persoon in betrokken werd; dat gij in eene opgewondene toestand tot mij spraakt en ik bijna besloten was van de geheele zaak af te zien; dat gij u aan mijne schrijftafel plaatste en uw naam voluit onder den wissel schreeft Als ik u zoo alles herinner, heer Baron kunnen dan deze bijzonderheden dooru geloochend worden „Gij liegt alles Jood Het is een vooaf bedacht plan, eene weloverdachte list. Mijnheer de presidentGij ziet nu duidelijk, dunkt, mij, dat hij zich in zijne eigen strikken verwart, en hij niet in staat is zijne gezegden en aanklacht te bewijzen. Ik verlang niets meer dan mijn rechtik verlang handhaving van mijne geshondene eer, hoewel ik mjj bewust hen, dat een lage Jood mij mijne eer noch ontnemen, noch geven kan. En nu geen woord meer met een verachten Jood. Ik eisch de strengste straf tegen hem, door de wet op leugen sn bedrog gesteld." Bedaard hernam de president„Baron! de eene aauklacht staat tegen de andere over. Aan beide zijden ontdreken getui gen. Yolgens uwe bewering moest dus aan ééne zijde bedrog en leugen zijn. Het moet dus hier tot het uiterste middel ko men, hetgeen de Heer verhoede. Gij zjjt de aangeklaagde, Baron Zijt gij bereid willig de waarheid uwer bewering met een heiligen eed te bevestigen De Baron zag met uitdagende blikken om zich en zeide „Ja, wanneer een edel man zoo als ik ben, een ridder met zijn eerewoord geen genoegzame borgtocht is, en dat nog wel tegen een Jood, tegen een listigen Jood, dan zal ik doen wat de wet van mij vordert." „Gij kent de gebruikelijke formule, Baron niet waar nog eens voor het laatstKunt gij mij om uwer ziele zalig heid nazeggenZoo waarlijk helpe mij God almachtig. „Zonder het minste bezwaar," hernam de diep schuldige. Het was op het hooren van die vermetele taal of een onhoorba re slag alle aanwezigen getroffen had. Een onheilspellend gemurmel doorliep de geheele vergadering en daarna eene plechtige, angstige, en onrustige stilte. De Baron zette zich in postuur als een hoogmoedig verwaten edelman, zag met verachting op de verzamelde menigte, trad [eenige schreden voorwaarts, hief zijne rechterhand open sprak Zoo waar lijk helpe mij „Houd op, houd op, houd op om Gods wil riep op eens eene stem. [Het was Ben Ami, die nader drong, bleek en bevend, als verkeerde hij in doods gevaar. Nogmaals riep hij Houd op, de Ba ron mag niet zweren ik herroep mijne vordering." Eene algemeene verbazing vervulde zoowel de talrijke aanwezigen als de rechtersde Baron alleen zag schamper op den Jood neder, en streek zich links en rechts langs den baard. De president, diep getroffen, sprak „Ben Ami 1 ik versta u toch moet ik u vragen waarom doet ge dat "Mijnheer de presidenthernam de Israëliet, die nu zijne volle bewustheid en klamte herkregen had, en als een eer waardig profeet, voor den rechterstoel stond, „mijn geweten verbiedt mij recht te doen gelden. Ik herroep mijne vorde ring en verzoek u de zaak als geëindigd te beschouwen; de kosten zijn natuurlijk voor mijne rekening. Liever nog tien duizend gulden verlies, dan om mijnent wille een meineedige in de hel." Ben Ami keerde zich om en verliet midden onder de volksmassa, die op den Baron het oog gevestigd had, ongezien de gerechtszaal. De president zeide tot den Baron „Uwe zaak is bij deze geëindigd, heer Baron Na hetgeen thans voorgevallen is, heeft de rechtbank geene de minste aanspraak op u te maken. Gij kunt gaan." Drie dagen na deze gebeurtenis werd Ben Ami aangediend en de gerechtszaal binnen gelaten. Hij had een papier in de hand. Kalm en bebaard zeide hij „Mijnheer de presidentdeze morgen heb ik bij het doorzoeken mijner papieren den wissel gevonden. Ongetwijfeld had ik dien in de haast van den oogenblik zelf daaronder geschoven. Mag ik u ver zoeken u te overtuigen Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1