Yrijdag 25 October 1895.
Tiende Jaargang No. 522.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEULLETON.
De Meineedige,
T.BOEKH O V E N.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij Toornitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOUMMBSRd&D IJ Mi.
Aiie stukken vow «Ie Redactie bestemd, Advertenties* en verdere Administratie trainee tee te zenden aais den Uitgever.
Het zedelijk verval
onzer natie.
Steen en been klaagt soms het
„Nieuws van den Dag" over den mo-
reelen achteruitgang van ons volk.
Zoo ook onlangs weer in het nr.
van 30 Sept. jl.
„Men kan onzen tijd prijzen,"
zoo staat daar te lezen, als den ver
lichte om zijn wetenschap, zijn in
dustrie, misschien zijn kunst. Maar
de eer en het geluk van in een tijd
van zedelijke en godsdienstige groot
heid te hebben geleeld, is ons niet
beschoren Anarchisme en ni
hilisme zijn de meestsprekende en
droevig welsprekende feiten van don
dag. En dat op het gebied van staat
en maatschappij niet alleen, maar in
heel het zedelijk leven De
vrees dat de menschheid weer terug
zal vallen van het zedelijk peil,
waarop het christendom haar hoeft
gebracht, zal in geen ernstig denkend
mensch opkomen. Maar een gevoel
van bekommernis, dat de ziekte zich
eerst nog meer zal moeten verbrei
den, eer ze kan worden genezen,
laat zich bijwijlen niet onderdrukken.
Een angst voor velen, wien dan nog
zwaarder strijd in de wereld wachten
zal dan ons, en deernis voor wie
daarin zullen vallen, wonen in de
beste harten. Zie deze dingen den
ken en voelen wij jtelkens bij de
enkele feiten, die ons weer in het
hart van een der hoogstbeschaafde
kinderen van de eeuw der verlich
ting een wereld van zedelijke ver
dorvenheid laten zien.''
Maar hoe wil de redactie van ,,het
Nieuws van den Dag" nu die zede
lijke verdorvenheid zoeken te gene
zen? Door „besef van geweten, ge
wetenskracht en liefde en eerbied
voor dit 's menschen beter ik'' bij
kinderen en volwassenen op te
wekken.
Treurige raadgeving inderdaad,
zoolang daarbij de kracht van het
Evangelie verzwegen wordt, en het
geweten voor een „beter-ik" wordt
aangezien.
Ook blijkens den overigen inhoud
van het artikel wordt hier het ge
weten aangemerkt als een zelfstan
dige macht ten goedeeene macht,
die wel sluimeren en uitzinken kan,
maar niet dwalen, en die dus veilig
het bestuur over ons leven kan
hebben.
Maar wat zal men ook anders
verwachten van hen, die geen on
feilbaar Godswoord erkennen en toch
cje christelijke deugden aanprijzen.
2]lij moeten wel redeneeren, alsof
e mensch van nature het christen-
om in zich draagt.
Intusschen, al toornt de redactie
ook tegen het spreken van „gewe-
tenlooze" menschen, zijn kan niet
verklaren hoe het komt, dat ondanks
de blijvende gewetenswerking, de
boosheid onder de medeburgers zoo
hand over hand toeneemt.
Het is haar een raadsel, omdat
zij Gods Woord negeeit.
Stemdwang.
Reeds spoedig na het indienen
van Minister van Houten's kieswet
werd van Roomsche zijde beweerd,
dat zij in dien zin „verbeterd"
moest worden, dat de kiezers ver
plicht zouden zijn om, ook al wisten
zij niemand te kiezendan toch hun
stembiljet in de bus te komen bren
gen. De liberalen echter verklaarden
er zich bijna eenparig tegen, totdat
de oud-hoogleeraar Fruin den stem-
dwang mede in bescherming nam.
Toch heeft deze nieuwe opvatting
van het kiesrecht weinig kans om tot
wet verheven te worden.
Er is te veel tegen in te brengen,
dat hout snijdt.
Zeker, het was wel te wenschen
dat allen, die het kies recht hebben,
ook hun plicht om te kiezen, ernstig
gevoelden, en dien niet onvervuld
lieten.
Het is toch waarlijk geen ijdele
formaliteit, als van Regeeringswege
aan de burgers gevraagd wordtwie
zullen uw belangen in het Parlement
behandelen
Maar dit plichtsbesef is alleen
door zedelijke middelen, door voor
lichting in vergaderingen en in de
bladen te wekken.
Aan lieden, die zich tegen wil en
dank, alleen om boete en andere straf
middelen te ontgaan, naar de stem
bus begeven, heeft men toch niets.
Zij stemmen of in blanco, 51 zij
stemmen zonder oordeel des onder
scheids. In beide gevallen veroorza
ken zij slechts last.
Kiezen is eene zaak van het hoofd
en van het hart.
Maar wat zal men dan beginnen
met menschen, wier hoofd en hart
ganscheiijk niets bevatten van de
strijdvragen van den dag.
Stemdwang past dus wel in het sy
steem van staatsopvoeding, maar niet
in dat van de vrije volksbeweging.
Neèrl&nds bevolking.
Yan vvege de centrale commissie
voor de statistiek in Nederland is
onder den naam van „Jaarcijfers"
volgens gewoonte weer heel wat pu
bliek gemaakt, dat de aandacht ver
dient.
Vooreerst zij opgemerkt, dat de
bevolking in Nederland nog steeds
stijgende is. Op ultimo December
bedroeg zij 4,795,646 zielen, althans
in absoluten zin. Maar procentiseh
gerekend vermindert het aantal ge
boorten. Op 1000 zielen werden in
de jaren 1875 1879 gemiddeld
elk jaar 36,6 kinderen geboren, en
in de jaren 1890 tot 1894 ruim 33.
In het geheel maakt dat een verschil
van 17,280 per jaar op eene bevol
king van ruim 4,800,000 inwoners.
Het sterftecijfer werd gedurende
het jongste tijdvak echter ook klei
ner. Yan daar dat die mindere ge
boorten niet zoo in het oog loopen
bij het zien op de nog vrij geregelde
toeneming der bevolking. In 1 885 was
het aantal sterfgevallen op 1000 zielen
21,0; in 1893 19,2 in 1894 18,5.
Die betere toestand is middelijk toe
te schrijven aan verbetering van het
geneeskundig toezicht, aan het ver
schaffen van beter drinkwater op
vele plaatsen, enz.
Het procentiseh getal der gehuwde
en dat der gesloten huwelijken is in
de laatste jaren nagenoeg hetzelfde
gebleven. Ook blijkt uit de opgaaf
van den leeftijd van bruidegoms en
bruidendat de neiging om het hu
welijk tot rijperen leeftijd uit te stel
len, nog geen veld wint. Zelfs trouwen
er jaarlijks gemiddeld nog 1100 jon
gens van 20 en minder jaar oud, bijna
zonder uitzondering behoorende tot
de lagere klasse.
Het aantal echtscheidingen neemt
toe, ofschoon vergeleken met sommige
andere landen, nogal niet sterk.
Het cijfer der onwettige geboorten
is gedurende het laatste tijdvak niet
vermeerderd procentiseh is het ver
minderd. Maar opmerkelijk is, dat het
getal levenloos aangegeven kinderen
procentiseh tweemaal grooter is bij
ongehuwde dan bij gehuwde moeders.
De bevolking in de groote steden
hoopt zich nog steeds op. Amsterdam
telde op 1 Dec.. 1869: 272,760
inwoners, en op 31 Dec. 1894
482,158 inwoners Rotterdam op de
zelfde tijdstippen resp. 116,232 en
234,916 'sGravenBage resp. 90,277
en 180,454. Ook in de steden van
middelmatige grootte is de aanwas
sterk.
Uil «le pers.
V.
mm ii hhd
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
cent en 3/, maal.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Godsdienstige overtuiging bij een jadvocaat
Op alle regels zijn uitzonderingen, en
waar nu die uitzonderingen op een goede
zaak betrekking hebben, daar zijn ze door
hun'zeldzaamheid des te meer te waar-
deeren. En waar het nu hoe langer hoe
meer regel wordt dat de mannen der
wetenschap de godsdienst als ballast over
boord gooien, daar doet het 't harte goed
als men verneemt van een der enkelen
die zich hun overtuiging, zelfs voor de
balie niet schamen.
Een Roomsch-Katholiek blad geeft
daarvan het volgende staaltje
't Geschiedde in Frankrijk, in 'tjaar
onzes Heeren 1895.
Plaats der handeling, het gerechtshof
in eene departementale hoofdplaats niet
verre van Parijs.
Een bengel van 17 jaar, wiens naam
niet verdient aan de nakomelingschap
overgeleverd te worden, stond terecht
wegens moord op eene oude vrouw
gepleegd.
Deze vrouw, Rosine Ménié genaamd,
had de moordenaar, die zich reeds vaker
aan velerlei misdrijven had schuldig
gemaakt moedwillig om het leven gebracht
en dan van de som van twee franken
beroofd.
De beschuldigde bekende alles, met de
grootste brutaliteit zelfs.
„Wat kan mij dat schelen antwoordde
hij den rechter, toen deze hem vrosg wat
hij misdreven had.
En op de vraag, of hij Rosine wel
gedood zou hebben indien hij geweten
5. IV.
„Wie spreekt daar?" riep hij woedend
uit en vloog naar het meisje toe, welke
hij bij den arm greep en uit haar schuil
hoek tevoorschijn haalde. „Staat gij dezen
schurk ten dienste? Heeft hij u onder
houden en u de les voorgezegd, die gij
hier opzeggen moest?"
„Neen, neen, lieve, beste papa! die
man heeft geen woord met mij gespro
ken," was het antwoord van het lieve
kind.
„Wat doet gij hier? hoe zijt gij binnen
gekomen? Sluipt ge als eene kat rond om
mij na te gaan Ach het verwondert mij
niet; het is het erfleel uwer lieve mama,"
riep de vertoornde vader.
Hot lieve kind, van geen kwaad bewust,
wist zich niet te verdedigen, maar maakte
van het eenige wapen door God aan de
onschuld gegeven, gebruik: zij weende en
zeide slechts„wees niet boos op mij, lieve
papa ik wist niet, dat ik kwaad deed."
Op een barschen toon klonk het: Voort,
voort, naar uwe kamerKom mij niet on -
der de oogen." Hij trok het kind hevig bij
den arm en zette haar de deur uit. Daarop
keerde hij zieh tot Ben Ami en sprak„Ik
wil mijne handen niet bezoedelen, anders
zoudt gij een gelijk lot ondergaan. Yoort,
schurk van een Jood Wacht u, ooit den
drempel van mijn huis te betreden."
Ben Ami scheen niet oogenblikkelijk te
vertrekken, waarop de Baron, ziedend
van toorn, als een duivel naar zijn kabinet
vloog, met een groote hondenzweep terug
kwam en zonder zich te ontzien, den on-
schuldigen Jood erbarmelijk sloeg onder
den uitroep: Hond! maak dat je weg
komt."
Het kind van Abraham stond stil, on
bewegelijk, en ontving de slagen als een
slaaf, die door zijn wreeden meester zijn
bloed zwijgend laat vloeien. Met ernstigen
en verheven blik zag hij zijn schuldenaar
aan. Zijn gehecle wezen vormde hem tot
een profeet, die in den naam des Aller-
hoogsten den goddelooze het oordeel aan
kondigt:
„Niet uwe valsche beschuldiging tegen
mij, niet de smadelijke tuchtiging, die gij
mij hebt toegediend, zullen u aanklagen
voor God. Ik vergeef ze u! Maar de tranen
vau uw dochtertje, als een waarschuwende
stem van Boven, zullen als wrekende en
gelen uwe ziel voor God dagen en u einde
loos pijnigen Iedere druppel, die gij nut
tigt, zal u herinneren aan de tranen van
uw kind wanneer gij uwe oogleden sluit,
zal uw kind voor u treden en u veroordee-
len. Wee u, Baron von Lanz! God is
rechtvaardig."
Ben Ami had met vuur gesproken, en
wendde zich nu naar de deur om te ver
trekken, toen de Baron uit een soort van
verdooving ontwaakte; het bewustzijn van
zijne schuld en de ernstige bestraffing van
den Israëliet hadden hem daarin gebracht.
Als een wild dier vloog hij naar Ben Ami
toe, alsof hij hem wilde verscheuren.
Bedaard keerde deze zich om, zag hem
gebiedend, met bovenaardsche macht om
gord, aan en riep, terwijl hij zijne hand
ophief: „Raak mij niet aan." Als een
profeet van Jehova verliet hij ongedeerd
het vertrek.
Acht dagen waren sindsdien tijd verloo-
pen, toen zich op een voormiddag een groot
aantal menschen in de gerechtszaal verza
meld had. Op aller gelaat kon men duide
lijk een gespannen verwachting lezen, ter
wijl er eene doodebjke stilte heerschte.
De rechters waren rondom de groen be-
kleede tafel gezeten en de president, een
indrukwekkend grijsaard, richtte het
woord tot den Baron.
„Blijft gij erbij, Baron! volgens uwe
getuigenis geene som van tienduizend
gulden van Ben Ami te hebben ontvan
gen
Onbeschaamd en met een trotschen
blik antwoordde de Baron
„Geen enkelen penning heb ik van
dien smerigen Jood ontvangen. Hij is
een doortrapte schurk, een gemeene be
drieger
„Ik verzoek u vriendelijk Baron u van
alle honende en onvoegzame handelingen
te onthouden," zeide de president.
„Ontkent gij verder een door u geteeken-
den en Ben Ami ter hand gestelden wis
sel hem gegeven te hebben?"
„Ik ontken het. Mocht de Jood een
wissel hebben met mijne naamteekening
voorzien, zoo verklaar ik dien voor
valsch."
De president richtte zich vervolgens
tot Ben Ami:
„Ben Ami! Blijft gij er bij, Baron von
Lanz tienduizend gulden op een wissel
geleend te hebben?"
„Ja," was het luide doch eenigszins
bevend antwoord.
„Hebt gij dien wissel in handen?"
„Ja, mijnheer de president
„Toon dien aan ons."
Ben Ami zocht in de zakken van zjjn
wijden jas, links en rechts vele papieren
kwamen te voorschijn, die een voor een
onderzocht werden dan de wissel was
er niet bij. Het verzamelde publiek werd
onrustig en eenige hoorbare stemmen
gingen tot een licht rumoer op, zoodat
de president stilte gebood. Hij zag Ben
Ami aan en zeide „Gij schijnt den wis
sel niet te kunnen vinden."
Heden morgen heb ik hem nog in
handen gehad en bij mij gestoken. Waar
hij gebleven is, begrijp ik niet. Ik ben
hem onderweg zeker kwijt geraakt,"
zeide Ben Ami ontroerd en verlegen.
Een glimlach van zelfbehagen ver
toonde zich op het gelaat van den Baron.
Met duivelsche vreugde zag hij de kwel
ling van den armen Israëliet en liet zijn
onbeschaamden en trotschen blik over de
talrijke menigte gaan. Hij sprak zonder
gevraagd te hebben:
„Mijnheer de president! de Jood mag
zoeken zooveel hij wil, hij zal geen wis
sel vindenhet is hem onmogelijk dien
te vinden ik heb er hem geen gegeven.
Bij dezen klaag ik hem aan wegens
bedrog en valsche beschuldiging, wegens
laster en krenking van mijne eer, en
verlang, dat de bedrieger volgens de wet
ten strengste gestraft worde."
„Stil, stil Baronzoover zijn we nog
niet. Ben Ami is als aanklager tegen u
opgetreden. Volgens de wet heeft hij het
eerste recht op hare toepassing. De man
is meer dan dertig jaren in onze stad
woonachtig, en er is gedurende dien tijd
geen enkele zaak voorgekomen, waarin
hij als valsche aanklager of getuige is
opgetreden. Meer dan eens is hij voor
het gerecht geweest, tot dusverre altijd
in eene rechtvaardige zaak. Zoo moge
lijk het is, dat gij geen wissel hebt ge-
teekend, zoo mogelijk, is het dat Ben
Ami hem verloren hebbe."
(Wordt vervolgd.)