!i
Vrijdag 11 October 1895.
Antirevolutionair
Tiende Jaargang No. 520.
Orgaan
ïililii BI 2!)JJ)-ililIUiJJ)
1
II
f§
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
FEULLETON.
uitgever:
mMMEBjSMSJK.
Alle stukken voor de Itedaetfe bestemd, Advert,entlën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Met Concurrentie-
stelsel.
De Meineedige.
11
ri
it urn.
uur vin
nm
O uurvm
nm
uur vm
n
nm.
Ireede.
)5.
Ilevoetsluis
uur.)
lis.
uur).
|is.
uur.)
Idam.
lur.)
litgedrukt,
Iterstaat te
■m. 5 uur.
5,uur
jn 6,30.
31 Oct.
1,15 uur,,
[m. 1,30
1,uur
r Oct.
4,30 uur
6,30
lag, Vrjj-
145 uur.
o,uur
bM5
SN naar
plaatsen
tij dl
Lur
tijd
uur
|4 en 11,01
Lin na het
rertrek uit
Jiage, Ara-
In Holland
par. Voor
terdam en
mogelijk
IH. P.v d.
leuweslui®
Lj te Ylaar-
CETO.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Eéo der groote vragen, die door den
drang der sociale omstandigheden in den
laatsten tijd aan de orde zijn gesteld, is
deze: wat dunkt u van het concurrentie-
stelsel.
In een drietal of meer artikelen heeft
de Standaard op die vraag geantwoord
en daarna is er weer in de Nederlander
een hoofdartikel geschreven, blijkbaar
van een andere hand dan van den ge
wonen redacteur, strekkende om een te
genwicht te leveren tegen hetgeen de
Standaard betoogde.
Het loont inderdaad de moeite om deze
opstellen eens rustig achter elkaar te le
zen en met elkaar te vergelijken.
Wij voor ons kregen in die lectuur
bij vernieuwing aanleiding om te betreu
en, dat er tusschen de meest kundige
n scherpdenkende antirevolutionairen in
Ins land niet meer particuliere gemeen-
is. Want al is de toon van de
itiek in de Nederlander ditmaal vrij
cht, toch wordt ons hoofdorgaan daarin
beschuldigd, niet alleen van een
ootc „fout," maar zelfs van een „on-
rijmde" voorstelling. Neemt men nu
ierbij in aanmerking, dat de groote
fiassa lezers slechts zeer vluchtig ken
nis neemt van zulke artikelen, dan kan
iet niet missen, of velen die beide bladen
I
nzien, krijgen een twijfelachtige voor
stelling van de dingen. En zij die ieder
slechts één der bladen lezen, gaan licht
uit een zooveel verschillenden toonaard
spreken, dat zij elkaar op het laatst gan-
schelijk niet verstaan.
|W erd nu daarentegen zulk eene dis-
Isie in plaats van in het openbaar,
nnenskamer gehouden, en kwamen
irna beide bladen met de rijpe vrucht
an de onderlinge overweging voor den
g, dan kon er een vaste leer zijn, dan
zou onze partij in- en uitwendig er door
opgebouwd worden.
Critiek moet er zijn, om in het rechte
spoor te blijven. Zelfs de grootste geesten
kunnen haar niet ontberen. Maar als zij
ten aanhoore van de onontwikkelden ge
leverd wordt, dan weten die de vaste
en de losse elementen in de wederzijd-
sche voorstelling niet te onderscheiden,
zien menigmaal alles voor los en beden
kelijk aan, en zooverliezen zij den moed
om met de aanvoerders den strijd vol te
houden. Als dus de Standaard-redactie,
den partijgenooten ten sterkste ontraadt
om in eigen boezem te strijden, dan ge
ven wij haar volkomen gelijk; maar de
gelegenheid moet dan ook ijverig gezocht
en van weerszijden gegeven worden om
elkaar langs particulieren weg op- en
aanmerkingen te maken. Als daartoe
genoegzame liefde ontbreekt, hetzij aan
één kant, of aan beide zijden, dan is
het al heel treurig gesteld, en ondergaan
wij ook op persgebied het pijnigende
van een op de spits gedreven concurren-
tiegecst in plaats van het effect der broe
derlijke leering. En de gemeenschappelijke
tegenstanders profiteeren er van in een
verkeerden zin.
Wat is er nu opzichtens het concur
rentie-stelsel verkondigd
De Standaard heeft er van gezegd,
dit het zijn uitgangspunt heeft in het
individualismein de beschouwing van
het menschdom als een hoop los naast
en door elkaar levende personen dat het
sterk de zelfzucht en den maatschappe-
lijken oorlog bevordert, en de menschen
meer en meer van elkander vervreemdt.
Daartegenover verhief de Standaard bet
socialisme, voor zooverre dit den orga-
nischen samenhang van het menschdom
bepleit en op liefde en mededeelzaamheid
aandringt.
Tevens wees dit blad met nadruk op
het schrille contrast tusschen vele niet
werkende, maar volop genietende en vele
hard werkende maar vaak in gebrek rond-
tobbende menschen en pleitte mede om
deze reden voor tempering van het con-
currentie-stelsel.
Maar wat doet nu de schrijver van het
zooeven bedoelde hoofdartikel in de Ne
derlander
Hij zegt„zeer zeker is de ongelijkheid
in bezit hier en daar veel te groot. Zeer
zeker is het een diep zondige toestand,
dat vele menschen hun tijd verbeuzelen
in overdadige weelde, en dat anderen
gebrek lijden maar dat is geen gevolg
van de verkeerde inrichting der maat
schappij geen gevolg van het concurren
tie-stelsel neen het is het gevolg van
het uitslijten der goede zeden, van het
verzaken der christelijke beginselen. De
wetgever kan door het instellen van
nieuwe oeconomische regelen die ellende
niet opheffen. Niet tot hem, maar tot
elk mensch persoonlijk komt het gebod
des Heeren om arbeidzaam en weldadig
te zijn."
Tast gij nu niet lezer, dat er in beide
redeneeriDgen veel waarheid zit. En met
wat goeden wil zijn zij ook best te ver
eenigen maar niet als ieder aan één
kant blijft staan
De Standaard mag het niet voorstellen,
alsof de Staat, door uitbanning van bet
concurrentie-stelsel en door invoering van
het stelsel der gemeenschap het sociale
leven zou kunnen redden.
Maar de Standaard doet dat dan
ook niet, al hebben sommigen het moge
lijk zoo opgevat, en al heeft de redacteur
de mogelijkheid van die opvatting wel
licht niet genoeg voorkomen.
Maar ook de schrijver in de Nederlan
der ging niet op onverbeterlijke manier
te werk. Iemand van zijn ontwikkeling
weet wel, dat de Standaard-redacteur
een man is van levendeniet verstijfde
meeningen, en dat hij gewoon is op be
paalde oogenblikken bijna al zijn beschik
baar gewicht te werpen in die schaal
welke bij acht dat op dat oogenblik moet
doorslaan. Dit is zijne kracht. Hij omzet
zijn stellingen niet met zooveel restricties,
dat de eenvoudige lezer er niet meer uit
wijs kan worden. Dit doen wel de meer
afgetrokken philosofen, de „kamergeleer
den" maar niet alzoo een echte volks
leider als de S t a n d a a r d-redacteur. Deze
bouwt zijn stellingen zoo vlug on zoo
hoog op, dat bet soms schijnt alsof hij
zich om het steigerwerk gansch niet be
kommerde. Maar zulk een grooten, vlug
gen geest moet men dan ook meer uit
het geheel van zjjn arbeid bestudeeren
dan uit zijn enkele artikelen of zegswijzen.
Het is toch waarlijk anders genof
bekend uit Dr. Kuyper's geschriften vj
vroegeren en van lateren datum, dat hij
in de S tan daftrr-u-thans niet kan be
doelen, dat de Staat „de maatschappij een
keurslijf zal omwerpen, waarin zoowel de
overtreding als de spontane opvolging van
Gods ordinantie (om te werken en om
mededeelzaam te zijn) wordt doodge
drukt," gelijk in de Nederlander hem
wordt toegedicht. Dit blijkt ook ten over
vloede uit de woorden, waarmede hij zijn
derde of slot-artikel over het concurrentie-
stelsel besluit, en die aldus luiden
„Wg zijr niet enkel individuen, maar ook
leden van één lichaam. En omgekeord: We
zijn niet enkel leden van één lichaam maar
ook individuen.
„In het eerste schuilt de persoonlijkein
het tweede de organische ot sociale factor
van het leven.
„Nu rekenen èn het concurrentie stelsel èn
het socialisme elk op hun beurt slechts met
één dezer beide factoren
„Het ware standpunt daarentegen neemt
alleen hij in, die beide factoren tot hun recht
laat komen, en laat werken in zuivere har
monie."
Hetzelfde blijkt ook uit zijn vergelij
king van het concurrentie-stelsel met
„ziekte" en „oorlog", en uit de erken-
3. II.
„Wat Jood! wat bedoelt ge? Hebt ge
"eeds bij voorbaat berouw Hier met het
eld, zeg ik. Het blijft er bij, tien dui
tend gulden voor een jaar tegen vijf per
cent, dat is vijf honderd gulden. Een
ronde som, en het kost u noch moeite,
noch arbeid!"
^Ben Ami bleef kalm niettegenstaande
le tergende uitdrukkingen van den Baron
m antwoordde: „Zeven duizend gulden
runt gij tegen vijf percent krijgen, doch
voor de overige drie duizend moet ik
teven percent hebben. Neemt gij deze
voorwaarde aan, wees dan zoo goed dezen
wissel te onderteekencn en hier is het
;eld."
„Heb ik geen gelijk, dat gij een listige
vos zijt? Zijn we het niet eens geworden
-egfen vijf percent? Ge moest u schamen,
lood!"
„Ik heb u gezegd, dat ik over zooveel
jeld niet kon beschikken. Ik zag mij
genoodzaakt, elders drie duizend gulden
te nemen, en wel tegen zeven percent,
irom zou ik ten uwen gevalle twee
Beent uit mijne kas er bij moeten pas
su f Als ge het niet wilt aannemen, heer
ron! dan vervalt de geheelo zaak."
Ge Baron scheen toch getroffen dooi
den ernst en de bedaardheid van den
Jood. Hij was daarenboven om het geld
verlegen on hoewel hij dacht den Jood
eene groote eer te bewijzen, vreesde hij
eindelijk te veel van zijn goeden wil te
vorderen. „Geef den wissel hier!" riep
hij. Ben Ami bood hem dien teronder-
teekening aan en voluit schreef de Baron
er zijn naam onder. Hij ontving zijn geld,
stak het bij zich en vertrok.
„Ik mag in de hel komenzeide hij,
toen hij buiten was, „als ik den loozen
schurk van een Jood geen revansche geef
op mijn ridderwoord!" Hij ging weder
naar het koffiehuis, verkwikte zijne dor
stige ziel, naar zijn zeggen, en reed ver
volgens, van zij bediende vergezeld naar
zijn landgoed Wettingen.
III.
Een jaar verliep. De Baron bad geen
voet meer in het huis van den Jood ge
zet, en zonderling genoeg, niets van zich
doen hooren; hij leefde van het gold, dan
op zijn landgoed, dan in de badplaatsen
aan den Rijn en in Bohemen, in weelde
en overvloed. Hij was sinds eenige jaren
weduwnaar; een eenig kind, een meisje
van acht jaar had zijne gade hem nage
laten. Tot een tweede huwelijk had hij
niet kannen besluiten, omdat hij zijne
vrijheid, zooals bij zeide, niet ten tweeden
male wilde ten offer brengen. Zijn doch
tertje Anna, ofschoon in leeftijd een kind,
was naar den geest zoo ontwikkeld, alsof
zij eens zoo oud ware. Zij bezat een diep
en innig gevoel des harten voor den
godsdienst, gepaard met het ware geloof,
zoodat zij over de ware leer van den
christelijken godsdienst met eene leven
digheid en klaarheid konde spreken, die
menig gevorderde in leeftijd haar zou
benijden.
Dit was eene zegenrijke nalatenschap
van hare vrome moeder, die uit den
grond haars harten Christus als den alge-
noegzamen Zaligmaker had aangenomen,
en door een vroegtijdigen dood van veel
smart en kommer in het huiselijk leven
was bewaard geworden. De Baron liet
zich weinig met de opvoeding zijner doch
ter in. Yoor bet lichamelijke was zij aan
een bejaarde huishoudster overgelaten en
voor het geestelijke aan den predikant
van de plaats, die een oprecht christen
was, en door het meisje geacht en bemind
werd. Het jaar sedert het opnemen van
het geld was verstreken. Ben Ami wachtte,
maar te vergeefs. Drie dagen waren ver-
loopen, maar de Baron deed niets van
zich hooren. Op den vierden dag begaf
hij zich naar Wettingen, ongeveer oen
uur van de stad verwijderd, en trad het
huis van den Baron binnen.
De bediende maakte groote zwarigheid
hem aan te dienen, doch Ben Ami ging
zonder lang te dralen naar het vertrek
van den Baron en trad binnen.
„Zie ik den Jood Ben Ami voor mij
ning, dat dit stelsel de persoonlijke
energie kan ontwikkelen, en vooral ook
uit zijn opmerking, dat niet elke predi
king van liefde en gemeenschap een
christelijk karakter draagt, en dat, al
voeden b.v. vele ouders hun kinderen
zeer slecht op, nochtans de Staatsop
voeding geen recht van bestaan heeft.
Maar wel schijnt de standaard voor
beteugeling van het concurrentie-stelsel
van Staatswege te zijn. En in den uiter
sten nood is die toch ook o. i. wel zeer
noodig. Komt slechts de vraag: is die
uiterste nood aanwezig of kennelijk zeer
nabij En dan moet men toch een zoo
scherpziend man als den Standaard-re
dacteur vrijheid gunnen om hierop „ja"
te antwoorden, en nog bijtijds met allen
ernst het aanwenden der tuchtmiddelen
te recoramandeeren. Het wil ons voor
komen, dat in de Nederlander ofschoon
geheel te goeder trouw de bezwaren en
gevaren der armen en werkloozen wel
eens wat te gering geschat worden.
Maar, zooals wij zeiden, door persoonlijke
samenspreking moesten zulke eenzijdig
heden worden afgerond en bij elkaar
gebracht.
Er is tusschen al het heerschende
kwaad in de maatschappij verband. Door
de inwerking der zonde wijken recht
en orde èn uit het persoonlijk, èn uit
het huiselijk, èn uit het sociale en uit het
Staatsleven en onder al die verkeerde
invloeden kan ook de wetgeving niet
zijn wat zij behoort te wezen en vervalt
men nu in het eene en dan weer in
een ander uiterste. Dit was reeds van
oude dagen af het geval. Zoowel Kain's
broederhaat als de gemeenschapszucht
der torenbouwers van Babel was tegen
Gods geboden inwerkende. Maar in ver
schillende tijden openbaart zich de zonde
in verschillende vormen, en overeenkom
stig die verschijnselen des tijds moet ook
de geneeskundige behandeling zijn van
riep de Baron op half schertsenden toon.
„Ja, heer Baronik zie, dat ik u niet
geheel vreemd ben geworden."
„Wel drommels! het is eene groote
eer voor mij, dat gij u voorgeeft mij te
kennen. Waaraan ben ik de eer van uw
bezoek verschuldigd?"
„Ik kom tot u dewijl ik sedert drie
dagen te vergeefs gewacht heb u bij mij
te zien, neem ik thans de vrijheid u de
vervulling uwer beloften te herinneren."
„Belofte belofte vroeg de Baron
schijnbaar verwonderd en ging toen
lachend voort„ik moet eerlijk bekennen,
Jood, dat ik niet weet, wat gij bedoelt.
Ik ben met mijne beloften niet zoo gul,
allerminst tegen een Jood,"
„Heer Baron ik hoop, dat gij slechts
gekscheert. Yoor vier dagen was het een
jaar toen gij tien duizend gulden van mij
op wissel ontvangen hebt, betaalbaar over
een jaar. Thans kom ik om het geleende
geld benevens de intrest te innen."
De Baron begon zoo hard hij kon te
lachen en riep„Joodwaarlijk, dit is
eene heerlijke comedie. Ik meende tot
dusverre, dat het volk Israëls of veel te
slim of te wijs was om krankzinnig te
worden. Gij maakt eene uitzondering,
schijnt het. Laat me uw pols eens voelen,
Ben AmiHet wordt tijd een plaatsje in
het gekkenhuis te nemen. Ik beloof u,
daarin behulpzaam te z;in."
„Heer Baronwat uwe beschimpingen,
mij betreffende, aangaan, wil ik ae u
volgaarne vergeven. Wacht u, tegen God
te zondigen."
„Wel nu, kom aan. Het wordt hoe
langer hoe mooiersprak de Baron,
zich van blijdschad in de handen wrij
vende, „de Jood wil met het werk van
den leeraar gaan knoeien. Het is een
alleraardigste grapDoch ik ben heden
niet gezind tot grappen, lage Jood neem
een welmeenenden raad van mij aan en
ga van waar gij gekomen zijt, opdat ik
niet genoodzaakt zij, u mijne bedienden
tot geleideis mede te geven."
„Aldus, in ernst gesproken, ge ontkent
van mij tien duizend gulden op wissel te
hebben ontvangen
„Van jou, van jou, ellendige smous?
Hoe diep zou een man van aanzien zich
vernederen de schuldenaar van een
sohacheraai te worden."
„Maar uwe onderteekening onderden
wisseldien kunt ge toch niet loochenen."
„Mijn handteekening. O, gij schurken
zijt overal toe in staat. Al hadt ge ook
een wissel met mijne hand onderteekend,,
zou ik u aanklagen wegens bedrog en
valschheid in geschrifte. Wat zou dat,
voor jelui schurken zijn, bedriegen en.
vervalsehen is je handwerk. Voort, voort,,
oude afzettermijne honden mochten,
soms ongeduldig worden en trek krijgen
om je hunne tanden te laten voelen."
(Wordt vervolgd.}
i, r
I
t *>-