mm ii mm Vrijdag 23 Augustus 1895. Tiende Jaargang No. 513. Antirevolutionair W HOC SIGN O VIN CE S T.BOEKHOYEN. Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: 80-MMm^SèS.JM, Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Alle stiakfeesi voor de" Redactie i»e§temd, Advertentiën en verdere AdmfinlstratSe franco toe te aenden aais den Uitgever, SPe quaestie Huy per-Rahman De Nederlander, die zoo vriende lijk was een deel van ons schrijven omtrent „de Hollander" over te ne men, bood ons tevens aanleiding om eens iets te zeggen over de reeds zoo lang besproken quastie in eigen kring, doordien de redactie er by voegde, dat ook wij wel niet aan bet veemgericht van de Standaard zouden ontkomen, tenzij wij ons op haar standpunt plaatsen. Laat ons trachten duidelijk te zijn en eerst vaststellen wat wij bier door „standpunt" verstaan, want dit woord wordt soms in twee beteeke- nissen genomen. In ruimeren zin beteekent bet de grondslag, de basis waarop iemand zich beweegt, bet beginsel, waarvan iemand uitgaat. Aldus bedoelde de Nederlander zelf bet oek, toen de redacteur aan de Vaderlander tot antwoord gaf: als de niet doctrinaire liberaal het an tirevolutionaire program zal hebben aanvaard, staat hij vanzell op ons standpuntniet eer. Maar bet woord „standpunt" kan ook in anderen, in engeren zin be doeld worden, nl. wanneer men daarmede wil uitdrukken de parti culiere inzichten en handelingen, welke eigen zijn aan een persoon, een gezelschap of een groep van personen, die zich overigens met lieden van andere inzichten en an dere handelingen op dezelfde begin selen basis bewegen. En vermoe delijk beeft de Nederlander bet woord in laatstgemelde beteekenis gebruikt, toen van ons gezegd werd dat wij, om niet veroordeeld of gevonnist te worden, ons op „bet standpunt" van dat blad moesten plaatsen. Doch om misverstand te voorkomen, vinden wy bet beter, in dit laatste geval te spreken van „onze houding" of desnoods van „onze richting", omdat bet woord „standpunt" dadelijk doet denken aan den grond en de be ginselen. Zoo komen wij geleidelijk tot de teedere zaak zelve. Want natuurlijk dringt zich aan velen meer en meer de vraag op is er beginselverschil tusschen de beeren Kuyper en Lob man Zoo ja, dan moeten twee mannen van zoo groote geleerdheid dat verschil kunnen formuleeren. Zoo neen, dan helpt geen aankondiging van „scheiding" want om des be ginsels wil zijn beide dan toch ver plicht in hoofdzaak betzelfde te steu nen. Als men op kerkelijk gebied het onmogelijkjanger met elkaar vin den kan, en men „scheidt" dan is die separatie vol te houden omdat de kerk een afgezonderde buishouding heeft, met het uitzicht op de eeuwig- beid. Maar de politiek is gericht op het belang van onze natieen bet politiek overleg beeft vooral plaats met bet oog op de naaste toekomst. Zijn de heeren het dus in de begin selen, in de hoofdzaken eens, dan moeten zij wel met elkaar optrekken, of éan van beide zou bet terrein der Nederlandsche politiek moeten verla ten. Of ja, er is ook nog eon derde mogelijk, nl. dat men zóó gewend raakt elkander te bestrijden en op alles vuur te vatten, dat men ten slotte geen hoofd- en bijzaken meer onderscheidt. De antipathie kan zóó groot worden, dat men allengs meer gaat zoeken naar beginselverscbillen, en kleine afwijkingen over en weer in verband tracht te brengen met verschil in de diepere opvattingen. Vooral scherpzinnige denkers, die haken naar een logische verklaring van bestaande quaestiën, komen licht in deze verleiding. Vraagt men ons nu, of er beginsel- verscbil is tusschen de heeren K. en L., dan kannen wij hierop on mogelijk reeds nu een bevestigend antwoord geven. Er is heel wat onderlinge critiek geleverd er zijn verschillen van inzicht openbaar ge worden sedert 1891 bet meest. Bijna alles wat daarop betrekking had, hebben wy in de Prol. Noord- hrabanter in de Standaard en in de Nederlander gelezen, en onze totaal indruk is, dat de beeren met ongelijke wapens elkaar meermalen een stoot of een prik gegeven hebben maar zonder dat men nu precies kan zeggen, wie naar recht en billijkheid den broederstrijd gewonnen beeft. Dr. K. scheen de sterkere in zelfbedwang, in het debiteeren van welwillende, vriendschappelijke uitlatingen en in historische kennis omtrent Cal- vijnterwijl Mr. L. door een onverschrokken houding, door detail kennis van de actueele politiek en door nuchtere opmerkingen de meeste bracht scheen bij te zetten. Maar in de hoofdzaken, nl. het strijden voor de vrije school, voor de arbei dersbelangen, voor de kiesrecht uit breiding in het algemeen, voor de be vestiging van de Kroonvoorrechten, voor de verbetering van het volks leger enz. zijn zy het principieel nog steeds ééns. Daarom zijn wij dan ook tot dus verre van meening, dat de quaestie nog wel bij te leggen is. Verschil van inzicht en appreci atie kan geen blijvende scheiding teweegbrengen. In vroegere jaren is door Dr. K. ook nooit gevor derd, dat zijn partijgenooten bet in alles met hem eens moeten zijn. Nadrukkelijk is bet tegendeel gezegd in zijn voorrede bij de uitlegging van ons program. En ai bad hij bet niet gezegd, bet is iets, dat vanzelf spreekt. Maar het ligt evenzeer in den aard der zaak, dat als bet op prac- tische regeling aankomt (in colleges of vergaderingen, die invloed hebben te oefenen op den gang van zaken) de minderheid wel moet berusten in het besluit van de meerderheid. En nu wil bet ons voorkomen, dat Mr. L. dit te weinig gedaan beeft, en dat bij daarom ook uit de plaatse lijke kiesvereeniging is getreden, die harenzijds hem Sliet uitwierp om afwijkende inzichten. Deze uittreding kunnen wij ons wel verklaren, maar niet geheel rechtvaardigen. Het schijnt ons toe, dat Mr. L. te veel onder den indruk van de Standaard- antiek is gekomen, en ging denken, dat onze partij den oud- Minister niet langer de noodige hoogachting zou toedragen. Maar zóóveel effect bad, als we ons niet vergissen, die cre- tiek niet. Eerst toen er zeer scher pe woorden vielen, koos ons volk meer partij, en natuurlijk voor Dr. IC.want of bet in andere landen zoo toegaat, weten wij niet, maar in Nederland wint een theoloog bet bij de grootere massa geestver wanten altijd van andere waardig heidsbekleders, Mr. L. moge duizend maal betogen, dat bij op dit of dat punt juister ingelicht was, juister sprak of handelde, de groote menigte kijkt daar nauwelijks naar om en vraagt eenvoudig aan den theoloog hoe moet bet nu verder Maar daarom vinden wij heel dien strijd ook zoo onprofijtelijk. Men kan wel een eeuw lang willen arbeiden om het volk degelijker te makenzoodat bet zeli het hoe en het waarom gaat onderzoekenmaar als in dien tusscbentijd alle invloed van onze partij op de belangen des Vaderlands te loor gaat, wat dan Het is waar, de tactiek van een leider partij-genoot kan ons wel zoo tegenstaan, dat wij onmogelijk meer met hem kunnen samenwerken voor een tijd. Doch dan schijnt tijdelijke onthouding nog bet meest afdoend protest; d. w. z. non-activiteitweg blijven uit kiesvergaderingenenz; maar geen opzegging van lidmaat schap Hereeniging schijnt ons dus de eenige gezonde oplossing. Goed bezien kunnen Dr. K. en Mr. L. elkaar niet missen. Dit heeft Dr. K. zijnerzijds ook in vele loftuitingen doen uitko men b. v. in zijn rectorale toespraak van 1892 (verflauwing der grenzen, blz. 60.) Het professoraat in de theologie belet hem, zich geregeld bezig te houden met de actueele politiek. Op dit gebied is Dr. K. eenigzins decoratief-schilder en treedt bij minder in de bijzonderheden. Doch ook omgekeerd kan Mr. L, zijn ambtgenoot-hoogleeraar niet missen, want deze bezit èn als the oloog èn als leuzeverbreider veel meer dan het talent om het volk te bezielen en aan te vuren voor den stembusstrijd. Ziedaar, lezer, slechts een kort woord. Wij geven bet zooals bet ons uit de pen gleed. Als wij het noodig achten, komen wij er op terug. Maar bet bovenstaande zal, naar wij vertrouwen, reeds ophelderen waarom wij te gelijk op „standpunt" van Prof. L. en op den gomeenschap- pelijken antirev. grondslag van Prof. K. en Prof. L. meenen te kunnen staan. Uit hei laatst der SBe. eeuw De heer Job. Braakensiek (de lezers van bet „Groene weekblad" hebben gelegenheid, de voortbreng selen van zijne teekenpen te genieten) veraanschouwelijkte in 't laatst van 1894 in eene zijner teekeningen de baldadigheid en de onbeperkte macht der Amsterdamsche straatjeugd. Zoo'n teekening plooit onwillekeurig den mond tot eon glimlach. Daar staan „de dienaais van den heiligen Her mandad" in eerbiedige, buigende houding voor eenige straatbengels. Daar nadert eene ganscbe invalide menigteeen knaap, die de straatjeugd beeft bet op baar zonden- register het gebruik van zijne beenen mist en de hulp van een paar krukken moest inroepen vrouwen met een doek gebonden over bet gekwetste oog enz. Hier zien we een half lantaarn, ginds in dat gebouw een stuk geworpen ruit, terwijl een der luiken los en scheef neerhangt, 't Is alles bet werk der bandelooze stads- gebroken Die voorstelling is niet puur pbantastiscb is niet enkel bet product van een bumoristiscben geest. Neen, zij spreekt tot ons eene ernstige waarheid. Zij doet ons een blik slaan in de koude, treurige werkelijkheid. Een feit is bet toch, dat, met name in de groote steden, meer dan ooit de brutale, geklaagd wordt slechte streken Gedurig leest over der straatjeugd, men van personen, inzonderheid uit de hooidstad,die,door een steen of een ander voorwerp getroffen, eene wonde, een kwetsuur aan een der licbaamsdeelen heb ben bekomen. En bierbij blijft bet niet. Maar uit dit veelbelovend straat volkje groeien zelfs dievenben den, die de openbare veiligheid in gevaar brengen; die voor diefstal noch inbraak terugdeinzen. Jongens van 16, 17 jaar, nauw den kinder schoenen ontwassen, maar werktuigen reeds van den booze gewapend met revolver of dolkmessen, breken de pakhuizen open, weten zich door verbreking van deur of slot, toegang te verschaffen tot onbewoonde buizen en stelen, alsof het bun handwerk is. Zoo moesten Dinsdag den BOsten Juli voor bet Hof verschijnen de 17-jarige viscbventer Cornelia Mari- nus en de 18-jarige koopman Jan Cornelis Haleber. Deze jeugdige personen werden beschuldigd, uit een pakhuis van een tabakshandelaar te Amsterdam twee groote pakken tabak te hebben ontvreemd. Den volgenden dag ston den weer twee jongens terecht, de een van 17, de ander van 19 jaar. Hun was poging tot diefstal met braak ten laste gelegd. Met behulp van een valschen sleutel hadden zij eene1 likeurstokerij te A. trachten te openen. Yoor de rechtbank |weten deze jeugdige sujetten van geen kwaad. Men heeft zich vergist Ze zijn immers doodonschuldig. Meer voorbeelden, van soortgelijke rechtzaken zouden we bier aan toe kunnen voegen. Meer bijzonderheden. De courant stelt ons schier dagelijks in de gelegenheid, de ongehoorde brutali teit en barbaarschheid van betrekke lijk jonge individuen na te gaan. Van verschillende zijden vestigt men de aandacht op deze droeve verschijnselen, welk in die mate een vroegere tijd wellicht niet kende. Ook voorbeen zal de hoop des vader lands de grenzen der betamelijkheid wel eens overschreden hebbenook in den ouden tijd zullen er wel klaagtonen zijn gerezen over ondeu gende streken van enkele schavuiten, maar thans schijnt de brutaliteit bij jeugdige personen baar toppunt be reikt te hebben. En deze toestand dringt als vanzelf de vraag op den voorgrond Hoe in de verlichte 19de eeuw zooveel bederf bij bet aanko mende geslacht Behoeven we te gissen Staan we voor een ingewikkeld probleem Is dit toenemend, voort- vretend kwaad ganscb onverklaar baar Wanneer voor ons Gods woord de richtsnoer is op den levensweg, het kompas op de levenszee, dan behoeft ook in deze onze bazuin geen onzeker geluid te geven. Wanneer ons Christendom niet is verbleekt tot een kleurloos humanisme, dan werpt ook hier de Bijbel een helder licht, over de ontwikkeling van dit kwaad. En dan kunnen we steu nende op de uitspraken van dit woord en met bet oog op het leven en de denkwijze in de maatschappij in de eerste plaats zeggen De zonde is- geene zonde meer. Het kwade beeft zijn Godonteerend karakter verloren in vele kringen des volks en vandaar, dat het verkeerde, het strafwaardige, bet goddelooze onder het opkomende geslacht zulke groote afmetingen aan neemt. Men vergoelijkt bet kwade. Men glimlacht om de afwijkingen van het rechte pad. Men beschouwt de zoude slechts als een uitvloeisel vap menscbelijke zwakheid. Geen verzet tegen een heiligen, vlekkeioozen God. Geen overtreden van heilige geboden, door den Allerhoogste gegeven. Zoo is de scherpe lijn tusschen goed en sa mm Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Dienst aanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden iDgewaebt tot Donderdagmiddag 12 uur.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1