Vrijdag 16 Augustus 1895. Tiende Jaargang No. 512. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VIMCES T.BOEKHOVEN. lijm Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Alle stukken voor tie Redactie bestemd, Atlvertentiën en vertlere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. tfoy eens „de Hollander" Gelijk wij wel eenigszins verwacht hebben, zweeg de politieke redacteur van de Boodschapperdie zoo nauw betrokken is bij de Hollander-historie, niet geheel op hetgeen wij in ons nr. van 2 dezer over het nieuwe plan schreven, en op gevaar af, dat deze redacteur ons nu weer uit den weg zal trachten te slaan met het verwijt, ol het compliment? dat wij ons zoo „druk" m&t de Hol lander maken, en dat wij dusver tot het gezelschap van Vaderlander N. Sprokkelaar en Nederlander (met welke drie namen, vergeleken met „zekere beestjes" die aan de beste vruchten zich te goed doen, de Bood schapper-repliek is ingeleid) zijn te tellen, zullen wij toch nog iets over de zaak zeggen. Verplicht zouden wij dit niet zijn, want de B. laat ons hoofdbezwaar ongenoemd, en toont duidelijk ons artikel over den rug van den Vader lander den N. Sprokkelaar en den Nederlander omlaag te willen schui ven. Dit moge nu handig zijn, nobel vinden wij het niet. De B"-redacteuials hij eeniger- mate op de hoogte der couranten- lectuur is, weet heel goed, dat die drie bladen volstrekt niet bij elkaar behoorendat de Nederlander een heel anderen inhoud heelt dan de andere twee. En al was dit ook anders, zou men meenen, dat alle opmerkingen ofte- rechtwijzigingen van m'ef-sympathieke bladen onverdiend zijn Gaat het aan om de bladen evenals de menschen in te deelen in partijtjes, naar eigen particulier goedvinden, en vervolgens allen die iets zeggen, waar wij zoo dadelijk geen weg mede weten, in het een of ander hok van de tegen standers op te sluiten Is dit onpartij- zuchtig Is dat gereformeerd en Cal vinistisch Ons dunkt, het is er ver vandaan, want het is niet Bijbelsch. Het Woord des Heeren beveelt een rechtvaardig oordeel te vellen zonder aanzien des persoons, en het noemt het loon in de hemelen groot van hen die om 's Heeren wil vervolgd en be stookt worden door leugenen. Maar hopeloos wordt de verwarring en talloos worden de ergernissen, als men, in plaats van zakelijk te debatteeren en te besluiten, slechts met partij-sig nalementen overwinnaar zoekt te wor den. Hoe dikwijls is het der liberale partij van den kant der antirevolutio nairen niet voor de voeten gewor pen, dat zij te partijziek zijn, onze bladen niet of te weinig lezen, en zich nooit stoorden aan de kritiek van andersdenkenden. Moeten onze bladen zich nu gaan oefenen in hetzelfde kwaad En moet dat verdringsysteem zelfs op medestan ders en medebelijders worden toege past O zeker, alles heeft zijn maa^ en grensiemand kan wel zoolang tegensporrelen, dat hij ten slotte on der verdenking valt van bezield te zijn met den geest vaneen „Alexan der den kopersmid", van wien de Apostel slechts zeide„de Heere ver- gelde hem naar zijne werken hij heeft ons veel kwaad gedaan." Maar deze eind verklaring zal de Boodschap per-redacteur of de „kdurkamer" ze ker nog wel niet dadelijk toepasselijk achten op allen, die hun bedenkin gen inbrachten tegen het gedrag van de oprichters van de Hollander. Hoofdzaak is en blijft in deze quaes- tie maar het volgende 1. Er is niet aangetoond waarom de pers-zaken provinciaal moeten ge regeld worden in ons kleine liind, en waarom er naast of onder ons uitnemend lands-hoofdorgaan juist „provinciale" bladen moeten ver rijzen. De algemeene politiek is eene landzaak en geene provinciale. Is er in onze locale bladen en in de Standaard te zamen geen plaats genoeg voorberichten uit „het le ven in onze steden en dorpen", uit „den strijd onzer Calvinisten op het platte land" en uit „han del, nijverheid en industrie" (wij citeeren uit de Boodschapper) waarom dan de Standaard niet vergroot? Aparte provinciale bla den in het noorden en in het zuiden des lands laat zich nog eenigermate verstaan; maar niet in het centrum. 2. Er is niet aangetoond dat er be hoefte is aan eene organisatie van ons courantenlezend publiek. Onze gemeenschap schrijver en lezers, sprekers en hoorders inbegrepen is georganiseerd door het oprichten van een Centraal-Comité, verbon den met de kiesvereenigingen, ge baseerd op een program van begin selen. De redacteuren, die dat program bepleiten, behooren bij die organisatie; de afwijkers van dat program sluiten er zich van buiten. Alleen waar het beginsel is, daar is ook de partij. Schenders van onze beginselen worden onder de schrij vers spoedig genoeg openbaar, want zij timmeren aan den weg. Binnen de grenzen van het beginsel-pro gram is evenwel verschil van in zicht en toonaard geoorloofd ja zelfs noodzakelijk om een levende (niet versteende) partij te blijven. Gelijk een frissche Gereformeerde kerk steeds verschil van meening omtrent uitwerking en toepassing tot op een marquante hoogte niet alleen gedoogt maar ook op prijs stelt, veel meer nog moet dit toe gestaan en zelfs geëerd worden in beoefenaars der politiek, omdat het zelf in de helderste hoofden en de de warmste harten lang niet altijd spoedig duidelijk is, hoe de volgorde der werkzaamheden moet geregeld en öf, en op welke wijze een aan geboden wetsontwerp moet bestre den of aanbevolen worden.Het zou wel jammer zijn voor de nage dachtenis van Calvijn, als dit anti- Calvinistisch moest genoemd wor den, want in algemeenen zin onge- reformeerd is het niet. Een uitgever kan „de richting" van een blad doen veranderen, maar eene „vereeniging" ban dat ook, als is het niet zoo plotseling maar geen van beide kunnen een richting nemen buiten den aangeno men grondslagof zij vallen van dè partij af. Gaat die afval met groote sprongen gepaard, dan be merken ook de eenvoudigsten het maar als het met een sluipende beweging geschiedt, dan kan eerst na verloop van tijd worden beslist, of de verdachte nog op de gemeen schappelijke basis voortleeft, al dan niet. Dit is ook niet erg. Het geloof maakt geen haast met uitwerpen, wèl met verzoenen. 3. Er is niet aangetoond, dat het daar- stellen van een provinciale keur- kamer praciische waarde heeft. Het eigenaardige van het werk van een journalist is, dat hij zijn opvattin gen en indrukken, omtrent allerlei voorvallen vlug weergeeft op het papier. Dit kan niet geschieden zon der kleine fouten. „Wie in woor den niet struikelt, is een volmaakt man." En om grootere fouten te ver mijden, kan een redacteur niet eerst de „keurkamer" uit verschillende plaatsen laten samenkomen, en nog veel minder een ledenvergadering van een provinciale vereeniging laten beleggen, alvorens hij zijne opinie publiceert. Dus niet pre ventief, maar repressief, niet uit voorzorg, maar achterna zal een redacteur, beteugeld worden. Maar- zie, dit geschiedt nu toch reeds. De bladen van onze richting con- tröleeren en bestraffen elkaar on derling. Geeft de eene of andere schrijver door gewaagde stellingen of adviezen vat op zich, dan zijn de medeschrijvers er fluks bij om het hunne er naast te stellen. Maakt een schrijver een ingrij pende fout, dan baat de „keur kamer" ook al weinig, want dan volgt er terstond een terechtwij zing van uit het Standaard bureau, en zal deze in den regel al lang toegediend zijn vóór de provinci ale „keurkamer" uitspraak heeft gedaan. Bestaan de gemaakte fou ten in onjuiste mededeelingen of onzuivere conclusies dan helpen de tegenstanders er de aandacht wel op vestigen. Zulk een pro vinciale „keurkamer" achten wij daarom vrijwel het vijfde rad aan den wagen en als zij wat roerig is tegenover den redacteur, brengt zij hem in miscrediet, en bena deelt den invloed van het blad 4. Last not leost. Er is niet ver klaard, (en het kan ook o. i. niet deugdelijk verklaard worden) waar om men, als men in waarheid zich voorneemt de politieke lectuur provinciaal te gaan „organisecren" (hetzij noodig of niet noodig), dan niet begint men alle redac teuren en afgevaardigden van kies vereenigingen en verdere belang stellenden op de program-basis saam te roepen. Het is waar, in zulk eene samenkomst zou een warm debat kunnen ontstaan, maar wie in een albesturend God ge- looven, en het doel boven het succés stellen, behoeven zulk een debat niet te schuwen. Al deze dingen liet de Bood schapper bijna geheel rusten, en wat de redacteur verder schrijft, is spoedig beantwoord. Hij kreeg den indruk", dat wij tegen hem ,,ook al allerlei grieven hebben." Het was ons onaangenaam dit te lezen, want hier in vergist hij zich. In menig op zicht prezen wij hem. Onze eenige „grief" tegen hem als schrijver in de Boodschapper is, dat hij o. i. wel eens wat oppervlakkig oor deelt. Op de vraag, of wij meenen, dat, „de positie van onze bladen, in 't generaal gesproken, onver beterlijk is" geven wij natuurlijk een ontkennend bescheid. Maar het leveren van „knipsel" is waar lijk zoo erg niet, al sympathisee- ren wij daar öok niet medehet bevordert slechts de communicatie. Ons zeggen, dat men begon met ,,het organisch in 't leven gekomene ter zijde te dringen" heeft de „B."-redacteur kennelijk niet begrepen. Vragende welk „or- ganisme wij opzij geschoven ach ten, somt hij dingen op, die met de inrichting van courantenbu reau in verband staan. Onze be doeling was eenvoudig, te doen gevoelen, dat alle voorstanders van onze antirevolutionaire poli tiek moeten geacht worden met elkaar organisch verbonden te zijn, en dat er zoowel in kiesvereeni gingen als bladen wat openbaar werd van dat „organisch in 't le ven gekomene", maar dat men dat alles niet geteld en zich aan gesteld heeft, als moest de anti revolutionaire partij, als vrucht van het optreden van „de Hol lander", in Zuid-Holland nog ge creëerd worden. Ten slotte nog een opmerking. Of ons getuigenis iets zal uitwerken tot verkrijging eener wezenlijke ver eeniging onzer antirevolutionairen, weten wij nietmaar wel weten wij, dat wij uit plichtsbesef gehandeld hebben. Want wij beschouwen dit zaakje niet alleen op zichzelf, en los van de kwade neigingen, die in onzen tijd het meest aan het licht treden. Het wil ons althans voor komen, dat de menschen tegenwoor dig hun doel bijzonder veel langs verre omwegen zoeken te bereiken, en het goede, dat zij meer in hun nabijheid konden verkrijgen, al te zeer versmaden. Het wemelt van „vereenigingen" en inmiddels maakt men in locale kringen elkaar het leven tot een wildernis, of to't een uitgedroogde vlakte. Niet slechts een grand ueel verschil van sympathie, maar het verachten van den een en het bewierooken van den ander ken merkt vaak onze verhoudingen in eigen „Calvinistische" omgeving. Daardoor durft men de vrijheid niet langer vertrouwen, en neigt men er toe om het leven meer en meer te reglementeeren. Het officiëele vonnis gaat de christelijke verdraagzaam heid en hulpvaardigheid vervangen. Dit moest alzoo niet zijn, en er be hoort o. i. tegen gewaarschuwd te worden. Ni eil icyn meester, yenees w zelf." Men moet toch maar zeggen, dat de heer 8., schrijver in „Hollands Kerkblad" een slimme man is. Hij en de andere oprichters van „de Hollander" werden door andere bladen en door ons onderhouden over de verkeerde, partijzuchtige manier waarop zij tot hun doel trachten te geraken. Zij speelden geen open kaart, riepen niet het „Calvinistisch volk" op, gaven dat volk geen gelegenheid voor opmer kingen van principieelen, administra- tieven, financieelen of technischen aard, maar maakten in besloten kring hun bestek klaar. In plaats echter van onze beden, kingen tegen zulk een verkeerde manier van handelen te bespreken, of althans te verdragen, gaat „Hol lands Kerkblad" nu klagen over onze „slechte manieren" over de krenking door ons anderen aangedaan, over „de offers, beledigingen, moeite en strijd," mede door ons aan S. en zijn directeurenkringetje bezorgd. Zoo wordt de tuchtroede juist de Calvinistische leer vordert onder ling toezicht en bestraffing van het verkeerde ijlings veranderd in een vlaggestok. Zoo wordt de poging tot herstel van een aanvangsgebrek omgezet in een reclamamiddel om te ijveriger op den verkeerden weg voort te varen. En zoo snijdt dus het mes van twee kanten van de mmm m SOMMELSHMJK. Om deze waarheid in een onverdacht licht te stellen, moge het ons vergund zijn,hier male te deelen, dat de heer Keuchenius eenigen tijd vóor"ïijil' dood, in de dagen toen Min. Tak's kieswet zooveel beroering verwekte, ons zonder eenige restructie betuigde, dat hem nog „het noodige licht" over de kiesrecht-uit breiding ontbrak, niettegenstaande hij dagelijks „or van las, over dacht en voor bad."

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1