Vrijdag 10 Mei 1895. Tiende Jaargang No. 498. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. FEUILLETON. Deze Conrant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,5u per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. )f^| Advertentiën van 1 5 regels 50 Gent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Alle stukken voor de Hcclacüc bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever. Fhilantropie. Hoeveel droevigs onze eeuw al niet te aanschouwen gaf, toch zijn er ook vele verblijdende verschijnse len. Een dezer verschijnselen is het opwaken der Christelijke barmhartig heid. We zullen niet ontkennen, dat ook in vorige ecu wen de ge meente des Ileeren zich niet onbe tuigd liet. Vooral in ons vaderland zijn daarvan de bewijzen overvloedig voorhanden, in allerlei gestichten voor weezen, ouden van dagen enz. Maar vooral in onze eeuw heelt men zich ontfermd over allerlei on- gelukkigen en „olie en wijn" ge droppeld in veler smartelijke wonden. We ontkennen niet, dat de be weging in de laatste helft der voor gaande eeuw, die helaas op velerlei gebied zeer wrange vruchten heeft gedragen, de Christelijke gemeente geprikkeld heelt, zich krachtiger dan voorheen het lot van ongelukkige medemensehen aan te trekken. Ook de opwekking in de eerste helft dezer eeuw, bekend onder den naam van 't Reveil heett daartoe veel bijgedragen. Nood en ellende in allerlei vorm is een der schrikkelijkste gevolgen der zonde. Waar de Christus geko men is, om de straf dor zonde te dragen en in beginsel de gevolgen der zonden weg te nemen, is het de taak van allen, die zich naar Hem roemen, te doen wat in hun ver mogen is, om de ellende, door de zonde als een zee over deze wereld uitgestort, te verminderen. Alleen de „Christelijke" barmhartigheid is de eenige, die op den duur stand houdt en in waarheid dien naam verdient. En wel om twee redenen. Voor het betoonen van barmhar tigheid is een hart vol zelfopofferende liefde noodig. En nu ontkennen we niet, dat er onder hen die geen hooger, geen Christelijk beginsel kennen, enkelen gevonden worden, die het in de burgerlijke deugd „naastenliefde" ver hebben gebracht, maar op den duur blijken dit een lingen en een vast aaneengesloten schare van mannen en vrouwen, die hun tijd en geld, hun krachten en gezondheid, hun gansche persoon desvereischt voor de verpleging van ellendigen over hebben, vindt ge alleen onder hen, die om des Heeren wil, die hen zoo uitnemend heelt liefgehad, ook hun naaste liefhebben als zichzolven en geen ander loon begeeren, dan het genadeloon, huu toegekend door don Vader in den hemelen. Zie bet b.v. aan onze krankzinnigenverpleging. In vele ge stichten, die, wat het godsdienstige aangaat, op neutraal s'andpunt staan, is alles in orde, wordt niets gemist, wat voor geld verkrijgbaar is, alleen keer op keer treft u de klacht, dat men met den besten wil niet het personeel krijgen kan, dat men wenscht, een personeel, dat niet in de eerste plaats vraagt, hoe hoog het loon wel is, maar gedreven wordt door den geest der dienende liefde. Door den tegenstander zelf wordt dan ook erkend, dat de ver pleging in onze Christelijke gestich ten beter is, hooger staat, dan in de andere. Bovendien wie slechts rekent met de dingen, die van deze aarde zijn, tracht wel de nooden van het kranke lichaam te lenigen, maar laat de ziel onverzorgd. Ons kleine land telt een betrek kelijk groot getal stichtingen en in richtingen, die daar staan als zoo vele gedenkteekenen van 't geen de Christelijke barmhartigheid vermag. We zeggen dit niet om te roemen. To roemen is waarlijk den Christen niet oorbaar, anders dan in zijn God. Maar datgene, waartoe God het Christelijk Nederland verwaardigde, mag dankbaar worden erkend. Hoe vinden niet honderden weezen een toevlucht op Neerbosch, schittérend gerechtvaardigd na den verwoeden aanval, waaraan het heeft blootge staan. Hoe getuigen Veldwijk en Bloemendaal, Effatha en zoovele andere groote en kleine gestichten niet van 't geen er gedaan kan worden, als de wil er is. Toch, het kan niet anders, kleven er aan al dezen arbeid nog velerlei gebreken. We zeggen dit niet, om den moedigen mannen, vol des ge- loofs, die al dergelijken arbeid in de mogendheid des Ileeren aanvat ten, iets onaangenaams te zeggen, wat we bedoelen ligt veelal buiten hunnen werkkring. Er is op 't gebied der Christelijke philanthropie te weinig eenheid. Vergelijken we dien arbeid met een uitgestrekt veld, dat bearbeid moet worden, dan staan de zaken zoo; dat ieder op eigen gelegenheid, zon der vast plan, ja eigenlijk zonder eenig plan, aan 't arbeiden is, mede arbeiders zoekt en de kosten, aan dien arbeid verbonden, zoekt te dekken. We hebben eigenlijk geen recht, hiervan een verwijt te maken. Dergelijke arbeid kan niet naar een wiskunstig uitgewerkt plan worden begonnen, omdat het een daad des gelools geldt en men vooruit niet weet, hoe de Heere de harten zal 1 neigen en de gebeurtenissen zal leiden. Toch is 't jammer, dat er niet naar verband, naar eenheid gezocht wordt. Hoeveel kon men niet van elkaar leeren Hoe konden de lasten niet wat meer gelijkmatig gedragen worden. We weten het, allerlei, vooral ook kerkelijke sympathieën en an tipathieën werken mee tot verwij dering, zoo maar niet tot onheilige concurrentie. Ons Christenvolk zelf kan echter dezen stand van zaken wel eenigs- zins verbeteren. Voor de meeste van onze mannen is 't haast onmogelijk, om jaarlijks aan alle instellingen van Christelijke liefdadigheid iets bij te dragen. Dat gaat boven de kracht van een huis vader, die gewoonlijk maar krap toekomt. Dan gaat het vaak zoo, dat de stichtingen, waarvoor 't eerst of 't meest gevraagd wordt, een gave krijgen, tot de grens van 't geen men met den besten wil doen kan, is overschreden. Die dan nog komt, wordt afgewezen. „Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden." Er zijn enkele mannen, waarop ieder afkomt en anderen die schier ieder voorbijgaat. Dat kan niet recht voor God zijn. Ieder bepale daarom voor zichzelf wat hij geven kan en verdeele die som behoorlijk tusschen al die in richten, die hij meent te moeten gedenken. Dat is ordelijk, zoo wordt niemand verrast. M. UOUMURUN OUR UUR OU. »K COSCDItlIËMT 10) Hoofdstuk YI. Marie liet zich niet uit het veld slaan maar hervatte kalm „Nu, zoo geeft de bijbel ook wenken genoeg voor den handel." „Ge spreekt als een dominee, vrouw," was het onvriendelijk antwoord. „Weet go wat echter uwe redeneering geheel te niet maakt?" „Neen Hendrik, nog niet." „Dit, dat het de menschen, die nim mer naar de kerk gaan en die om Godsdienst niets geven en die het met eerlijkheid ook zoo nauw niet nemen, doorgaans goed in de wereld gaat. Geloof me, de menschen willen bedrogen wor den. Waarom zjjn ze anders van mij weggegaan, vroeger, toen ik ze eerlijk bediende P" Yan Meerden had in zijn drift meer gezegd dan hij bedoelde. Zjjne vrouw vatte hem op zijn woord. „Dus thans niet meer eerlijk Hendrik vroeg zij met innig weemoedige stem. „O manlief, keer toch weerom God kan niet in gunst op u nederzien, omdat gij naar zijne geboden niet vraagt. Al dien tegenspoed zendt hij om u nog tot bekee ring te nopen." Van Meerden was boos op zich zelve, dat hij meer gezegd had, dan hij wilde. De woorden zijner vrouw deden hem pijn. Hij kon ze niet verdragen. „Hond op Marie," riep hij uit, „houd toch opMoet ik bij al mijne zorgen> dat nog hebben, dat mijn vrouw en zoon mij het leven bitter maken. Zwijg," sprak hij streng, toen hij zag dat zjjn vrouw aanstalten maakte om te antwoorden „zwijg Marie, laat ik nooit weer een woord in dier voege van u hooren, of wacht u anders voor de gevolgen Een vreeselijke blik zijner oogen zette aan dit woord kracht bij. Snel trok hij zijn jas aan en verliet het vertrek zonder zijne snikkende vrouw eon groet waardig te keuren. Dit was voor het eerst van hun huwelijk, dat hij zonder groeten het huis verliet. Het was nu een keerpunt in zijn leven, en met beslistheid had hij het breede pad ingeslagen. De zucht naar rijkdom en grootschheid des levens maakte hem doof voor de roepstem der zijnen. Yoort, voort, op den breeden weg! Hoofdstuk VII. ZONNESTRALEN IN DONKERE DAGEN. Er moest handelend opgetreden wor den, dat begreep Willem van stonden af aan. Dat zijn vader zijn besluit nog veranderen zou, had hij geen oogenblik gedacht. Hij schreef op aanraden van zijne moeder naar oom Paul en riep diens hulp in om eene betrekking in Amster dam te bekomen. Als antwoord ontving hij de uitnoodiging om maar spoedig over te komen. Willem talmde dan ook niet lang meer. Om werkeloos tehuis te blijven, daar van had hij een te grooten afkeer. Hij gevoelde zich zeer bedroefd in die dagen. Niet in de eerste plaats omdat hij als een eerlooze van zijns vaders kantoor gezonden was, maar voorname lijk omdat hij met vreeze voor de toekomst vervuld was. Hij was bedrukt dat zijn vader meer en meer van den rechten weg dwalen zou. Yurig steeg dan ook zijn gebed omhoog, dat de lleere zijn vader bekeeren en tot waar geloof bren gen zou. Eer dat hij voor goed van huis ging, vertrouwde hij zjjne moeder de heimelijke vrees, dat de concurrentie tusschen Yan Meerden en Monas niet zoo lang meer zou duren. „Moeder," sprak hij bij het afscheil- nemen, denk er om als er iets gebeurd, dat gij mjj dan onmiddelijk laat over komen." Het afscheid van zijn vader was in goede verstandhouding. Het scheen, dat van Meerden door het vertrek van zijn zoon als verlicht was. Hij sprak den ganschen dag als gewoonlijk, en alsof er geene treurige aanleiding tot deze afreize bestond. „Nu Willem," sprak hij op het laatste oogenblik, „ge moet maar veel schrijven en maar zooveel mogeljjk zien te weten te komen van don handel." I En zoo ging Willem, door moederen zuster met tranende oogen nagestaard, weg. Dat er heel wat in het hart van den jongeling omging toen hij met haastigen tred zijn geboorteplaats vei liet, behoeft niet gezegd te worden. Het gebeurde in de laatste dagen en weken en maanden ging al voortwandelende hem den geest voorbij. Reeds lang had hij het zien aankomen dat er een botsing tusschen zijn vader en hem zou plaats grijpen. Het hinderde hem vreeselijk dat hij nn als een slechte zoon weggezonden was. Maar meer dan dat smartte hem de treurige toestand, waarin zijn vader nu achterbleef. Moeder wist dat zoo niet, maar een totalen ondergang ging de zaak tegemoet. Herhaalde raaien ver weet hij zich zelve verkeerd gedaan te hebben met geen onvoorwaardelijk stil zwijgen en meegaandheid beloofd te heb ben. Even vaak echter verwierp hij die gedachte. Immers toeh, vader had hem feitelijk voor de vraag gesteld of hij naar zijne geboden of die des Heeren wandelen wilde. Ja, treurig was het wel zoo iets uit den mond van een zijner ouders te ver nemen. Denkt eeDs als de dood eens kwam en vader wegrukte Arme moeder en zusterswat zouden zij het eenzaam hebben en hoe dikwerf zouden zij schreien nu hij weg was, misschien ver weg. Maar kom, geen onnoodige zorg. God regeert, en tot Hem dan maar gebeden, wie weet of het dan nog niet ten goede gekeerd werd. Yoor zich zelve, o neen, was hij niet bekommerd. Zijn Hemelsche Yader zou hem niet verlaten al begreep zijn aardsche vader hem niet. De reis was nu naar oom Paul en deze zon hem aan een kantoor helpen in Amsterdam. Oom Paul had er vele vrienden. Zoo denkende en peinzende had hij al een groot gedeelte van den weg achter den rug. De weg was eenzaam, het weder schoon en de verwarde gedachten werden al kalmer. Zijn vertrouwen op de leiding des Heeren begon levendiger te worden, en ten laatste klonk het van zijne lippen in de eenzaamheid Ik steun op God, mijn toeverlaat Dies heb ik niets te vreezen. enz. „Zoo, zoo, ge schijnt nog al opgeruimd te zijn," klonk het eensklaps naast hem. Het was de welbekende stem van oom Paul. Deze was zijn neef tegemoet gewan deld om hem den weg wat korter te maken en tevens om hem gelegenheid te verschaffen, zijn hart uit te storten. „Dat gaat het beste in de vrije na tuur beweerde hij immer. „Nu oom," gaf Willem glimlachend ten antwoord, „meer gemoedigd dan opgeruimd." „Ja jongen, dat geloof ik wel, want de laatste dagen hebben heel wat voor u opgeleverd." Zoo al voortpratende, wist de eenvou dige, maar niettemin wijze man, zijn jeugdigen gast aan het spreken te brengen. In het eerst wat haastig, maar later meer geregeld en kalm, ontlastte Willem zijn hart. Niets verzweeg hij van den loop der laatste maanden. mm m m UITGEVER: Japan bereidt zich "tot nieuwa krachtin spanning voor, nu het door do drio groote Euro- peesche mogendheden in de engte gedreven wordt. Graaf Ito, de Japansche gevolmachtigdo is Woensdag naar Chefoo vertrokken, waar de rati fication van het vredestractaat zullen uitgewisseld worden. Intusschen heeft China de ratificatie van het tractaat nog niet aangekondigd aan de Japan sche regeering en naar de „Times" uit Peking verneemt, is daarover nog geen beslissing geno men. Het ligt als het ware »oor de hand, dat China door de houding van Rusland c. s. krachtig gesterkt, weigeren zil om in het vredestractaat te bewilligen. Of de regeering te Peking zal, naar Chineosche gewoonte, de bekrachtiging der trac- taten zoo lang mogelijk uitstellen, om zoodoende Rusland in de golegenhoid te stellen zijne strijd middelen in Oost-Azië op voet van oorlog te brengen. Tijd gewonnen is, hier vooral, voel gewonnen. Thans is de Russische strijdmacht nog veel te gering om krachtig tegen Japan op te treden. Volgens een officieus bericht uit Tokio twijfelt de Japansohe regeering er echter niet aan, of Li Hung Chang zal zich op den bepaalden tijd te Chefoo bevinden om aldaar de ratificatiën met den Japanschen gevolmachtigde uit te wisselen. Intusschen is Japan op het ergste voorbereid en zet de toebereidselen voor een hernieuwing van den oorlog met kracht voort, voor het onver hoopt geval dat de houding van China zou dwingen tot oen hervatting der vijandelijkheden. In al de arsenalen cn dokken heerscht groote bedrijvig heid, de buitgemaakte Chineesche oorlogsschepen worden ijlings in gereedheid gebracht en de bemanningen voor die schepen zijn reeds klaar. Da vraag welke loop de verwikkelingenin Oost-Azië zullen nemen, wordt zeer verschil- lend beantwoord. Eenerzijds beweren de bladen van gezaghebbende zijde vernomen te hebben, dat de betrokken regeeringen alle hoop hebben op eene vreedzame oplossing dor moeilijkheden anderzijds beroept men zich op niet minder gezaghebbende bronnen om op hetonvermijdelijke van een oorlog tusschen Japan en Rusland c. s. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1895 | | pagina 1