Vrijdag 12 April 1895.
Tiende Jaargang No. 494.
A ntirevo lutionair
mm m lüjji-ilüiiijjjjsci!! i
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
De Magazijnen van J. Hoevenaars van Lith Rotterdam Hoofdadres Binnenrotte 137 SchoBnniagazip.
Abenaamentsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzender]ijke nummers 5 Cent.
uitgever:
T.BOEKHOVEN.
SOMMELSMJH.
Alle stukken voor de Redactie bestemd,
Advertenties» en verdere Administratie franco toe te aeiiden aan den tl) it ge ver.
Partij ot beginsel?
Sedert jaren, of laat ons bepaal-
der spreken, sedert '91 is deze vraag
met ernst aan de antirevolutionairen
gedaanmet het oog op de samen
werking bij de ^algemeene verkie
zingen van het vorige jaar. met de
vooruitstrevende liberalen is zij te
ernstiger herhaald.
Van verschillende zijden werd
tot antwoord het een en ander ge
zegd, dat hierop neêr komtwij
behoeven niet te kiezen tusschen
partij öf beginselneen wij kunnen
onze beginselen gerust vasthouden,
en toch eene partij vormen, meer
en meerja, de partij als zoodanig
tiert eerst recht door handhaving
van het beginsel hetgeen echter
niet wegneemt, dat wij «met behoud
onzer partij-zelfstandigheid voor om
schreven doeleinden ons verbinden
mogen mot allerlei andere partijen.
Partij én beginsel dus.
Maar toen kwam de vraag aan de
ordewelk beginsel dan het meer
algemeen antirevolutionaire of het
meer belijnde Calvinistische beginsel,
dat in ons land het historische is.
Met het program voor oogen kon
de beslissing niet twijfelachtig zijn, en
geen beroep op enkele woorden van
Groen van Prinsterer kan de beide
feiten te niet doen-, lo. dat de heer
Groen zich aansloot bij de calvinis
tisch gemerkte staatkunde, welke in
den tijd der Reformatie van de 16e.
eeuw toegepast werd2o. dat onze
partij, toeniij in 1878 georganiseerd
werd, beslist zich op hetzelfde stand
punt plaatste, zooals men zien kan uit
artikel één van haar program, dat
uitdrukkelijk het jaar 1572 noemt
om den tijd aan te geven waarin ons
volkskarakter op zijn best gevormd
werd.
Nu leven wij tegenwoordig in ge
heel andere toestanden. Wij hebben
geen heerschende antirevolutionaire
partij, en ook de kerkelijke toestanden
zijn veel ingewikkelder.
Er komt bij, dat eenige sedert jaren
als antirevolutionaii aangemerkte
Kamerleden slechts met zekere reser
ves het program beaamd hebben, en
dat men nogal eens water in den wijn
heeft gedaan, om hem voor ieder
bruikbaar te maken.
Dit heeft echter de kracht van het
gestel der partij niet verhoogd.
Uit menig verschijnsel wordt dat
nu zichtbaar.
En op den duur zal dan ook een
vastere band moeten gelegd worden
tusschen de partij en de Kamerleden,
die onzerzijds zullen gesteund worden.
Men mag niet langer schipperen.
Er hangt in de toekomst te veel van af.
Wel kan onze partij ook met eenig-
zins afwijkende antirevolutionairen
voor bepaalde wetsontwerpen (of
daar tegen) zich verbinden, doch dat
is lang niet hetzelfde als dat men hen
tot de eigen partij rekent en hun den
vollen invloed gunt bij het nemen
van besluiten in de partij vergaderin
gen.
Maar wij gaan in deze vooruit.
Er komt meer helderheid. Yan een
zuiverder partijformatie zijn wij niet
zoover meer af. Als weldra het kies
recht'al thans wat is uitgebreid, moet
men handelen over een actueel pro
gram,'en moeten de candidaten voorde
Kamer zich nader doen kennen.
Onze politieke toestand.
Met korte woorden heeft Dr.
Sckaepman de vorige week, bij zijne
lezingen in de provincie Groningen,
den politieleen toestand van den hui-
digen dag duidelijk geteekend.
Het is thans, zeide hij, volgens de
verslagen, een toestaud van afwach
ting, van voorbereiding, een toestand
van onderzoek, van schifting en
scheiding.
E|n toestand van afwachting, om
dat wij uitzien naar het ding, dat
komen zal, nl. de nieuwe kieswet.
Een toestand van voorbereiding,
omdat we allen onze gedachten over
het komende laten gaan.
Een toestand jvan schifting en
scheiding, omdat onder alle partijen
zich dezelfde beweging openbaart
tusschen hen, die te veel aan de
voorzichtigheid willen offeren, en
anderen, die geacht worden te wei
nig voorzichtig te zijn.
Wat het eerste en voornaamste,
het hoogste en laatste betreft, dat
de tegenwoordige regeering te doen
heeft, de regeling van het kiesrecht,
stond Spr. stil bij drie vragen
1 o. Hoe moet het worden ingericht
2o. Wat hebben wij er van te
verwachten.
3o. Hoe hebben wij er ons op
voor te bereiden.
Het kiesrecht zelf omschreef hij,
als zijnde geen natuurrecht, maar
een recht, dat naar wden loop der
tijden in meerdere mate wordt be
deeld of in ruimeren kring toege
kend. Het sluit geen deelneming
aan de regeering in, maar wel het
oefenen van invloed op de regeering.
Dr. S. wil dat kiesrecht nu zoo
ver uitgebreid zien als de grondwet,
eerlijk opgevat, gedoogt. „Iedere an
dere oplossing is uit den booze." De
vraag, of jm'ön alles, wat men op
neemt, passend, sierlijk en behoor
lijk vindt, moet wijken voor de vraag,
of men niet doen zal dht, wat reeds
lang had moeten geschieden.
In zekere Staatkundige Brieven
(van den Minister van Houten, des
tijds Kamerlid) is herhaaldelijk ver
zekerd, dat men in zake het kiesrecht
langs verschillende wegen tot dezelfde
uitkomst kan komen. Hierop ver
trouwt Dr. S. Den door Minister
Tak uitgedachten weg verkoos de
meerderheid niet. 'Een nieuwe proef
zal hem aannemelijk voorkomen, als
den gezeten werkman het kiesrecht
maar toegewezen wordt. Hij acht het
plicht, de komende wet niet met een
volkomen wantrouwen tegemoet te
zien integendeel, dit moet met een
zeker vertrouwden geschieden.
Met het meervoudig stemrecht is
Dr. S. niet ingenomen. Hij gelooft,
dat de voor- en nadeelen er van tegen
elkaar opwegen. Yelen zullen dan zeg
gen, dat de kracht aan hun stem ont
houden wordt. Op die manier zal men
wantrouwen wekken.
Maar Spr. wenscht de verplichte
waarneming van het kiesrecht. De on
dervinding elders heeft geleerd dat het
mogelijk is, haar door te vperen. Hij
acht het ook schadelijk, als de uitslag
eener verkiezing afhankelijk wordt
gelaten van een gerustheid des ge-
een zekerheid van ver-
van een opzien tegen
moeite, van
moeds, van
waddingen,
een beneden zich achten
I» K Utl'l HIIK.IT.
Binnenrotte 50 en 2e Lombardstraat 45 Schoenfabriek en Getier handel. In alle onze magazijnen zijn de prijzen aanmerkelijk vermindert.
Tooi* het publiek geopeud, die dagen tot uitverkoop geregeld. f
Dez« Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Advertentie» van 1—5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en J/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dia zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
6.) Hoofdstuk III.
„Lompe jongen", schreeuwde de man
en gaf daarbij den knaap een duchtigen
klap om de ooren, terwijl hij zich ver
volgens tot zijnen collega Van Halm
wendende, spottend sprak
„Nu vriendlief, gij zit er nu ook
leeljjk voor. Ge moet uw geweten mor
gen maar buiten gebruik stellen."
„Neen Groen, dat zal ik niet doen,
want ik kom morgen niet."
„Maar man, wees toch zoo dwaas niet,
uwe betrekking hangt er aan. Met gods
dienst kunt ge uw maag niet vullen.
Wees nu wijs en geef maar toe, want
die rijken moeten toch altijd hun zin
hebben. Ze verdrukken
„Bewaar de re3t maar, Groen. Geloof
me, de oorzaak van het kwaad zit niet
in de beurs maar in het hart. Als we
de vreeze des Heeren in ons hart hebben
dan zullen we van zelf geen dingen
vorderen, die verboden zijn."
„Houdt op, houdt op was het ant
woord, ik geloof dat toch niet. Ik ben
ook niet zoo godsdienstig, maar als ik
patroon was, denkt ge dan, dat ik mijn
onderhoorigen onderdrukken zou
„Natuurlijk," waagde de kleine jongen
er tusschen te werpen, „daar heb ik pas
ondervinding van gehad
Een luid gelach van al de aanwezigen
gaf blijken, dat deze opmerking „raak"
was geweest.
Groen keek den jongen zeer toornig
aan.
Het vergevorderde uur drong echter
om naar huis te gaan, en weldra draaide
de kantoorjongen de lampen uit.
Het behoeft niet gezegd te worden,
dat Yan Halm zich met oen bezwaard hart
huiswaarst spoedde, naar zijne kranke
moeder.
Hoe zou zij het maken en wat zou zij
wel zeggen als zij vernam wat er geschied
was Natuurlijk zou zjjne moeder het
good keuren dat hij geweigerd had den
dag des Heeren te ontheiligen. Daarvoor
kende hij haar te goed.
Zorg en moeite stonden nu voor de
deur. Doch had Jezus niet gezegd
„Komt tot Mij allen die vermoeid zijt
en belast en Ik zal u ruste geven."
Hoofdstuk IV.
De tijd, die nimmer stilstaat had
sedert het tijdstip van ons vorig hoofd
stuk meermalen den zomer gebracht en
hem evenveel keeren door den winter
doen vervangen.
En nu was het opnieuw zomer ge
worden.
Op een prachtigen namiddag liep in
de schaduw van hot geboomte dat de
fraaie laan vormde, een man en eene
vrouw in druk gesprek.
De man, ge ziet het dadelijk, is oom
Paul, nog geheel dezelfde, en zij die
naast hem gaat, juffrouw van Meerden.
De tien jaren hebben sporen op haar
aangezicht achtergelaten, en het voor
hoofd doorploegd.
Toch ziet zij er nog gezond en goed
uit.
Zij had haren broeder een bezoek ge
bracht en was thans op weg naar huis,
en had nog een geduchtige wandeling
voor zich.
„Ge weet niet Paul" sprak zij, hoe
ik er onder lijd. Mijn man is zoo ver
anderd. Hij gunt zich geen tijd om aan
iets, dat buiten de zaken ligt, te denken.
Dat is maar een voortdurend jagen om
dien anderen manuftuurhandelaar te
overvleugelen. Die Monas onderkruipt
verschrikkelijk en Hendrik wil niet voor
hem onderdoen. Ik vrees echter, dat de
zaken hard achteruit gaan. Wist ik maar
wat er aan te doen."
„Gij kunt er niets aan doen, als uwe
zorg aan God openbaren"; sprak Paul.
„Als God hem verandert, dan komt alles
terecht. Daar zit de hoofdfout bij Hen
drik. Hij behoort tot hen dio „geen deel
dan in dit leven wachten" pn nu is het
ongetwijfeld hard als men aan dat „deel
in dit leven" ziet rukken."
„Zeker, zeker", stemde zijn zuster in.
„O, ik beklaag hem zoo, want hij ver
teert van kommer en verdriet."
„Hoe gaat het met Willem", infor
meerde Paul.
„Met hem gelukkig goed. Met dank
baarheid mag ik erkennen, dat mijn
kinderen in de waarheid wandelen. Er
is bij hem", vervolgde zij, sedert zijn
ziekte een gelukkigen omkeer merkbaar
geworden. Voor dien tijd vreesde ik
voor hem, want hij scheen voor gods
dienst onverschillig."
„Ja, de Heere deelt soms gevoelige
lessen", merkte Paul op. „Maar", voegde
hij er aan toe, „uit liefde
„Dat bleek hier ook", vervolgde zjjn
zuster. „Door eigen schuld viel hij in
het water en kreeg daarop die zware
ziekte. Dat is nu bijna twee jaren ge
leden. Het gevaar waarin hij verkeerd
heeft en waaruit de Heere hem redde,
heeft hem tot nadenken gebracht. Veel
er over spreken doet hij niet, maar zijn
begeerte ligt naar God. Dat weet ik.
Vader gaat Zondags geregeld naar 't kan
toor, maar Willem gaat er nooit heen
en steeds naar de kerk. Om mijnent
wille zegt Hendrik er niets van, ofschoon
hij Willem 't liefst als voor zijne ziekte
zien zou."
„Gaat het op kantoor goed tusschen
vader en zoon
„Ik vrees dat er soms wel verschil
is", was het antwoord. „Willem doet
zijn best en over zijn werk is het niet,
maar ik geloof dat Hendrik nu ja
over een ander niet precies zoo
denkt als Willem meent het te moeten
opvatten."
„Ge hebt veel kracht noodig Marie,"
sprak Paul, die beter nog dan zjjn zuster
den neteligen toestand van de zaken
zijns zwagers kende, dan diens vrouw
vermoedde. „Gelukkig dat ge van Wil
lem en de beide meisjes genoegen be
leeft. Ge moet", vervolgde hij, van
onderwerp veranderende, „de groete heb
ben van Van Halm."
„Zoo, dank u", antwoordde zij. „Hoe
gaat het hem
„O, zeer goed," sprak Paul. „Hij doet
goed zjjn best op kantoor, en herinnert
zich altijd met dankbaarheid wat gij
voor hem gedaan hebt."
Verleden week ontving ik nog een
brief van hem, waarin hjj het gebeurde
nog eens ophaalde. Hoe gij, nadat van
Meerden onverzetteljjk bleek te zijn en
Van Halm voor goed ontslagen had,
hem steun geboden hebt.
Van uwe gesprekken met zijn ster
vende moeder, wist hjj nog veel weer te
geven.
Hij is het nog niet vergeten, hoe door
uwe bemiddeling hem gelegenheid ge
boden werd naar Amsterdam te gaan,
waar hjj bjj een mjjner handelsvrienden
een geschikte betrekking gevonden heeft.
„Och gij hebt het eigenlijk gedaan en
ik was slechts wegwijzer", sprak zjjn
zu.tcr. „Bovendien, de jongeling heeft
ook ferm zjjn beginsel gehandhaafd, en
het doet mjj genoegen dat het hem goed
gaat. Had mjjn man maar het beginsel."
Dit laatste liet ze er zacht en als tot
zichzelve sprekend op volgen.
(Wordt vervolgd.)
Binnenrotte 48, 2e Lombardstraat 43.
Schoenmagazijn. En gros Export.
Hoogstraat 390.
SCHOENMAGAZIJN.
Raamstraat 54.
SCHOENMAGAZIJN.
ScIiledamschedijU 86 hoelt Brandstceg.
SCHOENMAGAZIJN.
Oppert 146.
Amsterdam. Banlel Stalpcrtstraat 66.
SCHOENMAGAZIJN.
Gouda IVijdstraat 173.
SCHOENMAGAZIJN.
JËUemeet (Schouwen).
SCHOENMAGAZIJN.