2IITO1SII IMK1IE1
Vrijdag 8 November 1894.
Negende Jaargang
Antirevolutionair
ww li üiJikiiyü
Orgaan
"IARNIS.
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
HET GESTOLEN KIND,
uitgever:
AlBe stasfekeis voer «Ie Redactie hesteiiid, Advertenties» en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Verwarring en achter-
nifgasag.
•aliteit
'U.W4RM,
ruik.
LH. Schippers
•Hit.
3
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsrnimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Onze eeuw, de hoog verlichte ne
gentiende eeuw dreigt meer on meer
de teekenen van haar afgeleefdheid,
van diep verval van krachten, van
haar naderend einde te gaan ver
tinnen.
O, voorzeker, daar is nog wel
veel wetenschap aan het woord, en
veel kracht in werking, maar de
groote ellende onzer dagen O, dat
die kennis en die kracht zoo weinig
geordend zijn, en op de rechte plaats,
in de juiste richting werken. Van
daar al dat hopeloos misverstand,
al die teleurstelling op stoffelijk en
zedelijk gebied, al die schrikkeljke
verkwjning van wat in vroegere
tijden heerljk opbloeide.
Immers, zooals het in een mensche-
lijk lichaam of in eene fabriek van
beteekenis bestaat, zoo is het in bo
venbedoeld opzicht ook in staat en
inaatschapp jhet is niet genoeg,
(lat daar levende vermogens en goede
machines aanwezig zijn, maar zij
moeten ook in goede verhouding op
elkaar werken, of anders oogst men
ongelukken in plaats van weldaden.
Maar zie, aan die harmonie hapert
het, en hoe zal het anders?
Als wij eens bedaard den toestand
van staat en maatschappj overzien,
dan komt ons als vanzell de vraag
van den Apostel Paulus tot de ge
meente van Corinthe voor de aan
dacht
„Waar is de wjze? Waar is de
onderzoeker dezer eeuw Heeft God
de wjsheid dezer wereld niet dwaas
gemaakt?"
Of ook dat andere Schriftwoord,
door denzelfden Apostel aan de Ro
meinen geschreven: „Gelijk het hun
(hun n.l. die de waarheid Gods ver
anderd hebben in de leugen, en het
schepsel geëerd en gediend hebben
boven den Schepper) niet goedge-
dacht heeft God in erkentenis te
houden, zoo heeft God hen overge
geven in een verkeerden zin, om
te doen dingen die niet betamen."
(Rom. 1
Wat heeft men zich in den loop
dezer eeuw ingespannen, ja moede
gesloofd, om alle standen der maat-
O 7
schappij toch maar tot een hoogen
trap van ontwikkeling op te voeren
Wat een heirleger van onderwijzers
en docenten en professoren heeft
's lands overheid aangesteld om,
zooals men hoopte, togeljk de boos-
neid met de onwetendheid te ver
drijven.
Doch het ging buiten den Spring
ader des levens om, en in plaats Yan
gebaat te zijn met al die kennis en
verlichting, zit men er nu onder
hoogere en lagere standen mede ver
legen. De lagere klassen meenen de
wjsheid in pacht te hebben, hebben
geen respect meer voor de weten
schappelijk opgeleide lieden, en Avillen
op han gezag weinig of niets meer
aannemen terwijl de gedeerde heeren
op hunnen beurt dat gezag onder
mijnen en het eertijds in hen gestelde
vertrouwen vernietigen, door meestal
slechts ivoorden uit te stallen zonder
er krachtige daden ten bate van het
geheele volk by te voegen.
De mensch is nu eenmaal zoo ge
schapen, dat hij zich alleen krachtig
ontwikkelen kan, als hij al de hem
en daarna in-
vermogens naarstig ge-
geschonken
bruikt. Riet alleen het denkvermo
gen, even goed het gevoel en de
wil moeten hunne taak volbrengen.
Er moet evenwicht zijn tusschen al
die werkingen, anders krijgt men
eerst overspanning,
zinking, verdooving.
In de natie, als geheel bezien, is
het juist hetzelfde. Om bewaard te
worden voor een algemeene onte
vredenheid moet zj haar tijd en
kracht gebruiken, niet slechts rede
neeren en bespiegelen en plannen
maken, maar aanvatten en handelen
en dit laatste is gedurende tientallen
van jaren helaas ceel te weinig ge
schied. Ja, laat ons het maar eerlijk
erkennen: enorm veel tijd en kracht
is er èn door de enkelen èn door
onze natie als zoodanig verbeuzeld.
Over kleinigheden, over bijzaken
heeft men zich in do saam!eving en
opzic'ntens het staatsbestuur druk ge
maakt, doch om eens fliuke maatre
gelen nemen tot verlichting van
het lot der leegloopende arbeiders,
om onze wende kr jgskrachten eens
•zoo te organiseeren, dat er wat mede
kon uitgericht worden, of om de
kleine burgerij van ovennatigen be
lastingdruk te ontheffen, of om den
Javaan eens te doen bemerken, dat
hij onderworpen is aan een cüriste-
lijk moederland, - neen helaas die
groote hoofdzaken bleven liggen;
ton minste het kwam niet tot door-
tastener werd wel heel deftig en
langademig over georeerd in het Par
lement en daarbuiten, maar dat gaf
natuurlijk niets, zoolang de daadza
ken achterwege bleven.
En nu is het, alsof onze natie
opeens de treurige gevolgen van al
die ijdelhcid en dat niets-doen over
vallen. Te midden van de duizende
klachten over onrecht en dwang,
en bij het zien van de dreigende
bedeltochte féller werkloozen zit men
met de handen in het haar, geraken
de geesten ontsteld, en leent men
het oor aan de gevaarlijkste volks
misleiders, niet zelden met de mee
ning, dat zij de wereld zullen her
vormen en haar kwalen herstellen.
Maar het eind van al dat rumoer
is, dat onze natie hoe langer hoe
verder van de wijs raakt, dat de
verwarring en achteruitgang allengs
mem zichtbaar worden.
Hu- zal onze natie nog eens van
dit hellend vlak afgeholpen worden.
Stellig niet door nog langer naar
mis eigen verstand de wereld te
zoeken in te richten-, maar door al
lereerst de grondslagen te eerbiedi
gen, zooals die door God gelegd
zijn, en voorts, door op die grond
slagen te doen wat recht en billijk
en in Gods Woord geboden is. Dit
geldt voor een ieder in zijn kring.
Onze Landbonw-Cursus.
12 November a. s. wordt de tweede halfjaar! jk-
sclie cursus voor Laudbouw-Onderwjs iu ons
eiland geopend.
Wanneer wij nagaan met hoeveel lust en ijver
door sommige persouen in ons eiland, in de eerste
plaats door den heer C.J.H.v.d.Broek te Middel
bands de zaak van L. O. voor ons eiland geheel
belangeloos is op touw gezet-en tot een goed
einde of liever gezegd, tot een goed begin is
gebracht, dan wekt het onze verbazing dat de
zaak zelve nog zoo weinig waardeering en mede
werking vindt.
Om iets te noemen in de groote gemeento
Ouddorp zijn slechts een paar leden, leerlingen
niet één. Wat willen toch onze landbouwers?
Is bet te doen 'om da vereeniging L. O. af te
breken? Allen zij voorzichtig. Waarom? Ik zal
trachten dat duidelijk te maken.
Er is in de laatste jaren een drang van ver
schillende corporatiën ook van enkele kamorleden
uitgegaan (hadden we maar wat meer boeren-
kamerleden) aan het adres der Itegeering om
wat aandacht te wijden aan den gedrukten toe
stand van den Landbouw. In vroegere jaren bij
het ontsti au van den Landbouw-Crisis waren
die stemmen als roepende in de woestein in
de laatste jaren vinden ze, hoewel veel te langzaam,
een meer en meer aandachtig oor bij de Regoeriug;
vroeger goldt het spreekwoord eau boer klaagt
altijd, geloof niet de helft; thans moet men wel
tot de overtuiging komen, dat de eerste klaagtonen
van den boer gegrond waren; die klaagtonen be
gonnen toen hij verplicht was een gedeelte van zijn
bedrjfkapitaal (zijn vee) op te offeren, om do
pachten en werkloonon te betalen dat is al erger
en erger geworden; het jaar 1891 brengt den ge
nadeslag aan. Volo pachters zullen verplichtzijn
hun laatste vee te verkoopen, als daglooners
wellicht zien we die braafste en nijverste jonzer
medeburgers in 1895 weer, zoo het buitenland ze
geen uitzichten biedt.
De oogen der Regeoring zullen eindelijk geheel
opengaan; het spelletje om te zien hoe taai wel een
boer is, loopt ten einde. Iedeie wensch van hot
platteland tot verbetering in dien toestand zal
ernstig overwogen en zoo mogelijk ook vervuld
moeten worden. Op 't oogonblik worden por jaar
2 3 ton door het Rijk aan Landbouw-zakon
ten koste gelegd; armzalig cijfer tegenover de
millioenen en nog eens miliioenen die aan Oorlog,
Marine en Nijverheid worden besteed. Dat moet
anders worden.. En nu ben ik waar ik heen wil.
"Wanneer gij nu landbouwers van ons eiland niet
toont dat ge al wat de Regeering voor u doen wil,
(hi. het geven van eeno ruime subsidie voor
L. O.) al is het ook nog zoo gering en al strookt het
ookniet met da inziohta 'dia gij nu eenmaal verwe
zenlijkt zoudt willen zien tot verbetering, wat zal
dan do Regeering moeten donken Zij zal u waar
schijnlijk den haar toegeworpen handschoen in 't
aangezicht terugwerpen enuin 't vervolg als'ge wat
anders, wat betera vraagt, toevoegen: die 't kleine
niet eert, is 't groote nie weerd.
Daarom landbouwers op ons eiland steunt onze
Voroeniging door uw lidmaatschap, zendt uwe
zonen dezen winter op onzen cursus toont dat ge
belang stolt in de nog zwakke pogingen der Regee
ring maak onze vereeniging krachtig om te gele
gener tijd voor u allen in de bres te kunnon sprin
gen beschaam ook niet hot vertrouwen dat wij
als voorstanders van alle onderwijs om do zaak zelve
speciaal van Landbouw-ondevwjs, in u stelden
toont dat ge de zaak begrijpt als de eerste zwakke
schrede op den weg van bescherming on verbeto-
ring der Landbouw-toestanden; meerdere zullen
volgen.
Ik weet hot, velen zijn er die zeggen: „met al
die nieuwigheden komen wij geen stap verder."
En hoewel ik in verband met het bovenstaande zou
kunnen zeggen: ik wil daarover thans niet met u
in debat komen, nu ik u een ander gezichtspunt
geopond heb, dat al uwe aandacht verdient, toch
vraag ik do zulken ie dat consequent
Was indertijd de nieuwe Engelsche tarwe ook
geon nieuwigheid. Was de Lucerne-Klaver, öOjaar
geledon ook geen nieuwigheid Zijn ook de suiker
bieten geen nieuwigheid van dan laatsten tijd, nog
zoo splinternieuw dat er nog altijd enkele boeren
zijn die zoggen: ik moet daar niets van hebben
ik boud me bij 't oude en verbouw meekrap
.Toch zoudt ge noch do Engelsche tarwe, noch de
Lucerne noch de suikerbieten willen of kunnen missen,
on zie éénmaal waren het ni.uwigheden, die metjeen
vordacht oog werden aangezien; toentertijd kon men
de kat nog wel eens uit den boom kijkenop heden
is daar geen tjjd meer voor; 'tis een rijd vinhande-
len ook voor den boerlaat uwe zonen kennis maken
met het nieuwe; laten zij beproeven en het beste be
houden, opdat ze niet langer achterstaan bij hunne
makkers in het naburige Frankrijk en Duitsehland.
Ik voor mij beweer, dat er niet één vak is zoo schoon,
zóó uitgebreid, zóó leerrijk, mtar ook niet één zóó
achterlijk als juist het landbouwvak. Duizende gehei
men zijn den boer nog verborgen op zijn akker wat
vroegor aan toeval toegeschreven werd. wordt nu ijve
rig onder het nieuwste licht der wetenschap nagegaan
en zoo mogelijk verklaard en verholpen.
17.) HOOFDSTUK XVI.
TELEURSTELLING.
Nu was het de beurt van Frederik om zijn
vaderland eens een poosje to verlaten, ten einde
m Londen da geheimen van den handel nog
dieper te gaan bestudoeron. Lung viel hem dit
laar, in afwezigheid van zjue Martha. Maar er
kwam toch een einde aan evenals aan alle din
gen hier beneden, 't zij ze zuur zijn of zoet. En
toen dat jaar om was, zag hij zijn geluktontop
steigen.
't Was weder feest op „Buitenrust", ofschoon
de bruiloft te Rotterdam moest gevierd worden,
naar oud vaderlandsche zeden. Ja, Frederik ging
trouwen on wer.d compagnon van zijn aanstaan
den schoonvader. Alles was even aanlokkelijk
voor het oog en verblijdend voor het jeugdig
gemoed. De ernst in levensopvatting, die den
jongen Frederik kenmerkte, belette geenszins,
dat hjj het leven op geoorloofde wijze wist te
genieten, 't Was dan ook een tijd voor hem om
te genieten. Salomo zegt: or is een tijd om te
laohen en eon tijd om te weenen. Welnu, de tijd
om te weenen zou niet op zich laten wachten
nu met dankbaarheid genoten, wat het leven
aanbood. Hoeieljk viel er iets meer te wenachon
voor een jonkman van vijfentwintig jaar, dan
iet luchtkasteel, dat zich thans yoor zijn blik
aan dan azuren hemel afteekende.
Reeds van zijn eigen vader wachtte hij een
met onbeduidende erfenis en de schoonpapa be
zat veel meer. Als compagnon wachtte hem een
flinke handelszaak, die bij het overlijden zijns
schoonvaders de zijne worden moest. Een fraai
huis was in de nabijheid dor stad in goreedhied
gebracht, waar de jongelui hun introk nemen
zouden. Meer dan dit alles laohte hem hot on
gestoorde algeheels bezit toe van de sohoone,
zachtmoedige, fijn beschaafde en godvreezende
MarJia! En dat alles nog to blinkender naar-
mato de achtergrond van zijn eersto jeugd daarbij
te donkerder afstak!
Wat al genot waohtte in de toekomst! Als
papa en mama bij hun zoon kwamen logeeren
in zijn eigen huis, als de beide zusters, die ook
Martha reeds lief hadden gekregen, beurt om
beurt de stad bezochten; als mama eens op hare
knieën mocht wiegen een kleinen Frederik, die
haar het lange afwezen van zijn vader in de
eerste jaren zijns levens vergoeden zou. Als,
ab, als
Ach, Gods weg is in de diepte. Zijne wegen
zijn niet onze wegen, en onze gedachten zijn
niet de zijne.
Nu was alles mooi en liefelijk. Nu stapt het
jeugdige paar met don glans des vergenoegens
op het gelaat do reiskoets in, om iu den vreem
de de eerste huwelijksdagen door te brengén.
Weldra zullen zo ook wederkeoren en in de
smaakvol ingerichte woning hun intrek nemen:
maar een kleine Froderik zal nooit zijns stem
laten hooren in huis of tuin.
Nog geen drie maanden was Frederik door
den band des huwelijks met zijne Martha ver
bonden, of ze werd bedlegerig en op haar
gelaat vertoonde zich het vaischo blosje van do
tering, dio liaar oog met ongewoneu glans schit
teren deed.
Nog was de kiuisweg niet ten eindo. Nog
moest or veel worden geleerd en opgeofferd En
droeg de kranke ook met groot geduld en stille
lijdzaamheid wat haar werd opgelegd, voor
Frederik viel het luchtkasteel verdieping na
verdieping ineen, tot hij eindelijk, o jammer!
eindelijk bij haar storfbed Btond en den laatsten
i'iwii ib1' in .u|i."h!'a'!!
kus op haar bleeke lippen drukte.
Bij hot ziekbed, waar de jonge vrouw haar
kwijnend leven sleet, werd een vloed van tranen
geschreid. Naast Frederik betreurden zijn» lieve
schoonmoeder en schoonvader hun eenig kind.
Daarbij kwam de droefheid van Fredoriks eigen
ouders eu die der lieve, teergevoelige Catharine,
welke haar jeugdige meesteres met zusterlijke
liefdo oppaste
Denk u nu een», lezer, wat is toch de wereld
buiten de Voorzienigheid God» Hoe donker en
gansch verward schijnt de samenloop der wereld-
sche omstandigheden dikwjls voor onzen kort-
zichtigen blik! Aoh, als wij alleenlijk in dit
leven op Christus waren hopende, zoo zouden wij
de ellendigste van alle menschen zijn 1
Teleurstelling op teleurstelling is ons deel, en
zij, die rechtvaardig wenschcn te leven, zien
zich den beker der smarten vaak ton boorde toe
vol geschonken. Waartoe dit? zoo vraagt gii.
Waartoe anders, dan tot euze opvoeding voor
het hoogere en betere? Waartoe anders dan op
dat wjj door ljjden zouden geheiligd worden?
Waartoe anders dan opdat wij ons hier niet thuis
zouden gevoelen? Jesaia roept het weenendo Is
rael in Babols ballingschap toe: „Zij,die den Heer
Terwaohten, zuilen de krachten vernieuwen, ze
zuilen opvaren met vleugelen als arenden."
Ziet, dat is onze roeping als Christenen. Opvaren.
Niet blijven wroeten in dit ondennaansche, niet
blijven hangen aan dit stof,niet verward geraken
in dit onkruid van do aarde. Opvaren, zooals de
arend, die nooger vliegt dan alie andere vogels,
boven de wolken zelfs, sn zjn nest vestigt op do
toppen der bergeu. Dat moet het zinnebeeld
zjn van allen, die den Heer vorwaohten, d. i. die
iu Hom gelooven en al hun heil zoeken b j Hem
alleen.
Daartoe nu zij n de tegenspoeden der rechtvaar
digen vele, en zoo geloof ik ook, dat onze Frederik
en zjne ouders en schoonouders daardoor moesten
worden geheiligd.
't Meest en het spoedigst was die heiligende
invloed zichtbaar aan den eenige in de familie,
die nog buiten Christus leefde, de koopman zelf.
Wj hoorden vroeger dat zjn gemoed tor heltt was
overgebogen; nu door dieu zwaven slag waar-
solijnljk de zwaarste, die hem troffen kon werd
zjn weerbarstig hart gebroken, en viel b j als een
arm zondaar aan de voeten des Hoeren Jezus
neder.
Zjne vrouw droog den slag metgelooyige onder
werping en kinderijk vertrouwen. Ze moclit ook
doen als do arenden en vloog in den geest hare
dochter na, ver boven luclit en wolken in de
gemeenschap met haren God en Zaligmaker.
Frederik zweeg stil. Hg morde niet, hj uitte
geen klaagtonen, maar ging stillekcns z jnen weg
met gebogen hoofd en wankelenden tred. 't
Scheen dat het ljden hem verpletterd had. Hij
streed intusaohon daarbinnen een zwaren strijd.
„Is dan nijn weg voor den lieer verborgen
en gaat mjn recht van voor m jnen God voorbij
zoo kermde de eenzame, die wat hem het dier
baarste was, in hot graf moest dragen en dat na
zoo kortstondig bezitWaarom toch vernietigde
de Almaohtige zjne levensvreugd voor de toe
komst! Ach, hj gevoolde zioh als een geknakto
boom, die niet instaat i* voortaan bloesem en
vruchten te dragen.
Lozer, de Heer antwoordt niet van zijné dadon,
en w j kunnen don donkeren sluier ui et oplich
ten, die het heden van do toekomst scheidt. Ook is
hot waarom en waartoe van Gods daden voor
ons slechts hj benadering te bepalen. Maar als
wj eano gissing in deze durven wagon, dan zou
het deze zjn: het hart van onzen Frederik,
lioowel voor den Heere Jezu gewonnen, was
niet sterk genoeg om in al dio we dde en voorspoed
te bljven staan, 't Zou wereldschgezind gewor
den zjn en daardoor van God en zjn vrede
verwjderd. Nu is hat volgons Jezus eigen woord
immers beter dat oen der leden verga, dan dat
het geheele lichaam ODgelukkig worde? Da
eeuwigheid zal lang genoeg zjn om allo gemis
on ontbering van den tjd te vergoeden.
Nu eer»t leerde Frederik den kruisweg
kennon in al zjua hartaangrjpendo beteekenis.
Wat was al zjn vroegor leod goweest, vergeleken
bj hetgeen hem nu gebeurde! Maar al die
stommen, welke hem ongeduldig en ongeloovig
maakten, kwamen niet van God. 't Waren de
booze goesten, die het op zjn zieleheil gemunt
haddenmaar over hem waakto de reddende
!i«fde van Hem, die zjne menscheukinderen
nooit plaagt ot bedroeft van harte, maar ze alleen
kastjdt, opdat zo zijner holligheid deelachtig
worden.
Laugzamerhand kwam hj tot die erkentenis
en hief het moede en neêrgebukto hoofd een
weinig op. Hij leerde zwjgen, niet uit stomme
smart, maar uit de ootmoedige erkentenis, dat
God beter weet dm wj, wat wj behoeven.
Hoe gaarne had nu hj „Buitenrust" eenige maan
den betrokken, maar de drukke zakeu lieten dit
niet toe. En die drukke zaken blekon ook nuttig
te zjn, ze gavou afleiding aau zjn somber go-
moed.
B j dit alles toonde Catbarina nu baar dankbare
hoogachting en haar schier zusterljk medelijden.
Tot huishoudster verhaven, behartigde zij do
zaken van haren heor alsof ze de hare waren.
Niet dadeljk was men tot dezen maatregel
overgegaan. Eerst hadden de beide zusters van
Frederik beurtelings bj hom die taak vervuld,
maar dio beide landplanten konden in do stad niet
tieren, eu de omgeving van Frederik was voor haar
vrooljke natuur al te zwaarmoedig.
Men begroep terecht, dat hot veel beter was
haai' uit de stad terug te roepon.
Wordt vervolgd.)