wfflll mg M«[LMDieiI W 211® mm IMSJill
Vrijdag 19 October 1894.
Negende Jaargang No. 468.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
T. BOEK HOY EN.
HET GESTOLEN KIND.
Deze Courant verschijnt eiken Trijdag.
Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent.
Aiuerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMMELSItMJH.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor üe Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den U£f§eier.
Lombok.
Veel, zeer veel is er in den laat-
sten tijd gesproken en geschreven
over het voorgevallene op Lombok,
op 25 en 26 Augustus jl. Eensdeels
werd dit veroorzaakt, door dat er
niet veel ander nieuws te bespreken
of te beschrijven viel; maar ook de
feiten zoli zijn er ernstig genoeg voor
wani niet slechts zijn eenige particu
liere familiën in zwaren rouw gedom
peld neen het gebeurde op Lombok
betreft ook onze nationale eer, en
daarom is ook een nauwkeurig on
derzoek naar de toedracht der zaak
zeer noodig.
De uitvoerige berichten, door de
jongste mail aangebracht wekken wel
den indruk, dat het den aanvoerders
onzer troepen niet aan heldenmoed
heeft ontbrokenmaar een andere
vraag is, of men met het noodige be
leid is te werk gegaan. Hieromtrent
bestaat veel twijfel, en reeds wordt
beweerd, dat er in dit opzicht schuld
ligt, en in dat geval dient nader
uitgemaakt te worden bp wien zij
ligt en in wien zij bestraffing eischt.
Reeds verscheidene dagen voor den
overval was de vijandige gezindheid
der Balineezen duidelijk merkbaar;
in het hoofdkwartier was men er
bovendien attent op gemaakt door
officieren en soldaten van bet eigen
leger. Maar in plaats van acht te
slaan op hun waarschuwingen en te
rekenen met vijandige demonstraties
der Balineezen, liet de opperbevel
hebber zich paaien met geruststellende
teekenen van den geslepen Balinee-
schen Vorst van Kareng Asem. In
steê van tijdig onze manschappen in
een goede gevechtstelling te bren
gen, liet men hen een kwaad gelegen
bivak betrekken, ingesloten tusschen
een viertal cramuurde verblijven, en
eerst zeer laat verlieten de leiders
hun kwartier, om mede naar dat bivak
te trekken. Doch daar had de vijand
hen geheel in de machtdaar kon
hij hen naar goedvinden neer schie
ten. En zoo is het dan ook geschied.
Er is eene slachting aangericht, en
de heldenmoed onzer manschappen
kon alleen hieruit blijken, dat zij in
het vijandelijk vuur stand hielden zoo
lang zij adem hadden, en op oogen-
blikken, -dat de vijand van achter
de muren te voorschijn kwam, hem
duchtig weerstonden. Aan eenig be
moedigend resultaat viel evenwel niet
te denken. Ja, als de vijand wat
stoutmoediger geweest ware, dan zou
geheel onze uitgezonden legermacht
in zee gedrongen zijn en had de vij
and zich kunnen beroemen, Lombok
daarvan vrijgemaakt te hebben.
Die Indische oorlog blijft voor ons
Vaderland maar een treurige zaak.
Getrek aan politiek beleid heeft er
ons in geholpen Groote schatten zijn
er nu reeds sedert twintig jaren mede
verslonden. En als daar nu nog ge
brek aan militair beleid bij komt,
dan is er haast geen redden meer
aan.
Geve God, die het lot van volken
en vorsten in Zijne hand heeft, en
die de listigste aanslagen door een
wenk Zijner Almacht kan verijdelen,
dat onze expeditie gedeeltelijk de
zware verliezen te boven moge komen,
en dat na een niet te lang tijdver
loop die koloniale strijd op bevredi
gende wijze moge beëindigd worden.
Onze finantiën.
Gelijk men zich herinnert, werd
in de jaren '88 tot '91 den antire
volutionairen Minister van Finantiën,
den heer Godin de Beaufort telkens
nagegeven, dat hij zoo weinig deed
tot hervorming van ons belastingstel
sel. Dat hij de pensioenwet voor
burgerlijke ambtenaren, en hunne we
duwen en weezen tot stand bracht en
andere verbeteringen aanbracht zon
der veel aan het geheel te tornen,
telde men haast niet. Het belasting
wezen moest meer ingrijpend herzien
worden.
Nu, zijn opvolger, de heer Pierson,
is daarmede dan ook begonnen, en
de liberalen droegen daar niet weinig
roem op. De patentbelasting werd at-
gesckaft, de accijns op de zeep ging
er af, en gedeeltelijk die op het zout.
Maar is de kleine burgerij daar nu
mede gebaat? Zijn de belastingen nu
billijker verdeeld? Eu is de schatkist
er door in beteren toestand gekomen?
Och, als de liberalen hun hart
rechtuit zullen spreken, dan moeten
zij zeggenneen, volstrekt niet.
Vele herbergiers b.v. betalen thans
in de bedrijfsbelasting veel minder
dan vroeger in de patentbelasting.
Daarentegen moeten de kleine amb
tenaren een nieuwe belasting opbren
gen, voor de meesten ver boven hun
draag ver mogen gaande.
Deze historie mag aan alle partijen,
ook aan de antirevolutionaire wel
leeren om voorzichtig te zijn in haar
oordeel over de belastingherzieningen
om niet zonder degelijk onderzoek
een nieuw plan, van wien dan ook
afkomstig too te juichen of te steunen.
Ook achten wij het noodiger op
de uitgaven te letten, en de weelde
te besnoeien dan dat men zich veel
het hoofd breekt met de verwisseling
van belastingen, want die verwisseling
is schier nooit een verlichting
it et hooge belang van
een doelmatige op
leiding der pre"
dikanten.
Over dit onderwerp heeft Ds. Bie-
sterveld georeerd bij het aanvaarden
van het leeraarsambt aan de Theo
logische school, op 27 April jl.
Het ligt buiten het bestek van ons
blad om over den inhoud dezer rede
breed uit te weiden.
Op een enkel punt echter, door
Ds. B. ten sprake gebracht, wenschen
wij de aandacht te vestigen, omdat
het ook in politiek en maatschappe
lijk opzicht van belang is.
De jeugdige leeraar doet nl. uit
komen hoe onpractisch en onvoldoen
de tegenwoordig de opleiding Yan
dominees is aan de overheids-Univer-
siteiten, gelijk die thans zijn ingericht.
Met de bestemming van de beoefenaars
der theologische wetenschap wordt
eenvoudig niet gerekend. Slechts
theoretisch wordt hun voorgehouden
hoe het belangwekkend verschijnsel
van den godsdienst langs den weg
van geleidelijke ontwikkeling in de
historie der menschheid eene plaats
heeft gekregen. Maar hoe zij hun
kennis nu moeten gebruiken ten be
hoeve van de lieden, met wie zij later
hebben om te gaan, daarvan verne
men de studenten weinigdat schijnt
bijzaak te wezen. De toekomstige
arts wordt voor zijn oefening in de
ziekenzalen rondgeleid, maar de man,
die later tegen' geestelijke krankhe
den moet strijden hoort in zijn stu
dietijd van zijn aanstaand ambtelijk
leven bijna niets. Hoe hij zich later
in zijn omgeving heeft aan te stellen,
moet hij evenals een letterk undige,
zelf maar uitvisschen. En de gevolgen
van dit gebrek in opleiding blijven
dan ook niet uit. In plaats van een
herder en leidsman, is menig predi
kant slechts een stille bijwoner som
tijds rijk aan boekenkennis maar zon
der dat zijne gemeente er eenig be
duidend voordeel van trekt.
Maar daarom het werd reeds
zoo herhaaldelijk betoogd, is de
handhaving der godgeleerde faculteit
van overheidswege niet to verdedigen.
Immers, om iemand goed op te leiden
en voor ie bereiden dient men op een
vast doel aan te sturen, en over dit
doel zijn juist de landgenoote ver
deeld. Hoe zal nu de Overheid ooit
eene opleiding kunnen g^ven die
beantwoordt aan de verschillende met
elkaar strijdige doeleinde, waarvoor
de natie, als geheel beschouwd, ar
beiders op godsdienstig terrein be
geert? Het resultaat is dan, dat zij
eensdeels gansck geen opleiding geeft,
en anderdeelsslechts cèn der partijen in
het land voorthelpt, nl. die partij,
welke meent, dat het er minder op
aankomt wat de studenten in de the
ologie leeren, als zij maar ontwikkelde
menschen worden.
Tegenover deze onverschillige, on-
bijbelsche opvatting van bet domi
neesambt schetst nu Ds. B. de aard
der theologische wetenschap, als ge
bonden aan de Heilige Schrift, de
vaste kenbron der waarheid, en zet
daarna uiteen, welke eischen aan de
bediening des Woords moeten gesteld
worden. In verband met onzen tijd
zegt de schrijver er o.m.ditvan:
„De Dienst des Woord in het in
stituut der kerk, heeft zoowel ten doel
om personen op Satan te veroveren,
als om troost te biedenmaar ook
om te wapenen en te oefenen voor
den strijd.
„Juist ook in onze dagen moet
deze beteekenis van het evangelie
door den Dienaar worden verstaan.
Meer dan vroeger zelfs. Immers in
de laatste eeuw is het karakter der
zonde als revolutie op elk gebied
meer dan ooit openbaar geworden.
Het is de treurige eere van onze
eeuw, dat zij de beginselen de:' ve-
volutie in systeem heeft gebracht en
consequent toegepast op de weten
schap en het staatsleven. De kreten
der revolutie, hetzij in den meer
fatsoenlijken vorm van het liberalis
me, of in de meer krasse taal van
parlementair of revolutionair socia
lisme, nihilisme en anarchisme, klin
ken al luider. Maar men denke niet,
dat het enkele uitroepen zijn, met
een machtspreuk of lossen bijbeltekst
tot zwijgen te brengen. De ideeën
der revolutie zijn door al die-uitingen,
ieder op hare manier, in stelsel ge
bracht. Een machtigallesbekeerschend
denkbeeld ligt aan deze uitingen
ten grondslag steeds meer stelsel
matig wordt Satan in zijn verzot tegen
de ordinantiën Gods.
De gevolgen der zonden zijn vraag
stukken geworden van gewichtvollo
beteekr nis. Plutocratie en pauperisme,
CATHARINA OP BUITENRUST.
'EER C
DINGEN.
o O
15.) HOOFDSTUK xiii.
Bij de komst yan mevrouw in dn gpreekki mer
hadden de twee meiden die onmiddeljjk verlaten,
en toen was bij Catharina het denkbeeld opge
komen om zich aan te bieden, opdat zij niet meer
naar do Duitsohe fabriek terug behoefde te koe
ren. Uit de verachting, welke do keukenmeid
voor een fabrieksmeisje liet blijken, en wel we
tende, dat zjj nog geheel onbekend was in het
werk van kamer en keuken, maakte Catharina
de groote zwarigheid op, dat haar verzoek van
de hand zou worden gewezen. Toen evenwel
mevrouw zoo harteljjk met haar sprak, en met
zooveel deelneming naar haar verhaal van moe
der» ziekte en dood hoorde, werd de begeerte
om hier te mogen dienen, zro sterk bij haar,
dat zij nu het besluit nam, zich zonder loon aan
Zooals wij gezegd hebben, het hoogo woord
kwam er uit. „Ach, "eve mevrouw, ik wil u
mijn leven lang voor met dienen, als gg mij ver
gunnen wilt, bij u in dienst te treden. Dan was
ik ook van dat voor mij zoo schandelijk fabrieks
leven verlost?"
Mevrouw glimlachte en sprak: „Nu kind, gij
zult wel honger hebben, |oerst moet gij iets ge
bruiken en u eens wat opknappen, dan spreken
wij daarover nader."
Catharina bedankte de goede mevrouw harts
tochtelijk, en genoot daarop met graagte wat
haar werd voorgezet.
Ook Frederik kwam haar nu |eens toespraken,
cn gaf luar van zijnentwege de verzekering, dat
hij haren ouders alles vergaf.
„Maar heet ge dan niet Trijntje P" vroeg hij.
„Ja zeker; in Duisburg heeft men mij Catha
rina genoemd. Ach, jongeheer Frederik, doe toch
een goed woordje voor mij bij uwe mama, dat
ik hier mag komen dienen," smeekte ze daarop.
„Wet n ij aangaat, ik wil dit wel, Catharina;
maar waar is uw vader en uwe zuster
„Ach. jongeheer, vader past zoo slechts op,
en Fietei'tje gaat spoedig trouwen met een ar
beider op de fabriek."
„Wilde uw vader dan niet dat gij aan papa
en mama vergiffenis gingt vragen?"
„Ja, wèl w-'lde hij dat, omdat hij nu niet in
ons vaderland terug durft komenik geloof even
wel niet, dat hij berouw heeft over zijne zonden,
zooals mijne lieve moeder had. Hij spot altijd
met den godsdienst. Gij weet nog wel, toen wij
in die oude hut bij den Duivelsberg vernachtten,
wat er toen plaats had, omdat hij zulk een spot
ter was?"
„Iloor eens, Catherine, wat in dio hut ge
beurde, was naar, ik weet het nog zeer goed;
maar geloof toch niet dat toen de duivel ver
scheen om uw vader te bestraffen. Ik heb dit
later alles veel beter leeren inzien." Eu nu deelde
Frederik tot groote verbazing van Catharina
mede, wat wij reeds wéten. Het was bet doei
van den jongeling, dit meisje uit den treuriges
waan te brengen, waarin ij eens bevangen was.
Ook bemerkte hij met genoegen, dat haar hart
zeer ontvankelijk was voor de Evangeliewaar-
heid.
Papa en mama hadden de gesprekken dei-
beide jongelieden mede aangehoord, en maakten
voor zicbzelven de opmerking, dat hun zoon toch
zeer ontbolsterd was en ontzaglijk veel in be
schaving had gewonnen. Hoe stak hij nu af bij
dit verwaarloosde meisje, dat bij eens gemeend
had, zijne zuster te zijn. Ook Chatharina gevoel
de dit instinctmatig, want zij behandelde en
jongeheer Frederik" metgrooten eerbied. Tooral
dit laatste deed mevrouw een besluit nemen ten
gunste van Catharina's verzoek. Daarom was zjj
ook naar bet onderhoud dezer twee met zooveel
opmerkzaamheid komen luisteren. Indien zij
bemerkt had, dat het meisje hem met zekere
familiariteit behandelde, of dat hij getoond had,
zich ten opzichte van baar niet in alles vriende
lijk en bescheiden te gedragen, dan zou ze haar
nooit in dienst genomen hebben.
Aan het einde van dien dag werd besloten,
dat het meisje bij de familie in dienst treden zou,
zoodra de werkmeid vertrokken was. Daar dit
vertrek nog een paar maanden in de toekomst
lag, had zij vooraf tjjd, met al de bijzonderheden
van haar dienst te worden bekend gemaakt. Ze
zou bij ee. boer i de buurt logeeren en dage
lijke op „Buitenrus t" komen Nog sprak men af,
dat aan niemand, zelfs niet aan de beide doch
tertjos van den kapitein, zou worden meegedeeld,
wat eenmaal de ouders van dit mets je hadden
misdreven, of waarom zij hen had opgezocht. En
eindelijk, dat Catharina nog dienzelfden dag eer
blief zou verzenden aan haar vader te Duisburg,
waarin zij hem melden moest, dat de kapitein
hem vergiffenis had geschonken en dat zij zich
als meid had verhuurd.
Daar zij zeer gebrekkig kon schrijven, nan:
mevrouw zelve die taak van haar over en on -
derteekende zjj den brief.
Zoo waren voor haar alle dingen ten goede
geregeld, en 's avonds bjj den boer haar nacht
leger gereed vindende, ging het meisje niet ie
bed, voor zjj Gods vnderljjke Voorzienigheid
vurig had gedankt, dat deze haar op dezen weg
zoo had geleid en beschermd, en de vervulling
van het laatste verzoek harer moeder voor kaar-
zelve zooveel heerljjke vruchten had afgeworpen.
"Wij denken hier aan het gebod met een be
lofte: „Eert uwen vader en uwe moeder, op da t
het u welga en gij lang leeft op aarde."
Eer wjj dit lioofstuk eindigen, moet ik u nog
berichten, dat de brief' voor den bozembinder
wel te Duisburg annkvam. maar om beter adres
door den chef van het postkantoor weid terug-
getonden. Pieter had die stad verlaten, en men
wist er zjjn spoor niet meer te vinden. Waar
schijnlijk bad hij zich angstig gemaakt, omdat
zijne dochter naar Holland was gegaan om zjjn
geh ie openbaren.
'w rrd't het Schriftwoord bevestigd: „Do
gcf.dejo'cz'n vlieden, waar geen vervolger is!"
jOFDSTUK XIV.
Zoo gingen drie jaren voorb", zonder dat or
iets opmerkelijks plaats vond. Frederiks ouders
hadden aan Catharina van den bezembinder oen
zeer trouwe dienstbode, die hen niet voor niet-
met-al, maar voor billijk loon, eerlijk sn opof
ferend diende. Zij hadden daarbjj het gonoogen
dat in haar hart de blijde boodschap dos Evan
gelies telkens meer weerklank vond, en zij in
haar huiswerk alle krachten inspande om het
naa - e'seh te verrichten. In het eerst had dit
veel ireeire in; want ze was onhandig en aan
het fabriekswerk gowoon geraakt, dat niet veel
inspanning vordert. Echter ook zij ondervond
de waarheid van het rijmpje:
„Een vas> wil met God begonnen,
Heeft n -r. - - gebrek verwonnen."
Nu en dan o- p-r.efde eos wedei ann va
der of zuster to maar de brieven
bleven onbos - e zij eindeljjk den
moed opgaf, en u.ede meer van hen te
zullen kooren
Frederik had de, on. woning verlaten
om zich op oen d dn oor te Rotterdam
voor zjjn took:.. - 'ge iming voor te be
reiden. Zijne btir u-ter- groeiden zeer voor
spoedig op, cn d,e oudste was ter voltooiing harev