M. :R. i I Vrijdag 3 Augustus 1894. Negende Jaargang No. 457. Antirevo lutionair Orgaan FEUILLETON. IN HOC SIGN O VINCES ia fraai. its II]. T BOEKHOVEN HET GESTOLEN KIND, I, HOEVENAABS VAN LXTH, Botterdam, Hoofdadres: Binnenrotte 137, 1 «If al: en p ten. [ms. )SSELMAN". ÏLOVEN. jttsrdam. PT, L. 03TT. RTJES Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: SOMMESjSIÏÏJH. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor de Stedaetie bestemd. Advertentiën en verdere Administratie franco toe Ie zenden aan den Uitgever. Volk en Overheid. I. Tot dusverre heeft ons de ge- wenschte gelegenheid ontbroken om de beteekenisvolle rede te bespreken, waarmede de oud-Minister en Hoog leeraar, Jhr. Mr. A. F. De Savornin Lohman op 20 October 1893 het Rectoraat aan de Vrije Universiteit overdroeg aan Prof. Dr. F. L. Rut gers. Toch moeten wij er alsnog toe overgaan, want deze rede is geen los en vluchtig daarheen geworpen woord, dat de strekking had om voor weinige oogenblikken een verheffen- den indruk te maken. Neen, maar het is een doorwrocht studiestuk, dat voor onzen tijd een blijvende waarde bezitdat gelezen en herlezen moet worden, en dat ons dan tot baken kan dienen om den rechten koers te vinden te midden van de onstuimige en verwarde theorieën, die men op staatsrechtelijk gebied hoort verkondigen. Intusschen, dit zal men begrijpen, is zulk eene rede geen lectuur voor iedereen. Wel is ook voor minder ontwikkelden, die de vele aanhalingen in de duit3che en andere talen moeten overslaan, het voornaamste toch ver staanbaar, en zij het ook met in spanning, op den voet te volgen maar die vreemde volzinnen en daarbij eenige meer diepzinnige uitdrukkin gen schrikken licht een aantal on- derzoeklievende vrienden af, en daarom meenen wij denzulken geen ondienst te doen met het verzamelen van eenige hoofdgedachten. Het doel der geheele reden is om aan te toonen, dat de geleerden dezer eeuw allerlei verkeerde, ja onzinnige begrippen hechten aan het woord Staat; dat men daardoor het volk met de overheid wil vermengen maar dat deze beide eerst tot hun recht en hun vrijheid komen, als zij zich buigen voor Gods Woord, Velen, die nooit van God, en zelden van de Overheid spreken,- gewagen gedurig varf den „Staat". Dat onzichtbare wezen, dat gedach- tending schijnt over onze vrijheid, over ons goed, ja over ons leven te beschikkenhet schijnt geheel zijn eigen meester te zijn en geen macht boven zich te hebben, zoodat alles voor zijn heil moet dienen en zelfs de gewetens- en godsdienstvrijheid daaraan opgeofferd moet worden. Het stoafcbelang en het algemeen belang acht men precies hetzelfde te zijn. Nu kwamen vele duitsche geleer den, die op de Nederlansche rechts geleerden een zeer grooten invloed uitoefenen, tot het resultaat, dat de Staat is een wèl onzichtbaar, maar tevens een werkeljk bestaand wezen, (apart boven de menschen) dat wij ons öf als organisme óf als persoon lijkheid moeten voorstellen. De Staat wordt volgens hen beheerscht door een „gemeenschapswil" en ter uit voering van dien wil bezit hij or ganen, Hij bestaat, hoewel onzicht- baar, uit zichtbare deelon, welke, ten gevolge hunner natuur, op onwederstaanbare wijze tot staats vorming gedrongen worden en in het afgetrokkene beschouwdallen tot vorming van den gemeenschapswil zouden behooren mee te werken, doch welke tevens een aanzienlijk aantal staat-vijandelijke elementen bevatten, weshalve, uit eenpractisch oogpwnt beschouwdeen gedeelte van die deelea tot bedoelde modewerking niet kan worden toegelaten, tenzij mon ze niet kan weren! Zijn werkkring mag zich over allemensche- lijke bemoeiingen uitstrekkenzijn macht om te dwingen reikt zoo ver als tot zijn behoud noodig is; de verplichting om hem te gehoorzamen is onbeperkt, tenzij men kans ziet eene betere rechtsorde in te voeren dan de bestaande. Aan het recht is hij gebonden, maar er is geen ander recht denkbaar dan datgene wat hij zelf als zoodanig vaststelt. Hóe nu zulk een staat ontstaan is, door den drang der natuur, of door 's menschen bewusten wilof hij een doel heeft, en zoo ja welk; of er in don staat één hoogste or gaan is, dan wel of alle organen elkaar gelijkelijk aanvullenhoe veel organen hij bezitof hij als geheel Souverein is, dan wel één zijner organen, en of bij deze nieuwe ontwikkeling' van het staatsrecht, het begrip van „souvereiniteit" nog wel te pas komt, over dat alles is men het oneens. Aldus wordt geleeraard door de Duitschers Max, Von Seydel, Dr. Emil Lingg, Robert von Mold, Otto Gierke, Dr. Hugo Preuss, Von Gerber, Dr. Georg Jellinch, Ludwig Gum- plowiez, Dr. Affolter, Dr. Laband, Dr. Herman Schulze, enz. Waar eigenlijk het gezag vandaan komt, en waarom de eene mensch aan den anderen moet gehoorzamen, die vraag laten zij onopgelost of zij maken er zich af met te zeg gen, dat de deelen van het organisme (den staat) eigenlijk aan zichzelf ge hoorzamen. Ook is de „gemeenschapswil," zijnde zoo wat de ziel van den mo dernen staat, een wonderlijk ding want de geciteerde duitsche geleerden ontkennen niet, dat het gewilde vaak afgedwongen moet worden van een deel der staatsburgers. Die gemeenschaps wil bestaat dus uit twee deelen, uit wil en onwil, enkel door dwang tot een geheel verbonden. Met recht vraagt de heer Lohman of het woord gemeenschapsdwang" dan niet dui delijker de bedoeling zou uitdrukken. Volgens sommige van de boven genoemde geleerden bedoelt de staat het menschelijk geluk. Andere zien er een instelling in tot handhaving van het recht. Nog andere stellen het staatsideaal zoo hoog, dat zij den staat de roeping toeschrijven om „het doel der menschheid" te verwezen lijken. Natuurlijk moet, als het doel en het werk van den staat zóóver gaat, ook zijne macht zeer ver reiken. En dit behoeft niemand te verontrusten, zeggen de geleerdenwant deze on weerstaanbare macht is immers in dienst van het recht. Bedenkt men evenwel, dat zij in het staatsleven geen ander recht erkennen, dan het gelijk met den staat ontstane en dooi den staat vastgestelde recht, dan is die uitgebreide staatsbevoegdheid voor hen, die niet deelen in den „gemeen schapswil" en die ook niet buitens lands kunnen vluchten, zeer pijnlijk. Immers, de andersdenkenden worden eenvoudig genegeerd. Ofschoon men zegt, dat de natuur tot het vormen van den staat dringtschijnt bij velen deze natuurdrift toch niet zóó te werken, dat de meerderheid er notitie van behoeft te nemen, ja schijnt te moeten worden verondersteld, dat een groot deel van de leden van den staat tegen die natuur wil inwerken. Het schijnt dus al een zeer ziekelijk wezen te zijn. Eu dit komt ook overeen met hetgeen de invloedrijke Robert Von Mohl beweert, nl. dat theoretisch wel aan allen gelijkelijk het recht toekomt om in te werken op en profijt te heb ben van den „gemeenschapswil," maar dat men in geval van nood dat abstracte recht ook wel wat ter zijde kan stellen. Zóó komt het dan zeker, dat de machthebbers in den staat aan de meerderheid der staats burgers zoo lang de uitoefening van het volle staatsburgerschap betwist en belet hebben Het gebeurde slechts uit noodzakelijkheid, het kon niet anders e), Koffie zee t leuze uit 75 'oppen, Thee- aie Alluim- op plaatsen, iet de Thee Goedereede. en Hellevoetslui uur. levoetsluis im. 3 uur. Jdelharnis 4 uur. lallen dam ,30 uur. lamsche tyd. perstaat |«1IVG. tterdam, lag Toox-m. 5 uor. otterdam, btterdam, exidam, itcrdamsehe tjjd. 2 Augustus. jARiVIS. vm. 5,uur. Irdag vm. 6,uur. |i\l. g vm. 6,30 uur. sdag nm. 2,uur. dagen nm. S uur. fnderdag 30 Aug. blhamis. iir eu nm. 5,uur gen niet aangelegd Augustus MI El,. sdag vm 4,88 uur erdag vm 6,uur 1,45 Donderdag 0ETSLUI3 ARDIXGEN naar liggende plaatsen 1H6EN III." 1894. ihouden. KEN: linen. Locale tijd 6,05 uur 12,03 7,23 Station LUIS: Locale tjjd 7,52 uur 3,50 9,10 eveer 30 min na het n na liet vertrek uit enliage, Amsterdam, Holland zjjn b|j >aar Yoor Militairen elder >em! geldig. oo b:llijk mogelijk agentenH. Pt d VELD, ÜTieuwesluii e Directie te Ylaar- DE DIRECTEUR mm m11 w Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. 4.) HOOFDSTUK IV. DE VREESELIJKE PROEF. „Heeft mijnheer Thomas u allebei voor kun stenmakers geëngageerd?" vroeg de spraakzame waard, wel wat nieuwsgierig. „Neen," antwoordde de bezembinder, „zulk een bejaarden beer als ik leert men geen dansen meer. Hij wil het met den knaap beproeven." „O, er zijn er reeds zooveel hier geweest, maar de meesten gingen naar huis terug. De heer Thomas is niet gemakkelijk te voldoen. Hij moet geiond en sterk volk hebben en die hem ten veile vertrouwen." „Hij zal over Erederik tevreden zijn," meende de bezembinder. En dat hij zich daarin niet vergiste bleek zeer spoedig bij de terugkomst van den nieuwen koorddanserdirecteur. Hij sloot dadelijk den koop, waarover ook Pieter tevreden was. Vijf jaar lang zou Frederik met hem rond reizen en hij hem van al hot noodige voorzien, en de vader mooht jaarlijks op eene som van f 50 rekenen. Nu werd reads ƒ10 vooruit betaald en een stevige dronk voor den bezembinder in geschonken, zoodat hij niet geheel nuchter maar uiterst vroolijk het herbergje verliet. Het afscheid van Frederik viel hem ook niet zwaar. Als hij zijn hart recht uitspreken durfde, dan zou hij u zeggen: „'k Ben blij, dat ik het gestolen kind kwjjt ben!" Ook onze Frederik voelde zicli verlicht toen dG bezembinder weg was. Hij haatte den man, die hem van de zorgende liefde der ouders be roofd had, terwijl hij groot vertrouwen stelde in den wonderman, die zich zijner aantrok en hom uit zijn ellendig leven redde. Dat hij van de éene ellende in de andere geraakt was, en nu in plaats van een in lompen gehulden een vergulden en versierden bedelaar volgen zou, kwam hem niet in de gedachten. Thomas liet hem den eersten avond van zijn verblijf in de stad eens recht genieten, zoo Lij meende. Eerst zocht hij eenige kleedingstukken bijeen, dio de knaap dragen kon, waarin hij ziohzelven niet herkendedaarna moest hij eens een goed maal doen, en eindelijk mocht hij mede naai' de oomedie. De arme knaap had nooit zulke prachtig ge- kleede dames en heeren gezien, en meende ziéh in een tooverwereld te bevinden toen hij do voorstellingen zag en de muziek hoorde. Dien nacht droomde hij van allerlei heerlijkheden, welke hem omringden, en in wier midden hij zijn vader ontmoette, gekleed in officiersuniform. Den volgenden morgen had hij hoofdpijn. De pappot van vrouw Petersen was hem vóór ette lijke weken beter bekomen dan de pnnsoh en warme limonade, waarop zijn nieuwe meester hem onthaald had. Hij had hoofdpijn en gevoelde zich gansohniet wel. 't Ia voor de armen, aan aller lei ontbering gewoon, geen weldaad op eenmaal te worden overvoed met allerlei spijzen, die ze niet kennen. De directeur bleef dien dag zeer lang te bed on wilde bij zijn ontwaken de kranke marg van zijn gunsteling met een glas bittoi genezen. Deze weigerde evenwel volstandig bet te gebruiken. Hij had oen schrik voor bedwelmenden drank gekregen, en deze bleef hem zeer gelukkig in later dagen bij. Thomas dacht het goed, dat de knaap maar eens vastte, en liet hem dien dag aan zijn lot over. Meer dan ooit maakte de ge dachte aan het onbekende vaderhuis zioh van hem meester. Hoe vréémd gevoelde hj zich hier. Hoe verblijdde bij zich, toen hjj eindelijk de vootstappon van Thomas hoorde. Hij doelde hem mede wat zijn hart zoo onrustig maakte, en vroeg of het hem ntet mogelijk was door zijne toover- kunst to ontdekken, of zijn ouders nog leefden en waar ze zioh bevonden. De speldirecteur had wol wat met Frederik op, en wilde hem gaarne vast aan zioh verbin den; ook wenschto lij hem een grooten dunk van zjne wondermacht te geven; maar het hin derde hem, dat die jongen zoo telkens weder op datzelfde onderwerp terugkwam. Hij' meende hem dit nu op eenmaal af te leeren, en daarbij zijno overige bedoelingen niet uit het oog te verliezen. „Frederik," dus begon hij, „gj vraagt veel van mij, dat ge zoo op eenmaii wilt ingewijd worden in de geheimen der zwarte kunst, die ik beoefen. Hebt ge moed, jongen? Of zjt ge bang en vrees achtig?" „Nu," antwoorde Frederik, „bang ben ik niet." „Welnu, de toekomst weten de menschen niet, die moeten do geesten ons zeggen, en de meeste menscheD zjn bang voor geestversehjningen. Ik zal u alles zoggen. Gj kent dien Duivelsberg bij Boek, daar waar ik u het eerst in die ongo- lukkige hut aantrof?" „Maar al te goed," antwoordde Frederik. „En ik heb er vreeseljke nachten doorgebracht na uw vertrek." Hierop verhaalde Frederik aan zjn nieuwen vertrouweling de ontmoeting, die wij weten, in dien vreeseljkon naeht. 't Was den goochelaar niet ongevallig, dat zjn kweekoling zioh zoo bjgeloovig toonde. „Welnu," ging hj na opmerkzaam toegeluisterd te hebben voort, „zoo hebt gj reeds kenn-'s ge maakt met die boozo geesten daarmaar gj moet u niet te spoedig laten versohrikken. Als da geesten bemerken, dat gj bang zjt, zoo vin den z j u onwaardig om u hunne geheimen meê te deolen. In de buurt van die hut in het diohte geboomte, waar de Duivelsberg vlak in het noorden voor u ligt, komt gj bj een kruisweg. Daar moet gj u in bet midden stellen juist op het kruispunt. Rondom u heen legt ge vooraf een krans of cirkel van vjf doodsbeenderen en vjf doodshoofden. Daarna roept ge drie maal: Hier is een zoon des stofs, die van de eeuwige geesten de toekomst weten wil." Nog moet ik u zeggen dat het tussohon twaalf en een uur in den nacht moet zju, en dat ge uw standplaats niet moet verlaten wat er ook gebeure, en als ge soms angstig worden moogt, moet ge vooral niet doen wat de vrouw vau den bezembinder deed gj moet niet beginnen te bidden." „Heb voor dit laatste geen vrees," antwoordde Frederik, „want dit heb ik nooit geleerd." Hj hield zioh goed, de arme knaap, ofschoon hj inwondig rilde van angst. „Maar," ging hj voort, „hoe kom ik aan die doodsbeenderen?" „Ja, dat is ook nog eene zaak van belang; want gj moet ze uit een knekelhuis op een of ander kerkhof stelen, en brengt ze later weer terug. Dit maakt ook al mede een deel der ver schrikkingen uit op den ki'uisweg. De geesten der daar begraven Ijken nemen het u kwaJjk, dat gj hun schedels en beenderen rooft en zj achtervolgen u totdat ge ze weer terugbrengt." -Ik moet bekennen, dat het een sterke proef is," merkte Frederik aan, „ik had niet gedacht dat zoo iet3 mogelijk was," en een somber stil- zwjgon volgde. Lozer, in die dagen was Frederik niet de eenige, welke aan zulke spookhistories geloofde. Thomas zelf had dit alles niet uit zichzelven verdicht, en meerderen dan de liclitgeloovige knaap na men deze sombere proef om de toekomst te ontsluieren. Het geheimzinnige trekt den mensclx aan, en zj, die God niet vreezen met kinderijk ontzag, leven in voortdurende vrees en angst voor booze geesten, omdat zj inderdaad, zonder het ziohzelven bewust te zjn den duivel dienen. Vóór etteljke jaren meende men dat de wereld te verlicht was geworden om bj de dooden te gaan vragen wat hun en der levenden lot is. Maar de ondervinding bewees later, dat dit ge slacht der ongehoorzamen en ongeloovigen aan God en Zjn woord nog niet is uitgestorven. Het is een oud geslacht, want het leefde reeds toen Mozes aan Israël in de woest ju wetten gaf, en op Gods last getuigde: „Gj zult de dooden niet vragen." Frederik overlegde de zaak b j ziohzelven. Het voor en liet tegen werd nauwgezet overwogen. Zou hj moed hebben dit waagstuk te bestaan? Binnenrotte SO en Se Lombardstraat la. Schoenfabriek Lederhandel. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 48 en Se ILombardstraat 43. Schoenmagazijn. En gros Export. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 13? en Oppert 146. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. Hoogstraat 390. Schoenmagazijn. 1. Hoevenaars van Lith. SSaauistraat 34. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. Schtedamschedyk §6. Schoenmagazijn. L Hoevenaars van Lith. v. d. Buinstraat 40. Schoenmagazijn. 1. Hoevenaars van Lith. awanaainjfo-«xrgr-j.vï.gjir.-,; ai i i i i i «WW Amsterdam. Qaniels Staïpertstraat ©6. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. 24BBIHEEE, Poststraat C 11®. Schoen magazijn. I. Hoevenaars van Lith. NfGUN.'! ELLES1EET. (Eiland gehouwen.) Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. -F— - t Ggï y-'{' -■•'I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 1