4 Vrijdag 13 Juli 1894. Negende Jaargang No. 454. IA f Antirevolutionair Orgaan «MIMI IB 25OTMII Hill SOMMELSteIJH. R. J IN HOC SIGN O VIN CE ft FEUILLETON. HET GESTOLEN KIND, T BOEKHOVEN M. OBTT. clappij. w Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bUvoornifbetaling f 8,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en s/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uiigrever. Waar het om gaat. De strijd voor de School met den Bijbel gaat, wel beschouwd, om de eer van Jezus Christus. Hij moet als Koning heerschen. DM is het Raadsbesluit Gods, waar van de Heilige Schrift ons verhaalt waarin Gods kind zich verlustigt waaruit het geloof steeds nieuwen moed, hoop en geestkracht put. Moed om te lijden en te strijdenhoop om te wachten en te verwachten geestkracht om te volharden in weer wil van veel en velerlei, dat tot twijfelen en vertwijfelen, minstens -tof"verslapping en ijverloosheid ver leiden zou. Als de machten uit den afgrond, waarvan de Bijbel spreekt (Efezen 6: 12; Ps. 2) al stouter optreden en met verfijnder list en driester vermetelheid hunne aanslagen uit voeren als de ongerechtigheden toe nemen, en de stemmen, die den Christus Gods alle gezag ontzeggen, al menigvuldiger worden en steeds luider en brutaler zich verheffen dan grijpen droefheid en ont roering den Christen aan en waar hij dan Gods heilig Woord open slaat om Zijne stem te beluisteren, is het hem eene krachtige hartsterking, eene onuitsprekelijke verkwikking, eene zalige vertroosting te mogen vernemen, als uit Gods eigen mond, dat Zijn Gezaltde nochtans, niette genstaande het woeden Zijner vijan den, als Koning heerscht en heerschen zal. „Hij moet als Koning heerschen." Met dit woord van God komt het Unie-blaadje tot u, om u te verzoe ken aan deze waarheid alle aandacht te schenken. Is Hij Koningde Koningde van God gezalfde Koning, Wien alle macht gegeven is in Hemel en op IN EEN BOERENSCHUUR. aarde, gelijk de Heilige Schrift dui delijk op vele plaatsen getuigt, en de Heilige Geest in het hart van alle geloovigen bevestigtdan behoort Hij ook als zoodanig erkend en gehoor zaamd te worden op elk gebied in iederen kring in iederen stand aan alle plaatsen dan mag ook geene poging worden aangewend of ge steund, om dat Koningschap te be twisten of te beperkendan (om een voorbeeld te noemen, -waarop het Unie-blaadje met nadruk wijst) dan mag niemand zeggen „Op de school hebben wij met Zijn Koningschap niets te maken; daJr erkennen wij Zijne heerschappij nietd air moeten en mogen wij maar doen, alsof Hij niet bestaat." Hoe diep zondig dat zeggen, die verloochening van den Zone Gods is, gevoelt ieder, die iets van de liefde van Christus beseft. Wel degelijk heeft de school met het Koningschap van Jezus te maken. Zij heeft dat Koningschap te erkennen, evenzeer als het huisgezin zulks behoort te doen. In huis behoort het kind Chris telijk te worden opgevoed dat wil zeggenzooals Jezus Christus het wil, namelijk in de leering en ver maning des Ileeren (Efezen 6 4) dus naar het Woord van God. De ouders, die zelve in de vreeze des Heeren wandelen, althans begeerte hebben om naar 's Heeren wil te leven, trachten er naar, hunne kin deren zoodanige opvoeding te geven. Maar mogen zij het dan daarbij laten? Mogen zij nu voorts onver schillig wezen omtrent de indrukken, die hun kind op de school ontvangt Mag het hun hetzelfde wezen, of die met de Christelijke opvoeding, door hen zelf gegeven, in overeenstemming zijn of niet? Onverschilligheid in dezen is dwaas en zondig. Zondig en dwaas, wij herhalen het, omdat zoodanige onverschilligheid eene schromelijke verwaarloozing der ou- derlijke verplichtingen is. Immers de school is, welbeschouwd, eene hulp voor de ouders, om te helpen, waar dezen door gebrek aan tijd, kennis en bekwaamheid te kort schieten in het werk der opvoeding hunner kinderen. De ouders zijn in de eerste plaats geroepen, om voor de opvoeding hun ner kinderen te zorgen ou waar de school helpend ter zijde treedt, heb ben zij (de ouders) de dure verplich ting, om te zorgen, dat, wat de school geeft, niet in strijd is met het waar achtige belang hunner kinderen dat in de school het Koningschap van Jezus Christus over hun kind wordt erkend, gelijk dat in huis geschiedt of behoort te geschieden opdat dtór (in de school) niet worde afgebroken, wat in huis met gebed en zorg wordt opgebouwd. Christenouders, die werkelijk prijs s; ellen op eene Christelijke opvoeding, spelen dan ook niet met het gevaar, dat hunne kinderen bedreigt op scho len, waar Jezus's Koningschap niet wordt erkend en Gods Woord een verboden hoek is. Zij houden ze van die scholen at en zenden ze naar de school met den Bijbel. Zij beven terug v tor den gruwel der ver loochening van den Christus Gods. Zij goloovm, dat zij eenmaal geopen baard zullen worden voor Zijnen rechterstoel, om te ontvangen naar hetgeen in het lichaam is geschied, naar hetgeen zij hebben gedaan en gelaten ook naar hetgeen zij hebben gedaan en nagelaten met betrekking tot hunne kinderen. Zij weten, dat zij onder de heilige verplichting staan het waarachtige geluk hunner kin deren te bevorderen en dat dit geluk alléén te vinden is in gewillige ge hoorzaamheid aan Jezus Christus, die aan alle ouders en opvoeders ver manend en dringend toeroept„Laat de kinderen tot Mij komen en ver hindert ze niet." Helaas, door on- bedachtzaamheid en lauwheid in de huiselijke opvoeding werd of wordt hunne consciëntie voor God reeds zoo bezwaard, dat zij, met 's Ileilands woord voor oogen, voor Hem in de schuld zijn gevallen en Zijne genade over zich hebben ingeroepen. En zouden zij dan nu moedwillig tot die schuld toedoen of nieuwe schuld op zich laden? Zouden zij moedwillig zondigen en hunne kinderen eene schoolopvoeding doen geven, die ge kenmerkt is door de verloochening van den Christus Gods Dat kun nen, dat v rmogen zij niet. Daarom getroosten zij zich vaak groote op offeringen, liever dan hunne kinde ren te zenden naar scholen, waar Jezus' Koningschap niet wordt geduld en de Bijbel, Gods heilig Woord, niet in eere is. Het eenvoudig, kinderlijk geloof vraagt naar Gods wil en is tot op offeringen bereid. Aandoenlijk zijn de bewijzen van de liefde voor de scholen met den Bijbel, zoowel onder de hoogere als lagere standen de voor beelden van zelfverloochening en ont bering die menigeen zich getroost, om met het uitgespaarde geld den scholen met den Bijbel te hulp te komen. Zie, wanneer alleen voor kinderen van welgestelde ouders die scholen begeerd werden, dan voorze ker was er geene inzameling van liefdegaven noodig. Maar, Gode zij dank! ook in de breede rijen van de met aardsche goederen minder be deelden, onder de behoeftigen, zijn tal van ouders, die voor hunne kin deren Christelijk onderwijs bcgeeren. Zij betalen, zoo ze niet geheel onver mogend zijn, wel een deel, maar het volle schoolgeld kunnen zij on mogelijk opbrengen. De Rijkssubsidie stelt niet in staat, het schoolgeld voor de arme kinderen aan te vullen. Daarom doet de Unie „Een School met den Bijbel" een beroep op uwe barmhartigheid voor het kind van uwen naastevoor de duizenden kinderen van ons volk, wier ouders ze gaarne en het liefst naar de school met den Bijbel zenden, maar wien het aan middelen ontbreekt om het schoolgeld te betalen. Laat dan dit Unie-blaadje bij u een beroep mogen doen op de oprecht heid uwer erkennirg van Jezus' Koningschap, op uwe gehoorzaam heid aan Hem, en cp de liefde voor de eere Zijns Naams. |k, verkrjjg to iKoniugh. i Yliag. KIS. bren. bdereede. follevoetsluis pluis uur. imia Ir. am |r. 1 tjjd. |tt orm. S uur, am, Sm, ischs tijd. iugastus.j I». ii. 5,uur. uur n. 8,30 uur' m- 2,uur' nm. 3 uur* ag 28 Juli' 5,*uur aangelegd m 4,80 uur 6,— uur Donderdag ÜI8 GESf naar de plaataen III." Ie tjjd uur )S 3 ie tjjd uur min na bet i vertrek nit Amsterdam, and zjjn bjj >r Militairen ■Idlg. jk megelgk H. P r I Nieuwesluia ;e te Ylaar- ECTEUR „Want Hij moet als Koning heer- schen." 1 Cok. 15 25. 1.) HOOFDSTUK I. Wij treden een boerenschuur binnen. Zij staat achter en behoort bij de hoera ran den landman Petersen, niet verre van het gehucht Heurne, aan den straatweg naar Aalten, in de provincie Gelderland. 'tls reeds tegen den avond van een der kortste dagen des jaars, in de Decembermaand daarom kunnen wij, vooral in d slocht verlichte schuur, niet alle voorwerpen met de vereisohte helder heid beschouwen. Dit bemerken wij al dadelijk, dat boer Petersen niet tot de rijke landbouwers behoort. Zijn veestapel schijnt niet groot te zijn, ten minste in den stal tellen wij niet meer dan vier koebooBten, de hooiberg is niet groot en ook de schuur heeft geen bijzonderen omvang, 'tls ons evenwel niet om den boer en zijne eigen dommen te doen, maar wel om bet gezelschap, dat hij goedwillig vergunde den nacht in zijne sobuur door te brengen. In dien donkeren hoek zijn half zittond, half liggend op cenige bossen Btroo uitgestrekt zes mensohelijke wezens, wier aanwezigheid op deze pli ats tot grooto verwondering schijnt te ver strekken van die schoone geit, welke met de ■yoorpooton op den rand van haar hokofstallo- tje leunend, do indringers met grocte, verwon derde oogen aankijkt, terwijl in een tegenover- gestelden hoek een vrij vet varken door aan houdend geknor en geblaas zijn ongenoegen te kennen geott, en tusscben die twee viervoeters oen derde natuurgenoot, n.l. een zeer jong kalf, even zeer zijn stemorgaan oefent. Men zou moeielijk kunnen zoggen of het vroolijk dan wel droevig is. Op de dwarsbolken dicht bij het dak is een toom kippen reeds dommelend neergezeten. Ook het pluimgedierte wordt door de vreemdelingen verschrikt, maar daar ze in het donker toch niets kunnen onderscheiden, schijnen zij het geraden te vinden hun gemakkelijk rustplaatsje niet te verlaten. Nog een half uur duurt het gemor der ver stoorde dieven in boer Petersens schuur, en daarna wordt alles stil; reeds zijn ook enkelen der vreemdelingen in een zoete rust, ten minste naar bet snorkend geluid te oordeelen, dat ze van zich geven. Tooli komt er nog eenmaal leven in dezo vreemde brouwerij. Met het slaan van klokke negen komt de goedige boevin, door een knecht met een lantaarn vergezeld de schuur binnen. Ze draagt in een grooten aarden pot het overschot van het avondeten. Ze begreep terecht, dat een duchtig portie karnemelkspap ditmaal in de sohuur zeer welkom zou zijn. „Heila!" roept Harmen de knecht, „Heila, slaap jelui al!" en meteen wendt hij het volle licht van de groote stallantaarn naar den hoek, waar hot stroo ligt. Nu onderscheiden wij hot gezelsohap een wei- nig nauwkeuriger. Het is een bedelaarstroop, bestaande uit een man van middelbaren leeftijd, eene ietwat jongere vrouw en vier kinderen, drie meieies en een jongen. De knaap schijnt ongeveer veertien jaren te tellen. Hij is de eenige, die niet ontwaakt bij het binnenkomen vau vrouw Petersen en haar knecht. „God loon je, vrouw, dat je nog aan ons arme menschen denkt," zegt de bedelaarster. „~We hebben vandaag een grooten tocht gedaan en waren reeds spoedig ingeslapen. Maar zoo'n pot pap zou ons wakker maken, dat verzeker ik je!" „Hier," zegt vrouw Petersen," „hier hebt ge zes lepels je bent immers met je zessen Kn daar hebt ge ook ieder nog een stuk kleinrog." „Duizendmaal dank. duizendmaal dank ["roe pen de bedelende eclitgenooten en deelen de lepels uit. „Hier, Fredrik, waar ben je? Hier is voor jou ook een lepel. Frodrik rekt zich uit, wrijft zich de oogen en komt verwonderd over het geval een weinig nader. Eenige oogenblikken hoort men de lepolmuziek, daarna nog eens een „Duizendmaal dank,.vroow, God loon jedat met een „Nu goeden nacht, slaap maar lekker," door de boerin wordt be antwoord, en alles keert tot do vorige stilte terug. „Ge hadt zo eens moeten vingen, waar ze vandaan bomen?" zei Harmen, totn hij met zijn meesteres den koestal weer binnentrad. „Och, wat gaat ons dat aan," zegt de vrouw, „morgen ochtend zullen wij eens op ons gemak met hen praton." „Maar wilt gij wol gelooven, dat als ik baas geweest was, ik dat bedelvolk geen permissie gegeven liad om in de scliunr te slapen. Ze kunnen vannacht den geheelen boedel wel in brand Bteken. Die kerel ziet me er net nnar uit om niet veel goeds in 'tzin te hebben. „Foei Harmen, wat een slechte gedachte! Wat zouden die menschen daaraan hebben!" „Nu, ik ga ten minste eerst eens zien of de hond wel van den ketting los is, en ik zal van nacht niet rustig slapen. Die vrouw ziet er net uit of het ook een kerel is, en die meiden met dat loshangend haar, ik weet niet wat ze wel lijken. Alleen de jongen zou me bevallen, die heeft een lieol ander gezjeht." Vrouw Petersen antwoordt niet meer. Harmen klimt de ladder op, welke naar zijn slaapvertrek voert, en eer een halfuur voorbij gaat is alles op de boerde)ij in rust. Alles? Ja, want zelfs Harmen vergeet zijn argwaan in den slaap, en Caro ronkt in zijn hok. Daarbinnen in de schuur bleven vader en moe der wakker, en nog een dodo persoon, maar deze laatste wilde het niet weten en liield zich of hij sliep. „Trijn," sprak de bezembinder tot zjjnc vrouw, „weet jo wat me hier zoo ongerust maakt?" „Ja, Picter, ik begrijp jc beet," is hot antwoord. „Maar als je daarover praten wilt, pas dan op, dat Fredrik het niet boort." De jengen hoorde zijn naam noemen, on of schoon hij bijna ingedommeld was, zoo deed de nieuwsgierigheid htm de ooren spitsen. Daarbij Geeft uw gaven voor die scholen rijken on gij, burgers, geeft Van hetgeen Hij u genadig in beheer gegeven heeft. Geeft ootmoedig, dankbaar; blijde, dat gij geven kunt en moogt Jezus' eer en 't heil der kindren worde mot uw gift beoogd. Hij toch moet als Koning heerschen Op dan, gij, die Jezus eert! Dient den Heiland van uw goedren, waar Hij zulks van u begeert. En rjjz', waar de hand zich opent, uit liet hart 't geloofsgebed Om een zegen voor do scholen, waar de Heer Zijn voetstap zet. (UNIE-BLAADJE No. 28.) VOLKEREN OSEIS AAM §8» li. Verleden week gaven wij in ons nummer een klein overzicht van de grooto praal en schittering, waarmede do vermoorde president van Frankrijk begraven is. Doch hoe koud is al dion luister en pracht, vergeleken bij do inni ge genegenheid, die zich in droefheid uitspreekt, zooals o. m. bij de begrafenis van oen der edeion onzer vaderlandsche historie, dia ook door de liand eens sluipmoordenaars was gevallen. Wij bedoelen "Willem de Zwijger. liet volk, zoo lezen wij in de historiebladen, 6tortte tranen bjj zijn lijk, wegens de innige liefde die hem toegedragen werd. Ook hij, de vader des vaderlands, viel als slachtoffer van een afschuwelijken moordenaar. Doch welkeen verschil in de laatste oogenblikken. De Prins, getroffen zijnde, riep uit: „Heere God, wees mijne ziele genadig; ik ben zeer gekwetst, Heere God, wees mijne ziel en dit arm volk gena dig." En president Carnot? Volgens berichten in de bladen hoeft hjj op zjjn sterfbed tot een zijnor vertrouwste vrienden ge zegd: „De man heeft mij goed geraakt, ik ga heen". Hoe ijzig koud, hoe ledig is zulk een uitroep van een stervende. Ir. een der bladon lazen wij de volgende opmer king van een correspondent: „In 1889 werd de grootvader van president Carnot in het Panthéon bijgezot, nadat zijn stoffe lijk overschot uit Maagdenburg naar Parijs was overgebracht. Thans heeft ook zijn f kleinzoon de eer van in den tempel der groote mannon te mogen rusten. De grootvader (Lazare Carnot) heeft als medo- werkor van Robespierre zijn deel gehad aan de gerechtelijke moorden van de Fransche omwen teling, welke eenige overeenkomst hebben met de anarchistische misdaden van onzen tijd. In was hij slim genoeg om niets te laten bemerken en ronkte dat het een aard had. „Hij slaapt, hoor maar," ging daarop de man vrort. „Weet je nog wel hoe lang het geledeu i; toen we bier voor het eer?t kwamen? 'tls nu juist tien jaar. Gisteren herinnerde ik mij nog zoo levendig dien grooten officier, welke mij zoo doordringend aankeek, en mij vroeg of wij het kind niet gezien hadden." „Zwijg er toch van, tiet, waartoe dient het dit weêrop te halen? 'tls nu zoolang geleden, niemand herkent ons, ik ben jer zeker van." Met deze woorden wierp de vrouw zich onwillig op haar strooleger om en het korte onderhoud eindigde. Hoe kort dit gesprek ook geweest ware, Fre drik had het gehoord, en hoe weinig hij ook van deze weinige volzinnen begrijpen kon, dit w as hem thans duidelijkhij was betrokken in oen geheim. Pietor ei' Trijntje, de Groosbeekscbe bezembinders, w aren zijne ouders niet. Zij u hart bad dit reeds lang gezegdmaar nu was er ook voor zijn verstand oen licht opgegaan, 't Was wel is waar een schemerlicht, maar toch geen dwaallicht. Wie was die 'groote officier, van wien de bezembinder sprak? Zou het mogelijk wezen, dat hij, Frederik, bier in deze streek tehuis behoorde, en een kind van rijke ouders wezen kon? Die gedachte vervuldo zijn geheelo ziel en hield allen slaap verre va hem verwijderd. Nooit gevoelde de arme knaap zich gelukkig, maar zoo ongelukkigals thans had hij zich nog nimmer gevoeld. Hoe goed koD hij het hebben on welk een *4

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 1