ent YililJi II ItlMüiiAiJJJSSJII Ilü 2IITOMS WLBWW. Vrijdag 1 Juni 1894. Negende Jaargang No. 448. OK Antirevolutionair Fabriek OEDERS. ÏÏRA1TT OTTERDAM. i im 1 ;ij. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. DE VERSTOOTENEN I. HOEVENAABS VAN LITB", Botterdam, Hoofdadres: Binnenrotte 137, Jodenvervolging in Busland. f smaak en houden. uitgever: t boekhoven Alle stukken voor de Redactie bestemd. Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Ta kliek Nu het sommigen antirevolutionai ren staatslieden onder hun eigen par- tijgenooten niet meer naar den zin gaat, treden er mannen op den voor grond, die zeggen, dat zij zich met de partij als zoodanig, met haar vorming en leiding maar niet veel meer bemoeien willen, en zij liever hun krachten willen gaan wijden aan het kweeken van beginselen en het aanduiden van de wijze, waar op zij behooren te worden toegepast. Derhalve geen taktiek, geen welover legde rangschikking der te behandelen quaestiën onder het volk, geen wa penoefening voor de stembus, geen rormiug en leiding der partij, geen vaststellen van de gedragslijn, geen overleg, geen gedachtenwisseling met de kiezers en met onze geestverwan ten achter de kiezers; niets van dit aDes; op de uitkomst zal ook min der worden gelethoofdzaak is maar, dat de heeren hun beginselen (die zij antirevolutionair noemen) verkondi gen en tevens mededeelen, hoe zij die beginselen meenen te moeten door voeren in de praktijk. Het kan aan ons liggen, maar wij vinden zulk een voornemen al zeer zonderling. Het komt ons even vreemd Yoor, als dat een predikant, die ge reformeerd wil heeten, zegtik zal wèl Gods Woord verklaren en zijn beteekenis voor het leven schetsen, maar met de gemeente zal ik mij niet veel inlaten, en ook niet onderzoeken welke leerstukken zij het meest van noode heeft; 'tis mij slechts om de waarheid, niet om dadelijke vruchten te doen hoe de menschen zich ker kelijk groepeeron willen, moeten zij zelf maar uitmaken. Dit klinkt nu wel heel voornaam en zelfstandig, maar is het goedis het naar Gods wil, dat is een andere vraag. Ons dunkt, ieder, die een leeraar zulk een uitspraak hoort doen, en den aard van het gemeentelijk leven ver staat, zal dadelijk denken er hapert zeker wat tusschen dien dominee en zijn omgeving, en nu zoekt hij zijn troost in atzondering, hij wil wel voort durend zijne stem tot de gemeente laten uitgaan, maarniet haar gemeen schap en haar invloed ondervinden. O, wij kunnen ons wel verklaren, dat er zulke toestanden ontstaan. Maar wie zal ze normaal kunnen noemen Wie moet ze niet in strijd achten met Gods Woord Immers, in dat Woord wordt het onderling verkeer nooit van het belij den der waarheid gescheiden, maar altoos daarmede in éénen adem ge noemd. (Zie bv. Joh. 17 21 en 23; Col. 3: 11; Rom. 12: 5). „Ik bid u," zoo schrijft de heilige Apostel aan de gemeente van Corinthe, „dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geene scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenen zelfden zin en in eenzelfde gevoelen." En in Philipp. 3: 16 zegt hij, na eerst de richting van zijn leven geteekend te hebbenDoch daar wij toege komen zijn laat ons daarin naar den zelfden regel wandelen, laat ons het zelfde gevoelen." De Apostel Petrus doet eveneens het nauwe verband uit komen tusschen de beginselen des levens, het gedrag dat daaruit voort vloeit èn het zoeken van onderlinge gemeenschap, als. hij in zijn tweeden algemcenen zendbrief schrijft (H. 1 5 7): „En gij, tot hetzelve (nl. tot het geloof en de ontvluchting van het verderf) ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bi] de deugd kennis, en bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid en bij de lijdzaamheid godzaligheid, en bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen." Hetzelfde ligt ook besloten in het geen staat opgeteekend van de eerste christengemeente op den Pinksterdag, nl. dat zij die Petrus' woorden aan namen en dientengevolge gedoopt werden, volhtdden „in de leer der apostelen èn in de gemeenschap Nu willen wij volstrekt niet het onderscheid voorbijzien tusschen eene kerkelijke gemeente en een staatkun dige partij. Maar er zijn tusschen deze twee tr.ch sterke trekken van overeenkomst, omdat men in beide te doen heeft met een vereeniging en samenwerking van menschen En hetzij deze nu optreden in het rijk der natuur of het rijk der genade, zij zijn eenmaal zóó geschapen, dat naarmate dezelfde beginselen des zedelijken en godsdienstigen levens in hun bewustzijn indringen, ook de drang naar onderling verkeer en ge meenschappelijke actie toeneemt, ter wijl omgekeerd door die aaneenslui ting het inzicht in de beginselen wordt verhelderd en hun kracht des te xcper wordt gevoeld. Men moge van zijn „zelfstandig heid" zoo hoog opgeven als men wil, maar alleen te blijven staan met de verklaring van zijn beginselen, is nooit en kan nooit zijn 's menschen ideaal. Het kan iemand, die het meent met zijn beginselen, nooit koel ol onverschillig laten, in hoeverre die beginselen ook door anderen om helsd en in beoefening gebracht wor den. En als dit werkelijk zoo is, hoe zal men, met een warm hart voor de beginselen zich dan kunnen onthouden van het letten op de gere gelde of afwijkende openbaring daar van door anderenhoe zal men zich kunnen onthouden van het schiften van die anderen in mede- en tegen standers (ook al noemt men hen niet telkens bij name); hoe zal men zich kunnen onthouden van het schiften en keuren van allerlei verschijnselen, die zich met betrekking tot de uitwerking en toepassing der beginselen schier da gelijks voordoen Met andere woor den, hoe zal het een goed leeraar van beginselen doenlijk zijn, om niet tevens vormend en leidend en rege lend te werken. Dat gaat eenvoudig niet, noch op kerkelijk, noch op po litiek terrein, en allerminst kunnen de eerste voorgangers de werkelijke levensomstandigheden negeeren. Het gewone gevolg is dan ook, dat, als een dominee zich in zijn gemeente uitlaat zooals wij hierboven omschreven als hij naar de gemeente liefst niet omkijkt, en haar practische vorming zich niet meer tot taak stelt; dat zijn prediking dan weinig ingang meer vindt, en dat hij hoe langer hoe meer gaat snakken naar een goed beroep. Hij wordt dan hoe'langer hoe losser van zijn gemeente, en hij zou m. 8 worden attent nd uitstekend ver st het warme sei- vorige jaar 20000 frisch en zuiver OTTERDAM. pgaaf en conditiën raag gaarne toe- TBSSB BOTTERDAM. «5 cent. 50 cent. EB. ee en Goederoede. NST, ruis en Helleyoetsluls 2 uur. HeiJeroeisluis on nm. S uur. Middelharnis nm. 4 uur. Stellendam 4,30 uur. terdamsche tijd. "Waterstaat F. L. 0RTT. itcakg. Rotterdam, insdag voorm. 5 uur. Rotterdam, re. jif Rotterdam, e. i "llendam, onderdag- en Trjjdef msclie tijd. rdag 7 Juni. DABNIS. insdag rm, J,~ uur. erdag vm. ti,uur. terd g rm. 6, J0 uur. 'nadag nm. 2,— Uur. 6 dogen nm. 3 uur. onderdag 31 Mei. eming. delharnis. uur en nm. uur ngen niet aangelegd Augustus "markt te Dirkaland ot in plaats ran de am Tm. 4,30 en Tan MMEL. asdag Tm 4,30 uur erdag Tm 6,— uur g, 1,45 Donderdag unr OETSLÜIS 1.RDIS GEH naar liggende plaatsen INtGESf III." 1894. Elf nen. Loeale tijd 6,05 uur 12,03 7,33 itation UIS: Locale tjjd 7,52 uur 3,50 9,10 eer 30 min na het na het Tertrek uit rüEs hage, Amsterdam, n Holland lyn by ar Voor Militairen der »d geldig, b'lljjk mogelyk gentenH. t r d LD, Nieuweslui» Directie te Vlaar- DIBECTEÜR Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bljvooruitbefaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en J/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en %/s maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Binnenrotte 50 en 8e Liombardstraat 45. Schoenfabriek Lederhandel. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 48 en 2e I.ombardstraat 43. Schoenmagazijn. En gros Export. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 137 en Oppert 146. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. Hoogstraat 390. Schoenmagazijn. 1. Hoevenaars van Lith. Raamstraat 54. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. Schiedamschedijk 86. Schoen magazijn. I. Hoevenaars van Lith. v. d. Duinstraat 49. Schoenmagazijn. 1. Hoevenaars van Lith. Amsterdam. Daniels 8talpertstraat 66. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. ZIERIHZEE, Poststraat C HO. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. ELL.EMEET. (Eiland Schouwen.]) Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. -;i v, •-*'£ -1 zj 1. '.'O': V f M'M.IÏJ-;: ..I 1 .J W:-i, .1 r 47.) OF DE Sommehdtyk. HOOFDSTUK XII. WEDERZIEN, Middelerwijl was er een 9tuk zwart brood en een kom met zure Raas op de tafel verschenen, benevens eenige kroezen, en al de aanwezigen werden thans uit- genoodigd door een der vrouwen, om deel te nemen aan het sobere avondmaal. So ber, en toch heerschte er in deze woning betrekkelijk nog overvloed, want et was tenminste avondeten, en niemand van al de bewoners, vier verschillende huisge zinnen, behoefd* bepaald honger te lijden, gelijk dit met zoovele hunner geloofs- genooten in de overbevolkte stad dagelijks het geval was. Het gesprek werd nu meer algemeen, vooral toen ook de beide zoons van mijnheer Wolf binnentraden de oudste, Benjamin's academievriend, bad met veel moeite een plaats bekomen als loopknecht, terwijl Jozef, zijn broeder, als letterzetter een zeer gering weekgeld verdiende. Moedeloosheid stond in hnn gansche wezen uitgedrukt, waarmee hun opgewekte toon, hun schertsend woord nu en dan geheel in tegenspraak was blijkbaar wilden zij hun blinden vader den indruk geven, dat zij tevreden en opgeruimd waren, om hem grooter smart te besparen en met opzet schenen zij het bespreken der velerlei ellende onder de Joden te vermijden, want telkens als daartoe aanleiding was, gaven zij het gesprek een andere wending. Zoo bleef er voor Nathan nog veel verborgen, of schoon hij toch reeds eenig denkbeeld begon te verkrijgen van den vreeselijken toestand, waarin zijn volk over het alge meen verkeerde, en onwillekeurig kwa men hem de woorden uit (Jesaja 54 voor den geest„Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste, zie, ik zal uwe steenen gansch sierlijk leggen enz." Ja, er was hoop voor dat volk in de toekomst, Jehovah zou zich hu- ner weer ontfermen. Deze gedachte gaf bem groote vreugde, maar hoezeer verlangde hij, dat velen van hen den gekruisten en opgestanen Heiland mochten aanne men vóór Zijne wederkomst, opdat zij deel mochten hebben aan de eeuwige heer lijkheid en gezegend worden met alle geestelijke zegeningen in Christus Jezus Den volgenden dag tegen den avond bevond Nathan Waiscovitz zich in Ber- dickeff, met een brief van Berdinova bij zich, geadresseerd aan den heer Joseph Mirandi. Zooals de lezer weet wat deze, na zijne verdrijving uit Smolensko, gaan inwonen bij zijn zoon Mesech in Witebsk, en daar had Berdinova hem leeren ken nen. Eerstgenoemde had echter, gelijk zoo velen zijner vervolgde geloofsgenooten, het land verlaten met zijn gezin, alsme de zijn bloeder Joseph, waarna de oude heer Mirandi, wiens echtgenoote intus- schen overleden was, zich naar Odessa had begeven, om intrek te nemen bij zijn eenigst achtergebleven zoon, den echtgenoot van Nathan's oudste zuster. Ruim een jaar had hij daar vertoefd, toen er opeens iets gebeurde, dat hem den schrik om 't hart deed slaan Miran di, zijn zoon, kreeg namelijk onverwachts bevel het land te verlaten, en wel binnen veertien dagen. Dit gebeurde ongeveer een week na de verdrijving der Joden uit Moskou, waarvan hij juist bericht ontvangen had en mevrouw Waiscovitz, die, in Berdickeff aangekomen, ziek - as geworden, en daardoor niet terstond naar Odessa had kunnen schrijven, bleef te vergeefs op antwoord wachten, terwijl haar schoonzoon van zijn kant niet in staat geweest was haar iets van het ge beurde te doen weten, omdat hij niet wist, waar zij zich bevond. Intusscben had Mirandi inallerijl zijne goederen te gelde moeten maken, tegen uiterst ge ringen prijs natuurlijken daar de mees ten, van wie hij iets te vorderen ha<i weigerden te betalen, of er niet toe in staat waren in zoo korten tijd, was het hem onmogelijk geweest zijn ouden va der mede te nemen. Reeds had hij alles, tot zijn horloge toe, moeten verkoopen om het reisgeld voor vrouw en kinderen bij elkaar te krijgen, en, hoe smartelijk het hem ook viel, hij moest den grijsaard geheel onverzorgd achterlaten. Radeloos van smart had deze zich toon naar Ber dickeff begeven, waar nog verre bloed verwanten van hem woonden, bij wie hij dan ook een onderkomen gevonden had. Na er eenigen tijd vertoefd te heb ben, had hij aan Berdinova mededeeling gedaan van het gebeurde, en het antwoord op dien brief had Nathan Waiscovitz thans bij zich. Met haastige schreden liep hij voort, zonder veel acht te slaan op de men- schenmassa, die zich in de straten ver drong, of zich te bekommeren om de scheldwoorden, duwen en stooten, waar door menigeen zijn diepe minachting te kennen gaf vóór den Israëlietslechts ééne gedachte hield hem bezig, het huis te bereiken, waar hij inlichting hoopte te verkrijgen omtrent zjjn lieve moeder, om daarna met haar het land te verla ten sn onderzoek te doen naar de ver blijfplaats van echtgenoote en zoon. Ein delijk kwam hij in een warnet van nauwe, vuile s'raten, waar de bouwvallige hui zen, ruimschoots van uithangborden voorzien, tot winkels ingericht waren, terwijl de kooplieden, bijna allen Joden, met bleeke, treurige gezichten er voor stonden of heen en weer liepen, om hunne waren den voorbjjgangers aan te prijzen. Een oogenblik bleef hij staan, blijkbaar besluiteloos hoe nu verder te gaan. „Koo- pen, mijnheer klonk bet hem toe „Neen, hier moet je wezen!" schreeuwde een ander, die juist een vetkaarsje in een gebroken fiesch gezet en aangestoken had, om zoodoende zijn armoedige uit stalling van „ongeregelde goederen" aan de invallende duisternis te onttrekken, „'tis nergens zoo goedkoop als hier, ge loof mezei een derde, op hem toe tredend, met de handen in de gescheur de broekzakken, en gevolgd door een drietal smerige kinderen, wier bleeke, oudachtige gezichtjes alle vroolijkheid misten. Nathan glimlachte treurig en zag hen meewarig aan, terwijl hij ant woordde „Ik heb niets noodig, goede vrienden, maar kunt ge mij ook zeggen, waar de familie Tambolof woont „Tambolof, zegt ge?" riep een der mannen. „Wel lieve tijd, moet ge bij mijn zuster wezen Kom maar mee, ik zal er je even brengen," en meieen liep hij voort, terwijl Waiscovitz hem volgde, na de anderen vriendelijk gegroet te hebben. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 1