fis bi igHiMHiii isj imim Vrijdag 18 Mei 1894. Negende Jaargang No. 446. Antirevolutionair Orgaan FEUILLETON. INHOCSIGNO VINCES TBOEKHOVEN I. HOEVENAARS VAN LITE, Rotterd&m, HoofdadresBinnenrotte 137, DE VERSTOOTENEN Jodenvervolging in Rusland. uitgever: Alle stukken voor <le Redactie bestemd. Advertentie» en verdere Administratie franco toe te benden aan den Uitgever. Mierekening of bekee ring f „Nood leert bidden" zegt het spreekwoord. Wij christenen stemmen dit niet toe, omdat wij weten, dat de omstandigheden geen macht in zich- zelve hebben, dat de mensch van nature onbekwaam is om waarlijk te bidden, en dat het rechte gebed alleen geleerd wordt door den Hei ligen Geest. Wél echter stemmen wij twee andere dingen toe. Vooreerst, dat God vaak den nood gebruikt om de menschen tot bezinning en alzoo tot bekeering te brengen. De nood is dan geen leermeester, maar instrument in Gods hand. En ten andere, dat ook zonder bekeering de nood vaak aan leiding geeft om na te denken over het leven, en over den weg om van de drukkendste bezwaren des levens ontslagen te worden. Dit nu geldt zoowel voor de vol keren als voor de enkele personen. Gedurende geheel de straks weg stervende negentiende eeuw existeer den de natiën van Europa er maar op los. Dat wil zeggende grond slagen van het leven werden weinig geëerbiedigd het kweeken van vaste beginselen werd verwaarloosdom zedelijke invloeden bekommerde men zich niet; het doel des,levens werd niet in het oog gehouden, en daar door scheen ieder het te kunnen in richten naar eigen believen tusschen hoofd- en bijzaken, tusschen kern en oppervlakte van het leven werd wei nig onderscheiden, en het leven werd dientengevolge dan ook schrikkelijk veruit wendigd. Dat liep zoo, jaar aan jaar maar door. De oude christelijke orde en bestendigheid in het denken, spreken en handelen verdwenen meer en meer de mannen met karakter stierven bijna uit, en het jagen naar stoffe lijk gewin verdrong alle bezadigd, christelijk overleg. Maar nu eindelijk de verwarring zoo groot is geworden, dat do men schen in hun wanhopige woede el kaar moordbommen beginnen na te slingeren, en nu de wijsheid der geleer den en de dreiging met sabel en bajonet te kort schieten, ja, nu schijnt weer meer het geheele wezen des rbenschen een onderwerp van studie te worden en beginnen sommigen, die vroeger totaal geen oog voor het zieleleven hadden, te bemerken, dat er tot beteugeling van het menschdom iets noodig is, dat dieper ingrijpt dan het neutrale onderwijs voor de „goeden," de valbijl voor de ruwste overtreders en de kruidkast voor de zieken. Toen onlangs een anarchistisch schrijver in Frankrijk voor de recht bank stond, merkte zijn advocaat op, dat een anarchistisch geschrift in den grond niets slechter is dan de werken van Voltaire en Rousseau. Maar vooral opmerkelijk was zijn bijvoeging: „Zaken van den geest moet men opvatten met den geest, en niet met gal en bloed of met dui zend francs boete," Zouden de negentiede-eeuwsche wereldhervormens zich dan inderdaad vergist hebben Zou 's menschen geest een koogore bewerking en voeding eischen, in plaats van binding en dooding? Ook deze vragen schijnen boven gekomen te zijn. Want om streeks denzelfden tijd besprak Jules Simon in de Figaro, een anders zeer „anti-clericaal" blad, do wensche- lijkheid om aan den dienst van God weer plaats te geven en om de kerken weer met grootere welwillendheid te gaan bejegenen. Zulke uitlatingen geven aan, wat er tegenwoordig in de gemoederen omgaat. En wij behoeven ons daar niet over te verwonderen. In tijden van angst en schrik is een sterveling openhartiger dan wanneer zijn sckeep- ke voor den wind gaat. En één van beide, of men zal de theorie, dat de menschen eigenlijk alleen de geestbe stuurders zijn, moeten laten varen öf de ontevreden, rebelleerende gees ten zullen op steeds ontzettender wijze gaan toonen, dat zij er even stellig zijn en heerschen willen als de geesten, die zich langs een zachte ren weg konden heen bewegen naar hun doel. Want, als er geen hooger bestuur is dan dat van menschen, dan heeft de een volkomen hetzelfde recht om zich te laten gelden als de ander, en is de quaestie van heerschen of onderdrukt worden enkel eene quaestie van uitwendige sterkte. En dan winnen de verdrukten van thans straks gemakkelijk den strijd door hun numerieke meerder heid. Daarvoor zijn de tegenwoordige bestuurders bevreesden om het ge vaar te ontgaan wil men dan gods dienst te hulp roepen. Dit is een uitnemende maatregel, mits het op de rechte wijze geschiede d. w. z. niet uit politieke berekening, om den godsdienst te gebruiken als een keten voor do lagere standen maar met verootmoeding des harten om in ellcen stand voortaan onder werping te eischen aan Gods souve- reinen wil. Immers, in het eerste geval wekt deze maatregel ergernis in de harten der eenvoudigen, strijkt tij slechts een ver nisje over het kwaad, en worden de revolutionaire uitbarstingen hoogstens voor een kor ten tijd er door bedwongen. Doch als er bekeering kwam onder de volkeren, als men overtuigd werd van de begane dwaasheid en gruwe lijke zondigheid om met God en het menschen hart niet te rekenen, en men begon in gemeenschappelijken ijver en in wijsheid den Naam des Heeren aan te roepen, dan ja Zou het dreigend anarchistisch kwaad voor goed wijken, en zou er een verbroe dering der standen gezien worden. Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bijvoornitbetnling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSIMIJK. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal. Dienstnanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Binnenrotte 5© en 3e Lombardstraat 45. Schoenfabriek Lederhandel. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 48 en 3e Lombardstraat 43. Schoenmagazjjn. En gros Export. I. Hoevenaars van Lith. Binnenrotte 137 en Oppert 146. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. Hoogstraat 3SO. SchoenmagazijD. 1. Hoevenaars van Lith. Baamstra at 54. Schoenmngazijn. I. Hoevenaars van Lith. Schledamschedijk 8©. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. v. d. Duinstraat 49. Schoenmagazijn. 1. Hoevenaars van Lith. Amsterdam. Daniels Stalpertstraat 66. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. SIERIHZEE, Pontstraat C I1D. Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. ELLEMEET. (EÜainl üehouwen.) Schoenmagazijn. I. Hoevenaars van Lith. 45.) OF DE HOOFDSTUK XII. WEDERZIEN. „Zeker een banneling", sprak bij mee warig, ziende dat de kDaap een Jood was. Deze ontwaakte thans, staarde verwilderd om zioh heen, en rees overeind. „Wees gerust", sprak Nathan zacht, „gij zijt onder vrienden; ziet gij niet, dat ik ook een Israëliet ben?" Daarop gaf hij hem weer wat brood en wijn, waarna hij vroeg, wat hem daarheen gedreven had. Langzamerhand kwamen zij nu het volgende te weten Machir zoo heette dc knaap was tot voor eenige weken woonaehtiggeweest in een dorp niet ver van Kazan, waar hij werkzaam geweest was in een pas- sementfabriek, evenals zijn vader en zijn broer Levi. Slechts een klein aantal Joden woonde er in het dorp, en die weiden voortdurend door de overige inwoners gekweld en geplaagd. Zij verdienden veel minder dan de anderen, en moesten alles duurder betalen. Op zekeren dag verklaarde de bakker, dat hij hun geen brood meer wou leveren, of zij moesten er tienmaal zooveel voor betalen als de anderen. Dit konden zij niet doen, zoo dat hun niets overbleef dan -honger te ijden. Hierdoor wanh opig geworden, be sloten zij de bakkerij te plunderen. Spoedig kwamen er soldaten, en tien van ben werden doodgeschoten, waaronder ook Machir's vader en zijn broeder. Al leen overgebleven vluchtte bij naar de bosschen, vreezende dat men hem naar Siberië zou verbannen. Dagen lang was hij voortgeloopen, zonder zich ergens te durven vertoonen. Uitgehongerd had hij bet eindelijk gewaagd een afge legen boerenwoning binnen te treden, terwijl de bewoners aan den veldarbeid warenen toen de kinderen bij de onverwachte verschijning verschrikt weg liepen, had hij een kast geopend en er een stuk vleesch uitgenomen, om ver volgens verder te vluchten. Meer dan een week was er sedert verloopen, en in al dien tijd bad bij grootendeels moeten leven van fijngewreven boom bladeren, zoodat hij geheel uitgeput zich eindelijk neergelegd had om te sterTen, toen hij eensklaps in de nabijheid een vuur ontdekte, waar bij met inspanning zijner laatste krachten zich heen begeven had, slechts dooréén verlangen gedreven zijn honger te stillen. Het overige weten wij. Natuurlijk vernamen zij dit alles niet ineens, want de knaap was te uitgeput cm veel te spreken, maar af en toe vertelde bij iets, in antwoord op de vrageD, die zij hem deden. Hun voorraad levenemiddelen nam evenwel snel af; doch Iwan wist er in te voorzien, want een pelgrim wordt nergens afgewezen. Zoo gingen zij nog eenige dagen te zamen voortdoch bij Orel nam Iwan Strobo- lowsk afscheid, na bun neg menige aanwijzing gegeven te hebben omtrent den weg en de gevaren, waaraan zij blootgesteld zouden wezen. Eenige weken later vinden wij hen, doodmoe en uitgeput, op de plaats hun ner bestemming. Haastig liepen beiden voort door do straten van "Witebsk, want de hoop gaf hun nieuwe kracht, en Na than beefde van zenuwachtige gejaagd heid, wanneer hij aan het oogenblik van weerzien dacht. Nog enkele minuten, dan zou hij zijn geliefde Ruth in de armen sluiten, en Benjamin wellicht ook. „Hier moet het zijn!" riep bij eens klaps uit, en stapte een winkel binnen. „Woont hier de familie Baltikof?" vroeg hij haastig aan een knaap, die lusteloos tegen den toonbank geleund stond; en reeds wilde hij doorloopen naar het woonvertrek. „Baltikof?" sprak de jongen, die nu laDgzaam zijn bleek en uitgeteerd gezicht naar hem toewendde, en hem met zijn groote holle oogen verbaasd aanstaarde, „Baltikof? Wel neen! dien naam heb ik nooit gehoord." Ontsteld bleef Nathan staan. „Wie woont hier dan?" vroeg hij. „Wie Wel, verscheidene menschen Mijn vader, en Samson, en Berdinova, en „Wat zegt ge?" riep Macbir verrast uit, „Berdinova? zoo heet mijn oom! waar is hij Zonder een woord te zeggen wees de aangesprokene naar een man, die juist den winkel intrad, en in wien wij den zelfden persoon herkenden, die Levi Baltikof zoo trouw ter zijde stond op dien verschrikkelijken morgen, toen hij zijn drie kinderen aan den weg vond staan. Machir groette hem en begon nu te vertellen, wie hij was, en wat hem daarheen gevoerd had. „Inderdaad, gij lijkt op mijn zuster!" viel Berdinova hem in de rede„doch ga vo rt, ik ben be- niewd te weten, wat gij hier komt zoe ken 1" Machir vervolgde nu zijn verhaal, terwijl Waiscovitz in stilte zijn bezwaard hart uitstortte voor God, zijnen Vader, die immers wist, waar zijne geliefde betrekkingen zich bevonden. „Wel, wel," zei Berdinova, toen zijn neet uitgesproken was, „ge komt maar juibt bijtijds, want binnen eenige weken denk ik het land te verlaten. Nu, schrik maar niet," vervolgde hij gerust stellend, „gij gaat natuurlijk mee, al moet ik er mijn horloge en ring voor verkoopenhet eenigst overgebleven kind mijner zuster zal ik niet van gebrek laten omkomen, zoolang ik zelf nog niet van honger sterven moet." Dankbaar zag Macbir hem aan, en ook Nathan gevoelde zich zeer verlicht door deze woorden, want in geen geval had hij den wees aan ziehzelven willen overlaten, en toch zag hij geen kans voor hem te zorgen. Zeer welkom was hem ook de uitnoodiging van Berdinova om binnen te komen en wat uit te rusten, daar hij zich nauwelijks meer staande kon houden van vermoeienis. Het was reeds vier uur in den namiddag, en bijna zonder verpoozen hadden zij dien dag geloopen, zoo verlangend waren beiden geweest naar het doel van de reis. In het woonvertrek gekomen, zagen zij daar, behalve vijf of zes kleine kinderen, die met elkaar stoeiden over den vloer, en eenige vrouwen,ook een grijsaard meteen eerwaardig voorkomen zijn haar was zil verwit, evenals de lange baard, en de fijne gelaatstrekken deden denken aan een ruan van beschaving. Hij was juist opgestaan van zijn tabouretje, en voor zichtig liep hij naar een kast in een een andere hoek der kamer; nu en dan hield bij zich vast aan tafel of stoel, en aan de blanke vingers was het wel te zien, dat zij tot zwaren arbeid nooit wa ren gebezigd, terwijl iets in houding en manieren deed vermoeden, dat hij meer aan bevelen dan gehoorzamen gewend was geweest. Dit alles was echter geheel in tegenspraak zoowel met zijn kleeding als met zijn omgevingkaal en versleten was do verkleurde jas, gescheurd het vest, vol gaten de groote muilen, die blijkbaar voor andere voeten dan de zijne bestemd geweest wareD, geen gemakkelijke leun stoel was er te zien in het armoedige vertrek, evenmin als een spiegel of schilderijen aan de naakte wanden slechts het hoogst noodige huisraad was er te vindeneen tafel, eenige stoelen en een kast. Bij het venster, waarvoor geen bloempje prijkte, zat een der vrou wen met een morsig kind op den schoot, terwijl een andere vrouw, tegenover haar met den elleboog op de tafel ge leund, zoo zeer in treurige gedachten verzonken scheen, dat zij de binnenko mende niet eens bemerkte. Word vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 1