BAAR. 11 Ml BIJVOEGSEL Yrijdag 6 April 1894. Negende Jaargang No. 440. Mth, Antirevolutionair Orgaan ruikers. April 1894. ij. IN HOC SIGNO VINCES T BOEKHOVEN TEES, smaak en deelen dat onze herplaatst ia Jfijl het steeds ons prijzen te ver- n uitbreiden. 63 per pond, latg-ste prijzen, komt zien en kan kan men steeds rolen f Vit, Blauw, onder Oude Tonge vroege witte en e 5 KOP. ERDIENST, Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. an me stukken voor die Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitgever. Gemengd lieuws. Te Gouda zijn weer drie gevallen van pokken voorgekomen. Men meldt uit Pernis: Aan den Heischendijk heeft een jonge vrouw getracht haren man door vergiftiging van het leven te berooven. Zij had in het voor hem bestemde eten luciferskoppen gedaan. Op last van de justitie is zij naar de gevangenis te Dordrecht gebracht. Bij het branden van een z.g. Paaschvuurtje door eenige kinderen, viel te Vledderveen een meisje van yijf jaren in de vlammen. Het kind is tengevolge van de bekomen brandwonden overleden. In een herberg te IJselmuiden werd door eenige militairen vn het instr.-bataljen op ergerlijke wjze huis gehouden. Nadat hun de betaling van eenige gebroken glazen was aangezegd, werden een paar hunner zoo woedend, dat de bedienden werden aangegrepen en mishandeld en ieder, die in hun na bijheid kwam, met de getrokken sabel kennis kon maken. Iemand uit Kampen bekwam o. a. een nogal hevige hoof l- wonde. Ook den gemeente-veldwachter, die was komen toesnellen en een der belhamels naar zijn naam vroeg, wilden ze te lijf. Doch- deze, een pootig man, moest er een eind aan maken en loste eindelijk een paar schoten, tengevolge v;'aarvan een korporaal in 't been ge troffen werd cn in 't hospitaal is opge nomen. Te Nieuw-Pekela is een man, die een wondje aan het been had en ge kleurde wollen kousen droeg, aan bloed vergiftiging overleden. Bij het grensplaatsje Anhalt is een burger uit Diuxperlo bij een vechtpartij leveusgevaarljk gewond. Gisterenmiddag werd te Amsterdam per brancard naar het gasthuis gebracht een timmerman, die aan den Spaardam- merdijk bjj het leggen van een hijschbalk van een iu aanbouw zijnd perceel was gevallen. Tijdens het vervoerwas hij reeds overleden. Naar men verneemt zal de generaal- majoor Van Marle, commandant der stelling van Amsterdam, binnenkort den dienst met pensioen verlaten. te zeggen van „Christenen," die zulke vertooningen gaan bjj wonen Een vermetel Amerikaansch lucht reiziger, Wilton, steeg dezer dagen te Cannes op zonder schuitje, slechts met een touw aan den ballon verbonden. Toen de ballon op een hoogte van 1500 M. was, dreef hij naar zee. Een oogenblik later zagen de verschrikte toeschouwers den luchtreiziger vallen. Om- iddelijk staken een aantal booten in zee. Toen men den ongelukkige vond, was hij echter reeds overleden. De heer J. E. N. Schimmelpenninck van der Oye heeft de benoeming tot lid der Eerste Kamer der Staten-Generaal aangenomen. Een anarchistisch onderwijzer. Tegen den onderwijzer Ille klasse aan de openbare lagere school te Menaldum (Fr.) is dosr B. on W. een gemotiveerde klacht ingediend bij den Raad. Hij schreef in 't weekblad van 10 Febr. jl. een artikel, waaronder zijn naam stond en waaruit B. en W. afleiden, dat hij anarchist is, omdat hij elk staatsverband noodlottig acht en van God niets wil weten. B. en W, meen en dat aan zulk een persoon het onderwijs en de opvoeding der jeugd niet mag worden toevertrouwd, en stellen daarom voor hem te ontslaan Het gemotiveerd voorstel is g33teld in handen eener Raadscommissie, om in de volgende vergadering daarover rapport uit te brengen. De afstand is 1000 kilometer. Groote weddenschappen zijn reeds aangegaan. Zwammerdam. Er wordt meer malen geklaagd over de verkrachting van het recht, waaronder vooral de soldaten in de kazerne lijden. Des te aangenamer is het ons een sterk spre kend feit van handhaving van het recht des soldaats mede te kunnen deelen. Een jongeling alhier had een dienst plichtig nummer getrokken. Hij had zich vóór hij in dienst ging voldoende geoefend in den wapenhandel, een goed examen afgelegd, en had dus recht om geplaatst te worden bij het korps zijner keuze. Hij begeerde ingedeeld te worden bij het korps grenadiers en jagers te 's-Hage. In den Haag werd hij door een offieeier van gezondheid onderzocht en goedgekeurd. Maar tegelijk werd hem gezegd dat hij moest worden gevaccineerd. Hij had hiertegen be zwaar en vroeg bescheiden daarvan verschoond te blijven. Gevaccineerd werd hij niet, maar overgeplaatst eerst naar Bergen op Zoom en een paar dagen daarna naar Ylissingen. Di8 overplaatsing werd door den vader van den milicien aan gemerkt als een straf, 't Was dan ook duidelijk genoeg dat men den jongeling wilde doen boeten, wijl hij Jenners kalf niet aanbad. De vader ging op audiëntie bij Z. E. den Minister van Oorlog. De Minister beloofde den vader de zaak te zullen onderzoeken en het recht te handhaven. Na enkele dagen was de zoon in den Haag bij het corps zijner keuze terug. Zulk een kloeke daad doet het harte van wie het recht bemint goed. Eere aan Z. E. den Mi nister van oorlog voor zulk uitnemend en snel recht. Onder de slachtoffers van den oor log Matabelenland is ook de tooverdok- tar van koning Lobengula, Muagbene. Hij was even gehaat als gevreesd. Hij rook even naar de vier hemelstreken, en wien hij rook, die werd onmiddel lijk onthoofd. In Januari viel hij in handen eener Engelscho afdeeling. van overste Goold Adams; en daar hij kort te voren eene vrouw de oogen had la ten uitsteken en haar toen voor de krokodillen had laten wei pen, werd hij door den krijgsraad veroordeeld tot de doodstraf, tot groote verbazing der aan wezige Matabelen, die thans nog niet gelooven, dat hij gestorven is, omdat hij nog eens uit den dood is opgestaan volgens het volksverhaal. Woensdag is men in de mijnen van Anderlues begonnen met het zoe ken der lijken van de ongelukkigen, die bij de ramp van verleden jaar om gekomen zijn. Op 370 Meter diepte zijn dtie lijken gevonden. Twee daar van waren hard, de huid gaf een hol len klank, wanneer men er op klopte. Ze zijn door eenige nabestaanden her kend. Naast de lijken werd nog het gevulde broodzakje gevonden. Het derde lijk is nog half bedolven onder een hoop aarde. Yoor de 109 lijken, welke nog ver mist worden, gelooft men nog dieper te moeten afdalenmen hoopt er 21 te vinden op 420 M. en 88 op 500 M. - - -- m EER. tkee en Goedereede. harnis en Helleyoetsluis nm. 2 uur. r Hellevoetsluis en nm, 3 uur. ar Middelharnia en nm. 4 uur. tar Stellendam nm. 4,30 uur. msterdamsche tijd. n "Waterstaat F. L. ORTT. UIITGAKO. tr Rotterdam, Dinsdag voorm. 5 uur. ar Rotterdam, ure. ir Rotterdam, ure. Stellendam, Donderdag en Yrj'dag rdamsche tjjd. derdag 5 April. SLHUpia Dinsdag vm. 5,uur. )nderdag vm. 6,uur. Zaterd g vm. 6,30 uur. Dinsdag nm. 2,uur. rige degen nm. 3 uur. i Donderdag 26 April. iNEMING. Iiddelharni8. 15 uur en nm. 5,—.* uur 1,uur ur dingen niet aangelegd ei en 16 Augustus IOWWEL. Dinsdag vm 4,30 uur Saterdag vm 6,— uur (dag, 1,45 Donderdag ,45 uur mei vm 6,uur van 30 uur 2VOETSLÜIS AAItOINGEiV niar en liggende plaatsen OIMfiESI III." et 1893 behoudeo. OEN: rein en. Locale tjjd 6,06 uur 12,03 7,16 t Station SLUIS Locale tijd 7,52 uur 3,50 9.10 eveer 30 min na het in na het vertrek uit RTJES venhage, Amsterdam, ran Holland zjjn bjj baar Voor Militairen leider jend geldig. oo b iljjk mogeljjk agentenH. P v d VELD, N ieuweslüis e Oireetle te Vlaar- DE DIRECTEUR in, Somthelsdyk Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bijvoornitbetaling f 3,50 per jaar. UITGEVER: SOMMELSMJUi. Een vreeselijk voorval had onlangs plaats te San Francisco, in een beesten spel. Een dierentemmer, Carl Thieman genaamd, was, als naar gewoonte, een leeuwenkooi binnengetreden, en maakte juist een aanvang met de dieren eenige toeren te doen uitvoer n, toen eensklaps het electrisch licht uitging. Zoodra alles in duisternis gehuld was, wierpen zich de leeuwen op den ongelukkige, en zouden hem geheel verscheurd en wel licht verslonden hebben, indien niet de eigenaar met een ijzeren knuppel ge wapend, de kooi ware binnengetreden, en de woedende dieren in een hoek gedreven had. Terwijl de man de dieren onder bedwang hield, trokken anderen den doodelijk gewonden temmer uit de kooi. Hij werd naar het hospitaal over gebracht, en na door de geneesheeren onderzocht te zijn, verklaarden dezen dat Thieman sterven moest. JEEij overleed reeds den volgenden nacht. Maar wat Wandelende kippen. Naar gemeld wordt, heeft zekere Davids, een groot pachter van Omaha, gewed te voet naar San Francisco te gaan, vergezeld door twaalt door hem afgerichte kippen, die reeds buitengewone bewijzen van vlug heid en weerstandsvermogen bij de proef nemingen hebben aan den dag gelegd. DEPITTATEN-VERGADERING. Op de Vrijdag in het Gebouw van Kunsten en "VVetensohappen, te Utrecht gehouden ver gadering, opende de voorzitter van het Centraal Comité, Dr. A. Kuypor, de beraadslaging met een kort woord, waarin hij allereerst den over leden Assessor Keuchenius herdacht. Daar hot hem vergund werd aan diens graf te spreken, wensehte hij thans in deze politieke vergadering alleen dankbare hulde te brengen aan de na gedachtenis van den man, die driemalen door zijn beslist en kloek optreden, eerst door zijn motie, daarna in zake Atjeh, en ten slotte in BiWifcwquaestie getoond had, dat hij voor den strijd tegen geen enkele Coterie terugdeinsde, steeds de eere der beginselen en het belang van het vaderland boven alles liet gaan, en die nog in zijn politieken val, toen de Eerste Kamer hem om zijn belijdenis van den Christus verjoeg, en straks nog machtiger in zijn schier eenig lijden en .sterven, een roepstem ter behoudenis tot volk en vaderland deed uitgaan. Schonk de Heere ons in Bilderdijk een scheppend dichter, in Da Costa een profeet der toekomst, in Groen van Prinsterer een denker zooals weinigen, in Keuchenius is een Getuige onder ons opgetreden, dien God niet wegnam eer zijn Getuigenis voleind was. Deze terugblik op het verleden, waarbij ook Elout van Soeterwoude in dankbare herinnering werd gebracht, noopte den spreker aanstonds een teeder punt ter sprake te brengen, de vraag namelijk, of met name ten opzichte van het gewichtige vraagstuk dat thans hier aan de orde kwam, zijn leiding getracht had, om de antire volutionaire partij af te leiden van het pad, waarop Groen van Prinsterer haar had geleid. Geheelde goeder trouw, gelijk hij gaarne aan nam, was hem dit van meer dan ééne zijde zachtkens verweten, en hij stelde er daarom prijs op, vóór alle dingen met de stukken in de hand aan te teonen, dat men zioh hierin vergiste. Hij beriep zich daartoe op een artikel, door hem op 5 .November 1869, dus nu het vierde eener eeuw geleden, in de toenmalige „Heraut" geschreven, en waarin uiterst gewich tige verklaringen voorkwamen. Ook destijds rees de besliste overtuiging, dat gestuurd moest in Democratische richting „Wijziging der kieswet bedoelt wijziging der kiesbevoegdheid, en wordt sehier door allen opgevat in den zin van uitbreiding van ons kiesrecht. Een dubbele strjd wordt thans met warmte gevoerd: die van de democratie tegen het liberalisme, en die van het intellect tegen he^ en zonder aarzeling verklaren we ons, in den gegeven toestand, in de eerste worsteling voor de democratie." Dit moest vooral met het oog op het kiesrecht. Immers, na gewezen te hebben op de donkere schaduwzijde der Democratie, vervolgde het artikel in dezer voege: „Maar iets anders is het, of in den gegeven toestand, dien we aanvaarden moeten, haar stre ven (namelijk der Demooratie) niet samen kan vallen met wat wj krachtens onze beginselen eischen. Dit is werkelijk het geval. Onzerzijds eischen we dit, niet uit partijbelang, maar in naam alleen van het recht der thans onderdrukte minderheden, en voor onszelven slechts in zooverre ook onze richting eene on derdrukte minderheid is. Maar ook al gaf verandering van het kies stelsel aan elke richting, zelfs aan de kleinste minderheid, baar recht van vertegenwoordiging, dan nog zou census-verlaging onzerzjds geëisclit moeten worden, zoolang onze staat uit het beginsel der revolutie blijft levei. Geëiecht, ton eerste om de nadeelige ge volgen van de albemoeiïng van den staat zooveel doenlijk te temperen. Leid ons staats leven or noodzakelijk toe, om de bemoeiing van den staat ook uit to strekken tot wat rechtens uitsluitend tot het domein van hot maatschappelijk, huiselijk en individueel leven behoort, dan moet in naam der rechtvaardig heid voor alle klassen der maatschappij invloed op het staatsbestuur geëischt worden. Schroomt de staat niet, op het gebied van onderwijl en opvoeding zijn alvermogenden invloed te doen gelden, dan wordt de staats-tyrannie volstrekt onuitstaanbaar, zoo men duizenden bij duizenden, die allereerst bj de zaak der opvoeding belaDg hebben, van de stembus verwjdert. Yeel meer dan eenige tak van administratie, raakt de onderwijskwestie het leven in al zijn fijnste zenuwen niet slechts bij de gepriviligeerde, maar bovenal bij de lagere klassen der bevolking, en het nationale leven moet dus geweld aan worden gedaan, zoo de staat die teedere uiting van het volksleven belieerschen wil en noohthans hen die het aangaat, als onmondigen buitensluit. Daarop volgde een protest tegen de bovendrij vende Coterie, en werd ten slotte de vraag gedaan: Welk ander correctief zou in onze maatschappij daartegen gevonden kunnen worden, danhetgeven van invloed op het staatsbestuur ook aan die klassen der maatschappij, die in verstandige ontwikkeling achter mogen staanmaar in onüvikkeling van hart en geweten onze meer verlichte klassen soms maar al te verre achter zich laten. Welnu, van dat artikel had Groen van Prin sterer, zonder eenig voorbehoud in zijn Ned. Ged. I. p. 93, reeds drie dagennadathet versoheen, getuigd, dat het in zijn oog „een voortreffelijk arti kel" was. En wie mocht ategenwerpen, dat hij dit allicht verschoonenderivijs zoo schreef, om den toen nog zeer jeugdigen scribent niet te ontmoedigen, die zij verwezen naar wat Groen van Prinsteren twee jaren later o. m. van datzelfde artikel ver- klaarde in Ned. Ged. II. p. 380, namelijk dat het behoorde onder de stukkon die z. i. moesten gelezen, „herlezen en overdaoht worden," en die hij aan onze Kamerleden aanbeval, als leverende, „na aandachtige lezing" een „gewichtige bijdrage voor parlementair onderzoek." Ware nu Groeu van Prinsterer iemand geweest, die niet te best begreep wat hij las en de strekking van zulk een artikel niet doorzag, zoo zou hij hieraan niet hechten. Maar overmits niemand dit van Groen van Prinsterer beweren zal, en hij des- niotemin een schrijver, die op politiek terrein met dit stuk debuteerde, tot aan zijn dood toe aanbeval, achtte hij hiermede op vasten bodem te staan, zoowel waar hij een vorig maal de leus ophief, dat het nu vooral o ize roeping is, om in Christelijk-democratisch richting te sturen, als waar hij thans do antirevolutionaire partij op - roept, om moedig op te komen voor het Volk achter de kiezers. Ook dezo leus toch hief hij, juist in verband met het kiesrecht, reeds in 1873, nog tijdens Groen van Prinsterer's leven, op, en het is o. m. na lezing van dit stuk, dat Groen hem in 1874, evenals vroeger met Keuchenius en Yan Ottorloo, onder het drietal mannen, dat hem begrepen had, aande kiezers aanbeval. Dit stuk van 1873 luidde letterlijk al3 volgt Kortweg: „Er ziju twee volken in het ééne volk. v ooreerst het kiezersvolk, dat met een stem- mencijfer van oven vijf en twintigduizend man de wet stelt. En ten tweede het Volk achter de kiezers, dat bij millioenen zioh verdringend, lijdelijk mag toezien. Yoor dat tweede, het echte volk, Hollands natie in zijn groote afmetingen, voert de Chris telijke historische richting haar pleidooi. Ze wil, dat waar de natie heet te spreken, ze zich ook kunne uitspreken. Ze beweert, dat bij het „Yolk achter de kie zers," minder dan het kiezersvolk door uit- heemsche invloeden verbasterd, meer eebt He derlrndsche natuur, warmer belangstelling en meer politiek leven is, dan bij de uitverkorenen van den Census. Ze houdt staande, dat bij het „volk achter de kiezers" de geestelijke en zedelij de beteekenis der staatkunde zwaarder weegt, dan bij de mannen, wier ^geldbezit den geest vaak doodt of achter doet stellen. Geoordeeld in de pers, bij het kiezersvolk weinig in tel, uit Regeering en Kamer schier verdrongen,wijst de Christelijkhistorisehe richting dit banvonnis af en beroept zioh van de groep der geldmannen op de natie van de enkele duizenden op de millioenen, van het kiezersvolk op het volk achter de kiezers, van het „Payslégal" op het land der histoiie. Zij eischt recht en beweert dat bij een Staatsin richting, als waaronder wij thans leven, deze plutocratie (goldregeering) het volk onwaardig onzen Staat ontbindend het privilegie verhoer lijkend, kortom stuitend onrecht is." Gelijk recht voor allen is haar leus." Dit moest op den voorgrond gesteld, om duidelijk te doen uitkomen, waarom hij, die dusver immer voor de Kamerleden week, ditmaal kon noch moeht. Reeds ten platten lande had hij als predikant uit eigen aanschouwing de overtuiging gewonnen, hoe de tegenwoordige inrichting van maatschappij en staat er toe leidt, om tusschen de versohillende groepen in het volksleven een zondige, in plaats van de door God gewilde ongelijkheid in het leven te roepeneen ongelijk heid die er op uitliep, dat de zwakkere partij eerst geestelijk, daarna .stoffelijk werd mishandeld; en hierdoor ontwaakte in hem de heilige geestdrift, om tegen deze nationale zonde den strijd aan te binden. Toen hij nu, kort daarna, kennis maakte met onze hoogere en lagere kringen onder de Christenen, vond hij bij de aanzienlijke Christenen een edel, een kostelijk element, dat hope gaf voor de toekomst. Immers tegen de geestelijke mishan deling van ons volk zag hij ze ijveren in school en evangelisatie, en tegen de stoffelijke mishandeling door een philantropie die boven zijn lof is. Slechts één elemeut miste hij, en wel dit, dat hier niet alleen sprake mocht zijn van helpende liefde, maar dat hior ook sprake was van rechtvan gelijk recht, in den zin, waarin de straks voorgelezen stukken dit bepleiten. Hiermee bedoelde hij natuurlijk geenszins dat ook maar iemand van nature recht op kies bevoegdheid had, maar dit, dat waar, gelijk ten onzent, aan het volk een zoo overgroote invloed op de Kroon werd geschonken, het niet aanging, dat het ééne volksdeel op al dien invloed voor zich beslag legde, en inmiddels, de overige volks klassen onmondig en onder een voogdij hield, die almeer op een sohreef trekken van de maatsohappe lijke fundamenten uitliep. Yoor die gedachte nu had hij de hoogere klassen in onze Christelijke klingen pogen te winnen, en het was in dien zin, dat hij nog onlangs aan Jonkheer Roohussen sohreef: „De eene hand naar boven, de andere naar beneden reikende, poogde ik beide standen met elkaar te verzoenen." Zoo deed hij, niet om iemand te believen, maar wijl het hem Gods ordinantie scheen, dat de hooger ontwikkelde standen als „sohilden der aarde" dienst zouden doen, en wijl het volk altoos toonde, dat, mits het een man niar hun hart was een man van studie altoos voorkeur in hun oog verdiende. In dit pogen had hij zioh echter teleurgesteld gezien. Haar ouden trant bleef men .nog wel tegen de geestelijke mishandeling door school en evangelisatie, en tegen de stoffelijke mishande ling door philantropie ijveren; (maar klaar, duide lijk en helder inzien, dat de wetgeving mede schuld had; dat onze Staatsinrichting niet deugde; en d: t dit alles niet beter kon worden, alvorens men het standpunt van electoraal gelijk recht voor alle rangen en standen aanvaardde, deed men niet. Men vorderde wel, maar te langzaam Dit was oorzaak van toenemende verwijdering tussohen de Club en het Centraal Comité; een verwijdering die ten slotte zoo ver ging, dat het Centf. Comité thans besloten had, van contact met de Club af te zien, en straks zou voorstellen, het desbetreffend artikel in statuten in dien zin to wijzigen. Dat het bem daarbij aan meegaand beid, en inschikkelijkheid zou hebben ontbroken, ontkende hij. Te lang veeleer had hij nog altoos zelf de verstafstaande mannen aanbevolen; en zelfs in 1891 was, met het oog op het toen zittend Kabinet, Mr Huber nog door hem gesteund. Hu echter stuitte het. Ditmaal zou meegaandheid plichtverzaking zij n geweest, en daarom alleen heeft hij pal gestaan. Toelichtende in welken zin dit bedoeld was, wees hij er op, hoe het ijs op de bergen thans

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 5