Wil SI 2IJl-I! iiiiilia BiiS M HgOTiilS SUKKEL
Yrijdag Januari 1894.
Achtste Jaargang No. 428.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
T BOEKHOVEN
FEUILLETON.
DE VERSTOOTENEN
Jodenvervolging in Eusland,
CnCiiBCugd ileuws.
Abonnementsprijs per driemaanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMMELSnWJMi.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Itedactie bestemd, Advertenties! esa verdere Administratie franco toe le zenden aan «less Uitgever.
Christelijke Jongeling»
vereenigingen.
Van tijd tot tijd wordt de vraag
gedaan, of de Jongelingsvereenigin-
gen volgens Gods Woord wel noodig,
en door dat Woord geordineerd zijn.
Ook óns werd deze vraag wel
eens voorgelegd.
En vooral, nu de Jongelingsveree-
nigingen zich meer en meer gaan
organiseeren, en zich zelfs tot een
Bond op gereformeerden grondslag
hebben vereenigd, trekt deze zaak
de aandacht.
Zij het ons vergund, hierover ook
eens een kort woord te zeggen.
En dan bepalen wij ons liefst bij
de Gereformeerde Jongelingsvereeni-
gingen, dat zijn die, waarin uitslui
tend zulke jongelingen als lid worden
opgenomen, welke het onfeilbaar ge
zag van Gods Woord erkennen, en
die voorts leiding en toezicht over
eenkomstig de Gereformeerde belijde
nis eerbiedigen.
Want wel stemmen wij toe, dat
ook andere jongelingsvereenigingen,
welke haar deuren wijdcr open zetten,
en lieden van verschillende kerkelijke
belijdenis als lid toelaten, nuttig
kunnen zijn voor het maatschappe
lijk levenmaar dewijl de jongelingen
nog in hun leerjaren zijn, is het voor
hen zeer noodig, dat zij zich op een
vaste confessioneele basis bewegen
anders kunnen zij op kerkelijk gebied
veel verwarring teweeg brengen.
Vermenging is in de maatschappij
waar men de toestanden heeft te aan
vaarden, zooals zij zijn, en waar men
tot beslissen en handelen geroepen
wordt, stellig noodig en in vele geval
len goed. Doch dit is niet zoo op plaat-
28.) OP DE
HOOFDSTUK IX.
TELEURGESTELDE VERWACH
TINGEN.
sen, waar men zich voor de levens
strijd voorbereidtdaarom hebben de
gereformeerden hun afzonderlijke
scholen en kerken. En evenzoo is
afzondering gewenscht voor de jon
gelingsvereenigingen, waar men bij
het licht van Gods Woord en door het
genot der christelijke gemeenschap
elkaar zoekt te oefenen en te sterken
voor het uitvoeren der kerkelijke,
maatschappelijke en staatsburgerlijke
plichten, waartoe de jongelingen
straks zullen geroepen worden. In
zulke vereenigingen moet men den
tijd niet verbeuzelen met allerlei
twistgesprekken, waartoe verschil van
geloof en belijdenis zoo licht aanlei
ding geeft; maar is het veeleer noo
dig om zich in éénzelfde spoor te
bewegen ter verkrijging van meer
elementaire kennis en tot opwekking
van ijver, geestdrift en onderlinge
liefde.
Vraagt men nu, of Gods Woord
zulke jongelingsvereenigingen voor
schrijftdan zeggen wij in zekeren
zin, ja maar men moet hier wel
onderscheiden tusschen het wezen der
vereeniging èn haar hedendaagsche
organisatie.
Veel zaken, die niet letterlijk ge
noemd zijn, in de II. Schrift, liggen
toch duidelijk op de lijnen dier Schrift.
Zij liggen opgesloten in de beginselen
dier Schrift.
Dat een getrouw burger zijn kies-
biljet moet invullen en naar de stem
bus gaan, als de Overheid hem daartoe
oproept, staat niet met even zooveel
woorden, in den Bijbel, maar toch
legt het helder aangewezen in Rom. 13
en 1 Tim. 2:1 4.
Dat er christelijke scholen moeten
gebouwd worden, staat niet letterlijk
in de H. Schriftmaar het is klaar-
lijk begrepen in Deut. 4, inPs. 78,
in Mark. 10 14, in Efeze 6 4 en
andere Schriftuurplaatsen.
Dat men vreemdelingen, die tot
ons komen, vooral geloofsgenooten,
zoo mogelijk spijs en drank en logies
moet aanbieden, is niet letterljk
alzoo vermeld in Gods Woord, maar
wèl vloeit het voort uit de vermaning
„Vergeet de herbergzaamheid niet,"
(Hebr. 13 2) en „Laat ons goed doen
aan allen, maar meest aan de huisge-
nooten desgeloofs." (Gal. 6 10.)
En zoo nu ook staat het met de
zaak der vereenigingDeze is niet
afzonderlijk voor jongelingen voor
geschreven. Maar wél voor allen,
die bij het licht dos Evangelies in
den kring des Verbonds leven. Trou
wens, de aard van het christelijk leven
brengt die vereeniging mede. Lees,
om u hiervan te overtuigen, slechts
1 Cor. 12 on 14. Daar vindt men nu
niet apart voor jongelingen het gebod
gegeven om elkaar te leeren, te ver
manen en te ste rnen, om elkaar op
te zoeken, en met elkaar over den
dienst van God te spreken maar in
het algemeen voor alle leden der Kerk
die hun volle bewustzijn hebben voor
mannen en vrouwen, voor jongelingen
en jonge dochters. De Chr. jongelings-
vereeniging ligt alzoo geworteld en
gegrond in de gemeenschap der ge-
loovigen.
En dat inzonderheid bij de jonge
lingen op vereeniging mag aangedron
gen, heeft hierin zijn oorzaak, dat de
jongelingen er doorgaans meer tijd
voor beschikbaar hebben, dan zij, die
eene huishouding moeten verzorgen.
Maar ook vooral hierin, dat de jonge
lingsleeftijd de tijd der idealen is. En
nu is het van het hoogste belang, dat
deze idealen zuiver gekozen, recht
gesteld en met volharding nagestreefd
worden. Daartoe nu kan de band
der Chr. gemeenschap zeer heilzaam
werken.
De jeugd is de tijd der bekeering
en onverdeelde toewijding. Aan hen,
die vroeg God zoeken, is in het bij
zonder beloofd, dat zij Hem „zul
len vinden." Daarom ook roept de
Prediser „Gedenk aan uwen Schep
per in de dagen uwer jongeling
schap." En zouden zij, die aan deze
oproeping gehoor geven, die vroeg
tijdig Christus lief leeren krijgen,
en Hem als Koning over hun hart
en leven uitroepen, zouden zij
ook niet elkander liefhebben, zoeken,
trachten te dienen en van elkander
willen leeren
Er valt niet aan te twijfelen. Al
dus is het dan uitgemaakt, dat over
al waar geestelijk leven is onder de
jongelingen, hun vereeniging ook niet
geheel zal ontbreken neen als van
zelf geboren wordt.
Maar in hoeverre nu zulk eene
vereeniging moet georganiseerd wor
den, hoe dikwijls zij in de week
vergaderen zal, welke onderwerpen
daar besproken zullen worden, enz.
dit alles hangt van de omstandig
heden afdat zijn quaesties van
de tweede orde.
Vooral op plaatsen waar, bij ge
brek aan Chr. scholen de opvoeding
veel te wenschen overliet, kunnen
de Chr. jongelingsvereenigingen veel
doen tot ontwikkeling van het ver
stand en het gevoel. Doch dan moe
ten ook de werkzaamheden zoowel
stichting en genot als leering en
krachtsinspanning bevorderen m. a.
w. het vereenigingsplan moet doel
matig ziju.
Wat eindelijk de vraag betreft,
of ieder jongeling van christelijke
gezindheid verplicht is, zich steeds
in de vergaderingen eener georga
niseerde jongelingsvereeniging te la
ten vinden, hierop kan niet stellig
geantwoord worden. Deze vraag
hangt voor" ieder saam met de vraag
naar de beste wijze van zijn tijd te
besteden. Dit is eene gewetenszaak
waarbij dient gerekend met het feit
dat niet allen hetzelfde werk heb
ben te verrichten. Ook het familie
leven heeft zijn eischen van 's Hee-
ren wege, en wij kunnen ons best
voorstellen, dat sommige jongelingen,
hoezeer ook gezet op de Chr. saam-
leving, toch niet naar eene bepaalde
jongelingsvereeniging gaan, hetzij
omdat zij in huis eene dringender
roeping hebben, of wel omdat de
bestaande vereeniging een te weinig
positief karakter draagt.
Een ieder zij dus te dezen aan
zien in zijn gemoed ten volle verze
kerd. Wat ons aangaat, wij konden
slechts even de ginselen aanstippen,
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
■SMMBaMaa
De lezer begrijpt zeker, dat alle zoogenaamde
Christenen, die zij kende, tot de Griekscho kerk
behoorden. De Protestanten, die er wonen, zijn
meest vreemdelingen; deze worden met rust ge
laten, zoo zij geen poging aanwenden om anderen
tot hunne denkbeelden over te holen. Een ge
boren Rus echter, dio het waagt het gezag der
kerk in twijfel te trekken en zich te buigen
voor Gods Woord, kan slechts aan vervolging
ontkomen, hetzij door omkooping der priesters,
die zeer gaarne verdraagzaam willen wezen, zoo
lang hunne stoffelijke welvaart geen gevaar loopt,
of door eerbied te huichelen voor de bestaande
coiêmoniën. De arme Rebekka stond dus geheel
alleen, en menigmnal gevoelde zij zich zeer
bezwaard. Gaarne had zij dokter Scheidel, wien
zij meer dan iemand anders vertrouwde, haar
geheim willen meedeelen enjhem om raad vragen,
maar reeds de gedachte er aan deed haar hart
sneller kloppen. Zou het niet den schijn hebben,
als wilde zij den scheidsmuur tusschen hen
afbreken en toenadering zoeken Neen, dat nooit!
Intusschen was Benjamin de woonkamer in
getreden; zij zag er gezellig uit, schoon nieï
fraai gemeubeleerd. De mooie kamers waren
boven; daar vond men kostbare tapijten en
fraaie stoelen, groote spiegels en fijne vazen.
Hier was echter alles eenvoudig, maar tot gemak
en genoegen der bewoners ingerioht. Op een
rustbed voor een der openstaande vensters, die
een ruim uitzicht ga' en op landerijen en tuinen,
lag mevrouw Mirandizij zag er bleek en lijdend,
maar toch vriendelijk uit. In hare nabijheid zat
haar echtgenoot, een eerwaardig grijsaard, in
een lage leunstoel, vergenoegd zijn pijpje te
rooken; terwijl mevrouw "Waiscovitz, voor de
theetafel gezeten, met blijkbaar welgevallen
luisterde naar een jong student, die vol geest
drift sprak over zijn plannen voor de toekomst.
Het was de eenige zoon Yan den heer Joseph
Mirandi; hij was leerling aan het gymnasium
daar ter stede, en hoopte binnen een jaar zijn
eind-examen af te leggen, om daarna aan de
hoogeschool te Wilna zijn studiën te voltooien.
Hij had drie zusters, van twaalf, dertien en
veertien jaar oud; deze meisjes bevonden zich
ook in het vertrek en zaten dicht bij „tante
Rebekka," zooals zij haar noemden. Tante Re
bekka, voor het spinnewiel gezeten, gaf de
meisjes, die zioh bezighielden met naaien en
breien, nu en dan een terechtwijzing, altoos
vergezeld van een vriendelijk woord of een
glimlach.
Eensklaps keken allen op, toen de student,
midden in 'tvuur zijner redeneering, ophield
en uitriep„Daar is wezenlijk Benjamin uit
Moskou!"
Mevrouw Waiscovitz, die met haar rug naar
de deur gekeerd zat en haar kleinzoon dus niet
had zien binnenkomen, liet bij dezen uitroep
de groote trekpot haast uit do hand vallen, en
haastig keerde zij zich om. In een oogenblik
was Benjamin omringd door vriendelijke ge
zichten en werd hij bestormd met vragen. Zijn
zorgzame grootmoeder echter, na hem hartelijk
gegroet te hebben, stelde voor, hem met rust
te laten, totdat hij zich wat verfrischt en iets
ter verkwikking gebruikt zou hebben, waaraan
hij inderdaad behoefte had na een vervelende
reis v«n meer dan acht uur. Zeer genoegelijk
ging de avond voorbij, en toen de gesprekken
een weinig begonnen te verflauwen, ontstond er
nieuwe opgewektheid door het binnentreden van
Mesech en zijn oom Joseph Mirandi, die in de
fabriek en op 't kantoor drukke bezigheden
hadden gehad.
Tijdig begaven allen zich ter ruste, want
Benjamin wenschte den volgenden morgen vroeg
weer te vertrekken, en zijn neven en nichten
wilden hem naar het tamenlijk afgelegen station
vergezellen. Toen allen in huis sliepen, zat
Rebekka echter nog op. Zij bevond zich alle
in baar kamertje, on had haar Nieuw Testa
mentje te voorschijn gehaald om er een gedeelte
uit te lezen, waartoe zij overdag zelden een
rustig oogenblik vinden kon, zonder bespied te
worden. Zij sloeg het boekje open bij het 10de
hoofdstuk van Mattheüs, en haar oog viel op
de woorden: „Zoo wie Mij belijden zal voor do
menschen, dien zal Ik ook belijden voor Mijnen
Vader, die in de hemelen is." Langen tijd zat
zij met 'de hand aan 'thoofd op dezen tekst te
staren, en er onstond een hevige strijd in haar
binnenste. „Ik zal het doen!" sprak zij einde
lijk vastbesloten; „morgen zal moeder weten,
wie Jezus van Nazareth voor mij is!"
Den volgenden dag, terstond na Benjamin's
vertrek, begon zij uit te zien naar een gelegen
heid om met hare moeder alleen te zijn; toch
kon zij ziohzelve niet ontveinzen, dat elke ver
hindering haar welkom was. Ook bleef zij on
rustig en gejaagd, niettegenstaande gedurig de
verzuchting uit haar hart opsteeg: „O Heer,
geef mij toch moed om uwen naam te belijden!"
Arme Rebekka, zij stond voor een zee van
bezwaren en moest beginnen met den voet in
het water te zetten, eenvoudig op Gods bevel;
doch zij wenschte eerst een pad gebaand te
zien, en zoo [werkt God niet, daarom vond zij
ook geen kalmte. Hij geeft moed en kracht en
uitkomst eerst dan wanneer de gevaren en
moei elijkheden er zijn, en het geloof volgt een
voudig. In den namiddag evenwel gebeurde er
iets, dat opeens een eind maakte aan haren
De plotselinge sterke koude (Vrij
dag 18° C.) veroorzaakte te Berlijn
groote stremmingen in het verkeer. Aan
de locomotieven der Stadtbakn bevroren
de waterpijpen, en voor het oogenblik
is in de gansche stad het verkeer in de
war. Des nachts wordt op straat veel
ellende geleden. Bjj de [3000 woning-
loozen verdringen zich voor de stedelijke
asylen, terwjl de allerarmsten in de
verwarmde spoorwegstations vluchten.
Gisteravond zijn de wind en de koude
nog toegenomen, zoodat de straten ge
heel uitgestorven zijn. Uit de provinciën
wordt nog grootere koude gemeld.
strijd. Weer zaten bijna al do huisgenooten in
de gezellige woonkamer bijeen, toen de beer
Joseph Mirandi met een ontsteld gelaat bin-
nenti ad.
„Vader," zeide hij op gejaagden toon, „ik
wensohte u wel even alleen te spreken."
Verschrikt keek de oude heer hem aan, stond
haastig op, en beiden verlieten het vertrek.
„Wat zou er gebeurd zijn?" vroegen de ach
tergebleven elkander angstig af, maar niemand
kon ook zelfs maar vermoeden, wat het zijn
zou. Daar kwam Dina, de meid binnen, om
het theegoed te brengen; zij had blijkbaar ge
schreid, en nu kwam het mevrouw Waiscovitz
opeens voor de aandacht, dat het meisje den
geheelen dag zoo stil en neerslachtig geweest
was. Hoe vreeml zoo treurig gestemd tewezen,
terwijl zij binnen eenige dagen do gelukkige
bruid zou zijn van een knap handwerksman,
een bakker, die een druk beklante zaak had
en in zijn eigen huis woonde; en Rebekka
was ook al afgetrokken geweest! Zij vroeg ech
ter niets, bij ondervinding wetende, dat droef
heid zich niet gaarne uit in tegenwoordigheid
van zoovelen; eenige oogcnblikken later ging
zij naar do keuken.
„Wel, Dina, wat scheelt er aan?" vroeg zij
op zoo meewarigen toon, dat het meisje alle
terughouding vergat.
Wordt vervolgd.)