si AGE Vrijdag 8 December 1893. J aargangNojb^i SE. An tirevolutionair Orgaan ireses, en Odeurs. 60 ct October 1893. oot-HaatscMppt). IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. DE VERSTOOTENEN Jodenvervolging in Rusland. - v' bekend, dat hij ct. net verpakt en Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: TBOEKHOVEN Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor de Redactie bestemd. Advertentiën en verdere Administratie franco toe te /.enden aan den Uitgever. i)e regeling van het grondbezit. De toenemende sociale nood doet in alle richtingen uitzien naar red middelen. En zoo is ook het vraag stuk van het grondbezit voor den dag gekomen, en houden ernstige denkers zich bezig met de oplossing van dit vraagstuk. Gemakkelijk is die oplossing niet, want het komt hier aan op het vin den van het juiste verband tusschen de Overheidsrechten en de particu liere rechten. Dus grootendeels de zelfde quaestie als bij de regeling van den arbeid. Als de verhoudingen in de maat schappij dragelijk zijn, dan behoeft zich de Overheid niet veel met den loop der zaken in te laten. Dan behoeft zij ook geen grond op te koopen of te „onteigenen" tenzij dan in een enkel geval, namelijk wan neer dit voor het aanleggen van deugdelijke verkeerswegen onafwend baar noodzakelijk is. Maar zij is geroepen om den zwakke en den armen te beschermen, voor zoover dat niet langs particuliere wegen geschiedt. Indien dus eener- zijds de ophooping van kapitaal en grondbezit al te groot is, en ander zijds alle bestaansmiddelen aan een groep landgenooten onttrokken wor den, dan is het tijd voor de Re geering om te overwegen wat er in deze te doen is. 23.) OP DE vin. VERDRIJVING DER JODEN UIT i DE DORPEN. I De socialisten, die alle heil ver wachten van de Staatsbemoeiing, zijn al heel spoedig gereed met een voorslag. Zij willen dat de Overheid al het land binnen haar ressort zal opkoopen en naar eigen inzicht ter bewerking zal geven aan anderen. Maar voor de antirevolutionairen, die de beginselen van Gods Woord en ook Gods leidingen in de |histo- rische wording der toestanden willen eerbiedigen, is het niet zoo gemak kelijk om te zeggen wat er voortaan met het grondbezit gebeuren moet. Zij hebben te zinnen op wettelijke bepalingen, die rechtvaardig èn doel treffend zijn. Het particulier bezit van grond wordt in de Heilige Schrift volstrekt niet veroordeeld. Maar tevens ligt het in den aard der zaak dat de grond, waarover een volk als zoodanig zich met der woon uitbreidt, iets communaals, iets gemeenschappelijks heeft, en da) het bezit en het gebruik van h 't grondgebied op zekere tjden van spanning ter wille van het nationaal belang herzien moeten worden. Met andere woorden de Overheid kan de rijke grondbezitters hun goed laten behouden, zoolang als de natie bj het vieren van dezen vr jen teu gel niet dreigt ten onder te gaan. Doch als de nood begint te njpen, moet het privaatbezit ten deele voor het algemeen belang w jken. In oor- logstijd, b. v. gebeurt dit ook. Om deze reden is het dan ook gewenscht, dat in streken waar nog woeste grond te ontginnen is, en waar veel werkeloosheid heerscht, de plaatselijkeen desnoods de pro vinciale Overheid dien g ond tracht aan te koopen en tot productiemid del voor den werkenden stand zoekt te maken. Ten deele kan hiermede in me nige gemeente van ons Vaderland een deel der bestaande armoede ge lenigd worden. Maar het zou gevaarlijk zijn, van dezen aankoop van grond een stel sel voor het geheele Vaderland te maken. De Standaard heeft begroot, dat zulk een opkoop in het groot onze natie niet vooruit, maar achteruit zou brengen, en dat de Regeering er door in groote geldschuld zou geraken. Vooïal indien in de andere landen niet dezelfde maatregel werd geno men. Het aanbevolen geneesmiddel zou zoodoende erger worden dan de kwaal. Voor hen, die den weg der so ciaal-democraten niet op willen, staat het vast, dat de grond aan de tegenwoordige bezitters niet mag ontnomen worden zonder behoorlijke betaling, en dat kost zeer veel geld temeer omdat men van de Overheid aan ruime vergoeding gewoon is. Het opkoopen nu van allen grond zou tusschen de drie en vier dui zend iiiillioen gulden kosten. Een enorme som. Deze kan de Staat nu wel leenenmaar dan moet er jaar lijks weer een kolossale som aan rente opgebracht worden, en deze rente (zeker 120 150 millioen met alles wat er ij; komt (mins'ens 10 millioen 'sjaars voor aflossing, de kosten voor een groote menigte ambtenaren om het administratief beheer over al dat land te voeren en deszelfs toestand na te gaan, enz.verder geld voor het vereve nen van schadeposten door onver mogen veroorzaakt) dat alles zou moeten verhaald worden op de pachters. Deze zouden dan wel 5V2 procent van de koopwaarde van den grond moeten opbrengen, en men weet, dat dit eene onmogelijkheid is. Op die wijze zouden de gebruikers, vooral als hun grond veel verwerkt moet worden, geen bestaan hebben. Zij kunnen in de tegenwoordige omstandigheden niet meer dan ruim drie procent pacht betalen en dat nog lang niet overal. De Staat zou dus telkens op groote tekorten stui ten. En waar dit te voorzien is zouden de kapitalisten niet gauw hun geld aan de Overheid in leen geven, tenzij het aanbieden van hij zonder hooge rente voor sommigen hét lokmiddel wierd. Maar dit laatste zou de tekorten in de Staatskas nog weer doen toenemen, en zoo zou men van het eenc kwaad in het andere vervallen. Want al die te korten zouden of van de rijken door belasting moeten teruggevergd wor den (maar hooga belasting op het kapitaal stellen kan óok wel zonder landnationalisatie) 6t ten laste komen van de kleine burgerij. Alleen wanneer ook de andere staten tot - landnationalisatie over gingen, zou de zaak iets beter kun nen loopen. Dan toch hadden al die Staten enorme uitgaven te doen en zouden de buitenlandsche effec ten zoodanig in rente dalen, dat onze Overheid het geld, voorden aankoop van grond benoodigd tegen minder interest zou kunnen krijgen. Evenwel is het vraagstuk nog lang niet in alle deelen doordacht. Men moet dus voorzichtig zijn met er te veel van te zeggen. Alleen vindt deze opinie vrij algemeen in gang, dat de plaatselijke overheid, als zij kans ziet om binnen kaar ressort den grond productiever te maken, en tevens aan velen werk te verschaffen, zeer gebaat zou zijn met eene wet, die haar hiertoe de gelegenheid schonk. Doch hoe het grondbezit ook in de toekomst geregeld worde, men tast en voelt als bij instinct, dat daarin de oplossing van de sociale quaestie ook al niet te vinden is. Veeleer moet zij gezocht worde in deze twee hoofdzaken - ieaux. ar. VEER. rflakkee en Gaedereede DIENST elharnis en Helleroetslnin 40) en lnnr. aar Hellevoetsluis 9,40) en nm 2 uur (1,4C. ïaar Middelharnie nm. 2,45 uur (2,25) ct naar Stellendam r (10,25) naar Stellendam ïur (2,55 den Waterstaat F. L. ORTT. ORÜITSMe, aar Rotterdam, Dinsdag'Toorm. 5 uur aar Rotterdam ,45 ure. M5 aar Rotterdam, 10 ure. n ïaar Stellendam, imsterdamsohe tjjd ng ran iedere maand er ist, >GLH4BNIS. in Dinsdag m 5.30 junr ige dagen Tm. 8,80 Dagelijks nm. 2,nut in de laatste Donderdag December. lEBVGMIira. Midd elharnis 8,15 u 1,30 uur rjLE 70ETSLUI8. VLA.ARDINGEN naa: ssch mliggeade plaatsen aardingen III." Oct. 1893J oorbehonden. )IKOEN: er treinen. Locale tijd 3.08 uur. 12.03 7.18 het Station. «TSLUIS Looale tij dj 7.52 uur. 3.50 9.10 ngereer 30 min. ns he min. na het vertrik ul AARTJES ïrarenhage, Jmsterdant iek van Holléad zijn bi rijgbaar. V<or Militairei Helder. 'loopend geldig. zoo billjjk mogelijk 1' Agenten: H. P. t. d. ISVELD, Nieuwesluis de Directie te Vlaar- DE DIRECTEUR. mm ii mmimimi isjj Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. i,Sommelsdyk HOOFDSTUK i Ik heb u eens ontmoet," antwoordde deze, „bij Simon Nitschewo, die, naar ik meen, uw schoonzoon worden zal?" De boer knikte toestemmend. „Het was verleden jaar," ging de man voort, „toen gij te O. kwaamt voor za ken uw dochter was bij u en zij bleef er eenige dagen, teiwijl gij naar "Witebsk ging, en „Ja," viel Baltikof hem in de rede, „zij wou mij zoo graag eens vergezellen; bet kind heeft ook nooit eenige afleiding bier; maar „Als gij geweten badt, dat zij er wel dra voorgoed heengaan zou, dan hadt ge baar thuis gelaten „Nu, Nitschewo zal een goed echtge noot voor haar zijnen ik zou mijn hoold niet gerust kunnen neerleggen, als ik haar zonder beschermer achterlaten moest; want wij beleven booze tijden." „Ja, ja," zei de ander, „en er is nu geen Mozes meer om ons uit het land der verdrukking naar het beloofde Ka- naan te voeren „Neen," zei Machir ernstig, „maar Jehovah leeft nog, en Hij vergeet het geroep der ellendigen niet." „Dat is makkelijk gezegd, zoolang gij van de ellende nog niets ondervonden hebt," was het antwoord, op bitteren toon gegeven „maar, wat ik zeggen wou: uw naam zou ik zeker vergeten zijn, zoo Nitschewo mj dien niet in herin nering had gebracht; hij heeft mij ook uw woonplaats aangeduid en den raad gegeven uw hulp in te roepen." „En hoe gaat het Nitschewo „Heel goed; hij denkt binnenkort hier te komen om uw dochter weg te halen; hij heeft een goed zaakje en kan wel een vrouw onderhouden." „Maar als hij ook eens verdreven werd! Ge hebt zelf gezegd, dat er wel Israëlieten verdreven zijn, die er reeds lang gewoond hadden „O ja, dit was, omdat men vergeten had hunne namen in de registers te schrijven, en op het geheugen der buren vr i-laat de overheid zich nietDit zeg gende lachte hij schamper. „Nitschewo echter is te P. geboren," hernam hij, „en heeft er sedert altijd gewoond, even als zijne oudeis; hij heeft du» niets te vreezen." Judith slaakte een zucht van verlich ting zij was juist binnengekomen om iets te halen, en had het laatste gedeelte van het gesprek gehoord. Nog eenige maanden, dan zou Simon komenen na een vroolijke bruiloft, ging zij met hem mede naar zijn gezellig huisje Zoo droomde zij voort, totdat zij eensklaps opschrikte door de stem harer moeder, die haar toeriep: „Judith, kind, waar blijf je toch! Er is zoo veel te doen hier Het meisje kleurde en verliet haastig het verlrek. Intusschen was men gaan overleggen, wat er nu verder gedaan moest worden. Raadzaam was het de tocht zoodia mogelijk te hervatten, zoo wel voor Baltikof, die in groote ongele genheid zou kunnen geraken, indien zij langer vertoefden, als ook voor de ban nelingen zelf; want dagelijks kwamen er een menigte Joodsche gezinnen uit de omliggende dorpen naar de stad, zoo dat de kans 0:11 een goed onderkomen daar te vinden, met den dag geringer werd. Men besloot dus to beginnen met de wagens in sleden te veranderen, wat zeer weinig moeite kostte en den tocht vrij wat gemakkelijker maken zou. En Baltikof bood aan hen te vergezellen, daar hij vele kennissen had in Witebsk, wier hulp hij voor hen wilde inroepen. Dankbaar werd dit aangenomenen Jo nathan rustte niet, voordat hij toestem ming kreeg om mede te gaan. Het was ongeveer negen uur dien morgen, toen de vier huisgezinnen ver warmd en verkwikt in de sleden plaats namen; de zieke vrouw ging echter niet mede„Het zou onverantwoordelijk zijn," had de boerin gezegd, „haar opnieuw aan koude en ongemak bloot te stellen haar hoofd had rust noodig en haar zwak lichaam zou tegen verdere vermoeienis sen niet bestand zijn; later als haar broer behoorlijk gehuisvest was, dan kon zij afgehaald worden." „God zegene u!" sprak deze, bewogen door zooveel goedheid; „nooit zal Mesched Mirandi uw weldaad vergeten!" „Mirandi," zei de boer peinzend, „waar kan ik dien naam vroeger gehoord heb ben Weldra ging het in vliegenden vaart voorwaartshet had nu opgehouden met sneeuwen, en andere sleden hadden den weg reeds glad gemaakt. „Oom Machir! O, zie eens! wat ligt daar?" riep Jonathan eensklaps uit. Allen tuurden in de aangewezen rich ting, en „Een vrouw is het!" riepen sommi gen. In een oogwenk was Baltikof, van de slede gesprongen, en ja, waarlijk, daar lag iemand, half onder de sneeuw be dolven, bewusteloos, misschien was de ongelukkige wel dood „Voorzichtig maar!"jriep een der man nen hem toe, „als zij dood ia en wij nemen haar mede, dan is ons leed niet te overzien; de zaak moet dan voor 't gerecht komen, en minstens gaan wij allen voor een of twee jaar achter slot, totdat er onderzoek gedaan is." „Ja," zei een ander, „en men weet wel dat er van ons weinig meer te pluk ken valt, dus is er die beambten niet veel aan gelegen, hoe het afloopt ook; bovendien dat wij Joden zijn, is al be- zwaiend genoeg; ik raad u, laat haar liggen!" Middelerwijl was Jonathan zijn oom gevolgd, die, bij de bewustelooze neer geknield, zeil doodsbleek geworden was. „Moeder!" gilde de knaap, opeens; „het is mijn moeder!" Nu talmden de anderen niet langer; twee mannen sprongen uit da sleden, en dvrouwen haastten zich een plaats gereed te maken, waar de ongelukkige gemakkelijk zou kunnen liggen. Juist was zij daar voorzichtig neergelegd, toen er van de tegenovergestelde lichting een slede naderde in vliegenden vaart. Er zaten twee mannen in, waarvan de een links, de andere rechts van den weg tuurde. Plotseling hielden zij stil, of trachtten het althans te doen. „Machir!' schreeuwde een van hen. „O, Machir, heb je Lea niet gezien De aangesprokene, nauwelijks in staat een woord te zeggen, zoo hevig ontroerd was hij, wees naar de achterste slede. „Vader!" riep Jonathan uit, die, over zijne moeder heengebogen, den persoon niet gezien, maar terstond diens stem herkend had. „Wat is er gebeurd, va der Deze antwoordde niet, maar bracht haastig een fleschje brandewijn te voor schijn, en goot er de bewustelooze eenige droppels van in den mond; daarna begon hij haar te wrijven, terwijl zijn gelaat grooten angst en geheel zijn voorkomen gejaagdheid ken toekende. Weldra sloeg zij de oogen op. „Waar zijn de kinderen lispelde zij, een poging doende om zich op te rich ten. „Wees gerust, Lea," antwoordde haar man zacht, „ik heb ze gevonden; ze zijn nu goed bezorgd." Toen slaakte zij een zucht en sloot de oogen weer. Men besloot tbans den tocht voort te zetten, doch Leri Baltikof wendde zich eerst tot zijn broeder: „Machir," sprak hij dringend, „wilt gij in mijn plaats naar het dorp terug- kee:en om Ruth te halen? Zij is alleen achtergebleven." „Maar Levi," sprak deze, „wat is er toch gebeurd?" „Ruth zal u alles vertellen," was het antwoord„ga, Machir, haast u, zij zal sterven van aDgst!" Zonder een woord meer te zeggen sprong Machir in de slede, waar zijn broeder in gezeten had, en voort ging het als een pijl uit den boog. Twee uren later hadden zij het dorp bereikt; hier en daar stonden groepjes mannen en vrouwen druk te praten, en blijkbaar was het over de bewoners van het buis, waarvoor de slede stilhield, want telkens wees en keek men daarheen. De deur was gesloten, maar hoe Machir en zijn metgezel ook klopten en riepen, er werd niet opengedaan. Zou Ruth in zwijm gevallen zijn? Deze gedachte deed hen besluiten, zich met geweld toegang te verschaffen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1