mm rnmm
Vrijdag 1 December 1893.
Achtste Jaargang. No. 421.
Pi.
Antirevolutionair
Orgaan
II
IN H OC SIGN O VIN CE 9
FEUILLETON.
DE VERSTOOTENüN
Jodenvervolging in Rusland,
-
ku«
ys*
f.'
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij voornitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Herstel van het orga
nisch verband tus
schen patroons
en arbeiders.
De politieke omstandigheden zijn
er niet naar, dat men spoedig veel
Overheidsbemoeiing met de arbei
derswereld kan verwachten. Want
vooreerst liggen aan meer dan één
Ministerie de wetsvoordrachten als
opgestapeld. En ten anderen wacht
de kieswet nog steeds op verdere
behandeling. Zoolang die kieswet niet
is afgedaan, wil het werk toch niet
vlotten. Zij houdt de geesten in
spanning, zoowel in als buiten de
Kamers. En geen wonder. Immers,
de kieswet heslist over de wijze van
samenstelling van het Ooilege der
volksvertegenwoordigers. Zoodra dus
die beslissing gevallen is, hebben
de thans zittende leden van de
Tweede Kamer voor het oogenblik
uitgediend, en moeten zij maar af
wachten of zij door het breeder
kiezerscorps, dat daarna zal te kie
zen hebben, wederom zullen opge
roepen worden.
En toch, hoe noodig het is, dat
spoedig het kiesrecht nader wordt
geregeld, van veel grooter invloed
op het volksleven zal de wettelijke
regeling van den arbeid zijn, omdat
yin.
Burgerlijke Stand
het ontbreken van zulk eene rege
ling de klove tusschen patroons en
arbeiders steeds grooter maakt, zeer
ten nadeele zoowel van den arbeid
zei ven als van vele arbeidersgezinnen,
die bij werkeloosheid of werkstaking
vaak in de diepste eljende gedom
peld worden.
Wat wij tegenwoordig in de ar
beiderswereld zien, is hetzelfde, dat
schier overal in Staat en kerk en
maatschappij wordt waargenomen,
nl. dat de gewensc-hte samenwerking
ontbreekt. Men heeft niet de gemeen
schappelijke vakbelangen op het oog,
maar blijft met bekrompen blik sta
ren op de eigen persoonlijke belangen,
en men meent wijs genoeg te zijn
om die belangen op eigen hand,
zonder overleg met anderen te kun
nen behartigen.
Gfeheel tegen de door God ge
stelde wereldorde in.
God heeft het menschdom nu een
maal zóó geschapen, dat de leden
der maatschappij, en vooral ook zij,
die hetzelfde handwerk beoefenen,
elkaar moeten helpen en aanvallen.
Dat word in vroeger tijd beter be
grepen. Vandaar het oprichten van
de gilden.
De revolutie der vorige eeuw heeft
die gilden echter weer afgeschaft, en
niets er voor in de plaats gegeven.
Deze leemte werkt thans zeer
drukkend op de geheele arbeiderswe
reld. De werkgevers en de werkver-
richters staan niet meer in hetzelfde
gelid naast elkaar, maar zij vormen
twee afzonderlijke standenen dat
niet alleen, maar menigmaal staan zij
op voet van oorlog tegenover elkaar.
Eenerzijds vindt men de mannen van
het kapitaal, die zeiven niet meer met
de handen werken, maar machines
aankoopen, waarmede zij in korten tijd
veel knnnen gereed krijgen en ander
zijds staat een breede schare arbeiders,
die tengevolge van de invoering der
machines deels overbodig zijn, die
elkaar een harde concurrentie aan
doen, en die door hun werkbazen
weinig meer geteld worden.
Dit is de algemeene verhouding.
Maar de gevallen loopen niettemin
zeer uiteen. Er is altijd nog een massa
werk, dat met de hand moet ver
richt worden, en ook waar machines
in dienst zijn gesteld, vordert het
behandelen van de eene soort veel
meer oefening en bekwaamheid dan
het gebruik van de andere soort. In
verband hiermede is de eene fabrikant
veel afhankelijker van zijn werkvolk
dan de ander.
Zoo is het ook met den werkduur,
en met de werkloonen. Er is een
groote verscheidenheid van toestan
den. B j een gematigde atmosfeer, in
ruime lokalen kan langer gewerkt
worden dan in de onmr'delijke na
bijheid van heete vuren of in duffe
vertrekken. Ook vordert het eene
vak veel meer spierkracht dan het
ander.
Dat de loonen der arbeiders zoo
laag zijn, is deels een gevolg van de
hebzucht der patroons, doch ander
deels een gevolg van den strijd,
dien de werkgevers zei ven te voeren
hebben om het hoofd boven water
te houden. Sommige bazen kunnen
nu eenmaal niet meer loon geven,
ook al staken hun ondergeschikten
het werk.
De Staat, of liever de Overheid,
zou dus al zeer onverstandig doen,
als zij zoo maar op eens algemeene
regelen ging stellen voor het arbeids
contract. Neen, daarvoor is een diep
gaand onderzoek noodig. De Overheid
moet eerst de omstandigheden der
arbeiders wereld door en door kennen.
Wie zal haar nu die kennis aan
brengen
Tegenwoordig zijn eenige Kamer
leden nog bezig met een enquête,
dat is het onderzoek van eene com
missie, die het recht heeft ieder,
dién zij noodig oordeelt, bij zich te
laten komen en te ondervragen. De
daardoor verkregen gegevens worden
nu wel is waar nauwkeurig ver
zameld, en kunnen bij de arbeiders
wetgeving eenige hulp bieden. Maar
men gevoelt wel, dat dit toch alte-
maal stukwerk is, en dat men het
doel veel beter bereikt, als de ar
beiders en de patroons gezamelijk
over hun vakbelangen kunnen deli-
bereeren, en daarna gezamelijk de
Regeering kunnen voorlichten.
Er moet dus een officieële band
aangelegd worden tusschen de O ver
heid en den arbeid, een band die
met de geheele arbeiderswereld cor
respondeert, en waarborg biedt tegen
partijdigheid en eenzijdigheid. Eerst
nadat de Regeering op deze wijze
volledig op de hoogte gekomen is,
kan men een doeltreffende wetgeving
verwachten.
Intusschen, zoolang deze meer
afdoende Regeeringsmaatregelen nog
uitblijven, kan langs particulieren
we; veel goeds bevorderd worden
door vrije vereenigingen van arbei
ders en van patroons. Dit moet niet
enkel in de steden geschieden maar
het is ook noodig ten platten lande.
Ook daar bestaat de sociale nood,
even stellig als elders.
In de steden dienen deze corpo-
ratiën zooveel mogelijk naar de vak
ken in onderafdeelingen gesplitst te
worden, omdat het eene vak met
geheel andere factoren rekening heeft
te houden dan het andere.
Op de dorpen daarentegen, die
hoofdzakelijk éénzelfde soort land-
bouw-arbeid beoefenen, is splitsing
onnoodig, en integendeel vereeniging
van meerdere plaatsen in ééne cor
poratie gewenscht.
Maar in elk geval moet er meer
geregelde samenwerking komen.
vk
p,
ris?
»d«
te
IU
reecU
jetslui
<1,40
id a
nu
erda
naa
attec
ia h<
u<
•ek
irdai
Jjn bj
tair«
r. d
«lull
iXJB.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
UITGEVER:
T. BOEKHOVEN
SOJttnEJLSDEJH
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
»U dil nummer behoort
een
22.) OF DB
HOOFDSTUK
VERDRIJVING DER JODEN UIT
Dpnkje menheer Vóor*de plaesruumte.
'n leaer.
HOMimelsdlJk, 16 22 November.
Geboren: Pieter Cornells, z. van Johannes
Cornells Smit en Geertje Sies.
Overleden: Twee levenloos aangegeven kin
deren, beiden van het mannelijk geslacht, van
Jaspert Buurveld en Geertje Van de Polder;
Kommertie De Groen, 67 5 ongehuwd. -
ht mensohen werden s, gtélt een onder!
hit De Duitsohe Begce -WUBndedagb\a
^u:-df^o1me,nent3pvr^.ohtenSchij,
„Er zijn vrouwen en kinderen in!"
zei de boer, na een poosje in de aan
gewezen richting getuurd te hebben
„ze kunnen haast niet voortkomen door
de mulle sneeuw; het schijnt, dat de
wagens zwaar beladen zijn!"
„Kijk, daar houden-ze stil, hier vlak
bij!" riep Judith, zijn dochter, uit, die
ook was komen kijken. Een oogenblik
later kwam een der voerlieden het pad
op naar de boerderij, en Jonathan haastte
zich de deur te openen.
„Machir Baltikof," sprak de man op
offen toon, na even gegroet te hebben,
fij zult toch zeker wel hulp willen
dr£
ge
r
noo
hoo
;v
erleenen aan Israëlieten, die uit hun
woonplaats verdreven, bij niemand een
nderkomen hebben kunnen vinden, en
en ganschen kouden nacht onder den
iooten hemel hebben doorgebracht?"
„Natuurlijk!" antwoordde Machir ter-
tond „mijn huis staat voor u open;
anwaar Komt gij
„Uit het stadje Politsky en
„Wat zegt ge?" riep Judith verschrikt
daar
rit; „daar mogen toch wel Israëlieten
SKe 5 ronen, het is immers geen dorp!"
Ueceerivt &U TwXu"te Heffen. „Het stedelijk pestuur heeft thans
belasting de <la° rdt gomeid: uitgemaakt, dat het wel een dorp is,"
XJit >:-a'laVanaaV met het grave ,pralj (|e man 0p een toon van bitter
ne van zijm k0gt^T?ieid, „niettegenstaande de plaats zelfs
Stad a/'t Haringvliet, 20 No'emtjer.
GeborenJohannis Marinus, z. van Can "Willem
Gestel en Klaartje Meijer.
Den Bommel, 22 November.
Geboren: Johannis Christiaan. van G.
Bergdorff en A. Wijbrands.
Oude Tonge 22 November
Geboren: Johannes, z. vanLeendertDrooger
en Geertrui De Boet.
OndertrouwdPieter Kardux, jm. 28 j. en
Neeltje Wittekoek, jd. 26 j.Jan Wülem De
Jong, jm. 31 j. en Cornelia Geers, jd. ïj j.
n officiëele stukken sedert jaren als een
itad werd aangeduid! Alle Israëlieten,
lie er voor 3 Mei van dit jaar niet ge-
restigd waren, zijn verdreven, en boven-
lien nog vele anderen, die er reeds vele
aren gewoond hadden."
„Maar dat is vreeselijk onrechtvaar-
lig!" zij Judith verbleekende„waar-
>m -
„Vergeef mij," viel de man haar in
e rede, „maar ik zou graag eerst mijn
eisgenooten gaan vertellen, dat zij uit
stijgen en zich hier wat warmen kun
nen; de kinderen zijn halfbevroren
en een der vrouwen is doodziek."
Daarop liep hij haastig heen, gevolgd
door Baltikof en Jonathan, die gaarne
hulp wilden verleenen en Judith haastte
zich het geval aan hare moeder te gaan
meedeelen, die bezig was de koeien te
melken.
„Waar zijn ze nu, kind Hebt ge wel
gauw thee gezet en den oven goed heet
gestookt?" vroeg zij, na met zichtbare
deelneming geluisterd te hebben, terwijl
zij de volle emmers opnam on er haas
tig mee naar huis liep.
„Nog niet, moeder," sprak het meisje,
haar vooruitloopende, „maar ik zal het
terstond gaan doen
Daar werd juist de zieke vrouw bin
nengedragen, toen de boerin de woonka
mer ingetreden was.
„Leg ze in mijn bed, hier!" riep zij
de mannen toe, die haar droegen, en
wees naar een bedstede in het neven-
vertrek.
„Wij vreesden, dat zij onderweg be
zwijken zou," sprak een der mannen,
die zich bijzonder zorgzaam voor haar
betoonde, en zich als haar echtgenoot
bekend maakte„zij lag in een hevige
koorts, toeu wij vertrekken moesten, en
geen dag uitstel werd ons verleend, niet
tegenstaande ons herhaald en dringend
verzoek. Niet eens wilde men toestaan,
dat zij alleen achterbleef met iemand
om haar op te passen. Hadden wij
slecht kunnen wachten tot vandaag,"
eindigde hij zuchtend, „dan zou haar
tenminste de voortdurende marteling
door het hotsen en stooten over den
hobbeligen weg, bespaard zijn gebleven
„'tls schande!" sprak de boerin, die
.intusschen ijverig bezig was de kranke
te verzorgen; „en wanneer hebt ge uw
tocht aangevangen?"
„Gisteren tegen den avonder woei
een ijzige noordoostenwind en de felle
kou deed ons verstijven, niettegenstaande
wij al onze kleeren over elkander had
den aangetrokken."
„En hebt ge den ganschen nacht door
gebracht in die open voertuigen?"
„Ja, want nergens konden wij onder
dak komen; wel hadden sommige boe
ren medelijden met ons, maar het was
hun uitdrukkelijk verboden onderkomen
te verschaffen, zelfs maar voor één nacht,
aan verdreven Israëlieten."
Inturschen hadden de overigen van
het beklagenswaardig gezelschap reeds
plaats genomen rondom den oven in
de groote huiskamer; daar zaten twee
vrouwen, de eene met een zuigeling,
de andere met een vierjarig, kreupel
meisje op den schoot, en drie mannen
met een aantal jongens en meisjes tus
schen hen in gehurkt op den grond. Er
heerschte een somber stilzwijgen, alsof
de smart te groot was om er uitdruk
king aan te geven. Langzamerhand
echter verdween de uitdrukking van
moedeloosheid, die zich op aller gelaat
gevestigd had, en de kinderen begonnen
weer vroolijk te kijken, waartoe zeker
de verkwikkende warmte en de geurige
kop thee, vergezeld van een snede ei
gengebakkeu brood, veel bijdroeg,
„Blijven wij hier wonen, grootvader
vroeg een aardige krullebol van omstreeks
acht jaar, terwijl hij zijn friscli, blozend
gezichtje ophief naar een oud man met
rimpelig ^gelaat, die de verkleumde, be
vende handen boven den oven trachtte
te verwarmen.
„Neen, Sam, wij moeten hier ook
weer vandaan," sprak hij zuchtend, en
dit zeggende drukte hij zijn vierjarig
kleindochtertje, op zijn knie gezeten,
dichter tegen zich aan, als vreesde hij
zijn lieveling te zullen verliezen.
„En waar gaan we dan heen, groot
vader?" vroeg de knaap weer, die in
tusschen naar zijn vader geloopen en
triomfantelijk op diens schouder was gaan
zitten, terwijl hij guitig rondkeek van
zijn hoogen zetel.
„Waarheen, kind, naar het
graf," mompelde de oude manen een
traan viel op het zwarte kroeskopje,
dat tegen hem aanleunde.
„Grootvader weet het niet!" sprak
Sam teleurgesteld, rondziende of iemand
anders het wist, want zijn vader zat
druk te praten met de boerin.
„Wij gaan naar Witebsk," zei een
der andere jongens; „daar gaat vader
een bakkerswinkel doen en wij mogen
het brood rondbrengen bij de men- chen
Nu raakten de tongen losallerlei
plannen voor de toekomst werden bespro
ken, en de doorgestane ellende scheen
voor een oogenblik vergeten te zijn. De
hoop doet leven; maar, helaas! zij wordt
zoo menigmaal gevolgd door bittere te
leurstelling, wanneer zij. niet gegrond is
in de Rots der eeuwen, die nimmer
wankelt of bezwijkt; in dit geval alleen
heeft men de blijde verzekering: „de
hoop beschaamt niet!" Deze menschen
echter, hoewel kinderen van Abraham,
waren toch geenszins kinderen van „den
vader der geloovigen."
„Gij noemdet daar jstraks mijn naam,"
zei Baltikof tot den man, die voor zijn
reisgenooten om hulp was komen vragen,
„maar hoe kent ge me? Ik herrinner
mij niet u vroeger ooit gezien te hebben."
Wordt vervolgd.)