K. Antirevo Eerste blad. Vrijdag 13 October|1893. Achtste Jaargang. No. 414. Orgaan 1893. FEUILLETON. instraat 70 ifazijn. c 110 AM. IN HOC SIGN O VINCES T-BOEKHOVEN, DE VERST00TENEN Jodenvervolging in Rusland. mmelsdijk. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: SOMMELSniJK. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zeilden aan den Uitg-ever. om, N: nen. ocale t\jd. .12 unr. Sommelsdjk. Dit nummer bestaat uit wee bladen. Zedelijke achteruitgang*. Dat de zoo lang vastgehouden bewering, als zoude het aanbrengen van meer verstandelijke ontwikkeling, door het oprichten van een groote menigte openbare scholen voor lager en middelbaar onderwijs, de misdaden tegenhouden, en de gevangenissen, ontvolken, dat deze bewering slechts is gebleken, een ijdele illusie te zijn, werd overbekend. Nuchtere literalen lachen thans zeiven om zulk een naïve meening, vroeger door een hunner aanzienlijkste woordvoerders (Prof. Opzoomer) geuit. De officiëele gerechtelijke statistiek kan mede dienen om te doen inzien, hoe jammerlijk de gemelde profetie heeft gefaald. Het getal der kinderen beneden 16 jaar, die jaarlijks met den strafrechter in aanraking komen, neemt steeds toe, zoowel in volstrekten zin als percentsgewijze berekend op het geheele getal beschuldigden. Yolgens de opgemaakte statistiek verschenen er in 1891 voor de Ne- derlandsche arrondissementsrechtban ken 1071 kinderen beneden de 16 jaar, en voor de kantongerechten 5857, te zamen 4928, zeg bijna vijfduizend kinderen. Yan dit aantal werden in de Rijksopvoedingsgestich ten opgenomen 144, terwijl tot straf werden veroordeeld bij de rechtban ken 868 en bij de kantongerechten 3445', te zamen 4323 kinderen. Yolgens het Jaarboekje, uitgegeven door het Statistisch Instituut der Vereeniging voor de Statistiek in Nederland bedroeg het getal ver oordeelde kinderen in de bijzondere en gewone strafgevangenissen, en in de huizen van bewaring in de ar- rondissements-hoofdplaaisen in het jaar 1883 - 584in 1884 - 640 in 1885 - 582; in 1886 - 559; in 1887 - 909; in 1888 - 982; in 1889 - 1044; en in 1890 -1015. Of percentsgewijze uitgedrukt geeft dit van 1883 1890 3.90, 4.14, 3.96, 3.35, 4.60, 5.06, 509, 509 percent van de veroordeelde gevan genen. Deze toeneming van het aantal veroordeelde kinderen heeft dan ook zulk een indruk op de rechtsgeleer den gemaakt, dat Jhr. Mr. A. J. Rethaan Macaré, voorzitter van het Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen het goed en noodig heelt geacht om bij de opening der jaarlijksche algemerne vergadering van bedoeld Genootschap, op 18 Mei 11. gehouden, de vraag ter sprake te brengen: „Is onze wijze om kinderen terecht te stellen en te bestraffen, doeltreffend ter wijl het. antwoord op deze vraag luidde„Neen, de straf maakt onze jeugdige veroordeelden slechter De heer Rethaan Macaré noemt het een fout, dat de in het openbaar op eenige misdaad betrapte kinderen op dezelfde wijze worden berecht als de grofste booswichten; dat zij, na even een verhoor bij den politiecom missaris ol den burgemeester onder gaan te hebben, gedurende drie of meer weken niets meer van de zaak hooren, omdat dan alle indruk van kwaad gedaan te hebben reeds lang is uitgesleten vóór de dagvaarding komt; dat er vervolgens weer geruime tijd verloopt, eer zij voor de recht bank moeten verschijnendat zij daar allerlei min ernstig publiek ont moeten, waaronder niet zelden speel makkers, die enkel uit nieuwsgierig- beid daar komen luisterenhij wijst er op, dat, als zij tot gevangenis straf veroordeeld worden, het leven ia den kerker vaak meêvalt; dat zoo'n kerker dan geen vuns hol blijkt te zijn zooals de kinderen zich van jongs af wel voorstellen, maar een woning, waar zij behoorlijk gevoed en ie slapen gelegd worden, en waar alles er vrij netjes uitziet, zoodat verwaarloosde kinderen het cr soms beter hebben dan bij hun familie. Do o'verweging van dit alles leidt den heer Rethaan Macaré tot de slotsom, dat de jeugdige misdadigers niet afgeschrikt worden van het kwaaddat zij geen heilzame in drukken van de opgelegde straffen behouden, dat men hen niet zedelijk tracht te verbeteren, maar dat zij er schier onvermijdelijk nog verder door bedorven worden, dat zij gevoelloos en onverschillig worden gemaakt. Tegenover deze zijns inziens geheel verkeerde methode, geeft de heer R. M. eenige wenken voor een betere rechtspleging. Hij zou willen, dat de kinderen tusschen 12 en 16 jaar terstond be straft werden (althans in gewone gevallen) door de plaatselijke auto riteiten onder verplichte medewer king van het onderwijzend personeel en dat alleen hoogst ernstige mis daden door de rechtbanken werden behandeld, na onderzoek omtrent de wijze van opvoeding en den aard van het beschuldigde kind. Ook raadt hij aan, geen kinderen in het openbaar te berechten, en geen kinderen als toehoorders bij andere rechtsgedingen toe te laten. Het opleggen van gevangenisstraf wil hij, zoolang mogelijk vermeden zien, om den kinderen geen blijvend struikelblok voor hun volgend leven in den weg te leggen. Er is zeker veel in deze beschou wing dat overweging verdient, en zeer ware het te wenschen, dat de jeugdige misdadigers barmhartiger en meer practisch werden behandeld. Doch zoolang men valsche begrippen over 's menschen leven en deszelfs drijfveeren blijft verspreiden j zoolang men het hart der kinderen zelfs op de scholen ongevoed en onbewerkt laat, zoolang men de hooge waarde van een compleet en onbedorven menschenleven niet peiltzoolang is het doel der strafuitoefening niet het behouden de verbetering van den misdadiger, hetzij jong of oud, maar alleen de onschadelijkmaking ten opzichte van anderen. Lijfstraffen of gepaste vermaningen komen in dit systeem weinig te pas doch wel opsluiting ook al moet zij gedurig worden herhaald. 't Is treurig. Lessen en Wenken. SEE. laazfln. gepruimd dan gte en scherpte van de fijnste Z tL Pruim- YOS, geen este erkend. TE'S BZK mm m MMwmgw m Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. e en Goedereedo T is en Hellovoetslu ,30 uur (3,10). -llevoetaluis n nm 4,30 uur (4,10. iddelharnis nm. 5,15 uur (4,55 tellendam 45 uur, (5,25). "iting met dt boo etsluis naar Rotter- erdam en 6,12 uur is. zijn tusschen is) aterstaat F. L. 0RTT. tterdam, voorm. 5 otterdam otterdam, ellendam, damsohe tijd iedere maand en 4RRIIS. dag vm. 5 - uur rdag vm. 6. ag vm. 6,30 ag nm. 2,nur en nm. 3, laatste Donderdag ■MING. amis. ur. dag 19 Oot. asnyuiph. en 1 April, rdam. am 2,30 en C,— otterdam. 10 en. 5,40 uur. rielle ,45 en 6 uur evoetsluis. 3*, en 6,—uur. enst worden des diensten des Zo n Rijks Veerboot- TSLUIS. RDINGEN naar iggende plaatsen gen III." 892. oude». 2.01 7.16 tion. IS: ocale rijil. 8.35 uur. 3.45 9.10 10 min. na het na het vertrek uit JES age, Amsterdam Holland zijn bjj r. Voor Militairen d geldig. billijk mogelijk tenH. P. v. d D, Nïeuwesluis; ectie te Vlaar- DIRECTEÜR. lo.) OF DE HOOFDSTUK Y. DOKTER SCHEIDEL. Opeens werd hij in zijne overdenkingen ge stoord door een groot rumoer in een der zijstraten; en in 't volgend oogenblik zag hij een jong- mensch aansnellen, achtervolgd door een menigte schreeuwende menschen, terwijl scheldwoorden als: smous," „bloedzuiger," „leelijke Jood," zijn oor bereikten. Even daarna was de vluch tende Israëliet een huis genaderd, waarop de naam Waisoovitz te lezen stond. De bedienden in den winkel hadden hem reeds bemerkt; eon van hen opende haastig de deur, liet hem binnen, en schoof even snel de grendel er voor. De zaak behoorde thans aan den oudsten zoon van den heer Mirandi. Deze was reeds naar Archangel vertrokken. Een der joodsche bedienden had hem naar het station vergezeld, en op zijn terugweg den prieBter met zijn gevolg ontmoet. Daar hem grooten spoed aanbevolen was door zijn patroon, had hij zich een weg willen banen door de menigte; hij! had een ;duw gekre gen, en was toen bij ongeluk tegen den koor knaap aangetuimeld, die daardoor op den grond viel. „Dat doet die Jood met opzet!" schreeuwde het volk; „grijpt hem!" klonk het van alle kanten, maar reeds had hij zieh uit de voeten gemaakt; en niet ver van het magazijn ver wijderd, had hij het raadzaam gevonden daarheen te snellen om aan zijn vervolgers te ontkomen. Juist bijtijds was hem dit gelukt. Intusschen was de woedende menigte ook genaderd, en verdrong zich onder luid geschreeuw en dreigende gebaren voor den winkel. „Trap de deur- inriepen sommigen. „Gooi de ruiten stuk!" klonk het van een anderen kant. Een gespierde vuist wei d omhoog geheven, en een schaterend gelach volgde, toen het glas van de groote winkelruit rinkelend op den stoep terecht kwam. En wie weet, wat er nog gebeurd zou zijn, ware de aandacht niet afgeleid door de komst van den priester, die stil hield voor een der nieuwgeopende winkels in dezelfde straat. Yelen begaven zich nu daarheen. Som migen traden mede binnen, anderen vergenoegden zioh met te gluren door ruiten of reten. Wat geschiedde dan daarbinnen? Wel, de priester kwam het huis inzegenen en het reinigen, zoowel als de bewoners. Hij deed dit door eerst een formuliergebed uit te spreken, daarna den heer des huizes te zegenen, en vervolgens het beeld van diens beschermheilige op te hangen opdat voortaan niets in deze woning geschieden zou, wat dezen schutspatroon mishagen mocht. Geen vroom Katholiek in Moskou zou zegen durven verwachten op zijn werk, of voorspoed in zijn zaak, zonder een dorgelijke wijding van een priesteren geen boosdoener zal het wagen een misdaad te begaan in tegenwoordigheid van dat beeld, of hij zou al zeer verhard moeten wezen. Ja, zóó verblind zijn de meeste bewoners van het groote Russische rijk, ook thans nog, dat zij meer ontzag hebben voor een beeld, dat hooren noch zien kan, dan voor God zelf, die immers overal tegenwoordig is! Intusschen was dokter Scheidel in allerijl eenige agenten van politie gaan waarschuwen, dat hunne tussohenkomst vereisoht werd, zonder echter mede te deelen, dat de oploop was voor liet huis van een Israëliet, want dit zou hen allerminst tot spoed aangezet hebben, al moohten zij ook niet weigeren to komen. Bij hunne aan komst was echter de menigte reeds uiteengegaan en stonden er nog slechts enkele nieuwsgierigen naar de gebroken glasruit te kijken. Eén agent bleef echter op verzoek van den dokter in de nabijheid om verdore baldadigheden te voor komen. Thans gerustgesteld vervolgde laatstgenoemde zijn weg met verdubbelden spoed, en bevond zioh weldra buiten de roode muren der Chineezen- stad, waarin hij dien dag geen patiënten meer te bezoeken had. In do Wittestad gekomen, de stad van den adel, waar ook de overheid zetelt, en de meeste inriohtingen voor onderwijs zijn, kwam hij juist voorbij een der gymnasiums, toen eenige studenten dat gebouw verlieten. Een dier heeren bleef plotseling stilstaan, en na zijne vrienden gegroet te hebben, trad hij haastig op dokter Scheidel toe. „Wel dokter," sprak hij na een hartelijken handdruk, „hoe zeer heb ik verlangd u eens te zien en te spreken! Mijn tijd is zoo beperkt, anders zou ik u al eens een bezoek gebracht hebben; doch buitendien, ik bad alle kans u niet thuis te vinden, al kwam ik 's morgens vroeg of 's avonds laat!" Na dezen woordenvloed vatte hij vertrouwelijk dokter Soheidel's arm, en wandelde met hem voort. Deze soheen opeens somber gestemd. Toeh was het duidelijk, dat de ontmoeting met den jongeling hem genoegen deed, geluige de schittering van zijn oog, zoodra hij hem gewaar werd, en de hartelijkheid, waarmede hij zjjn groet beantwoordde. Terstond daarna was echter de glimlach van zijn gelaat verdwenen, om plaats te maken voor droeven ernst. „Waarom hebt gij zoo verlangd mij te spreken, Nicolaï?" vroeg hij op een toon, die volstrekt geen bevreemding te kennen gaf, als meende hij de reden er van wel te kunnen raden. „Hebt gij vernomen, wat er gebeurd is," sprak Nicolaï aarzelend en op gedempten toon, „met onzen neef Alexandrowitsch?" Dokter Scheidel knikte toestemmend. „"Weet gij alles?" hernam de jongeling bijna fluisterend. „Ik weet, dat mijn arme vriend, na zijn be zoek in deze stad, naar Petersburg is vertrokken, daar gevat en toen naar Siberië verbannen is," eindigde hij langzaam. „Maar, dokter Scheidel, is het niet vreeselijk, dat zoo iets gebeuren kan onder het bestuur van een vorst, die zioh op rechtvaardigheid laat voorstaan!" „Wel, mijn beste vriend, do keizer kan zioh toch niet met alle rechtzaken inlatenhij zelf zou zeker de laatste wezen om een onrechtvaar dige daad goed te keuren, n aar kan hij alles onderzoeken?" „Hoe is het mogelijk, dat de verdenking op hem vallen kon?" hernam Nicolaï, zijn eigen gedachtenloop volgende; „hij was zoo goed en edel „Hij onderwierp zieh niet aan het gezag dor kerk," sprak de dokter; „en wellicht meende men gerust te mogen aannemen, dat zoo iemand zich ook aan het gezag van den staat zou willen onttrekken „Maar had de overheid dan geen nauwkeurig onderzoek moeten instellen!" riep Nicolaï uit op een toon vol verontwaardiging. „Zacht wat mijn vriend," waarschuwde dokter Scheidel behoedzaam rondziende, „spreek hier vooral zoo luid niet over dergelijke zaken. Gij weet," vervolgde hij zeer zacht, „dat de on- schuldigen wel eens moeten dienen om alle verdenking af te weren van de waro schuldigen, die soms" en weer zag hi1' behoedzaam rond „juistte zoeken zijn onderregeoringspersonen; niet het minst, waar het geldt een samenzwering tegen den Keizer." Zoo voortsprekende, waren zij een groothuis genaderd, waarvoor Nicolaï stilhield. „Gij gaat tooh mee naar binnen, en gebruikt hij ons het middagmaal, niet waar?" vroeg hij, den dokter aanziende. „Tot mijn leedwezen moet ik mijzelven dat genoegen ontzeggen," antwoordde deze beslist, „ik heb nog veel te doen vandaag en mag geen tijd meer verliezen Mooht gij soms eenig bericht ontvangen aangaande uw neef, of wat tot zijne invrijheidstelling wordt beproefd, dan „Zal ik zorgen, dat gij het spoedig te weten komt!" viel de jcngeling hem vol vuur in de rede. Daarop name.i zijn afscheid. Een half uur later betrad dooter Scheidel de ongeplaveide, onregelmatige straten der „aardenstad", waar hij vele bezoeken had af te leggen; want geen dokter in Moskou was bij den geringen burger zoo gezocht en geliefd als hij. En geen wonder; altoos had hij een vriendelijk woord, ook daar waar hij geheel kosteloos hulp verleende, en deze hulpbehoevenden behandelde hij met even veel zorg als de meest aanzienlijke zijner pa tiënten immers hij deed zijn werk dienende den Heer van harte, en niet den menschen. Onder degenen, die hij nog te bezoeken had, behoorde ook eon joodsche vrouw, wier echtgenoot arbeider was aan de fabriek van den heer Strelitz. Toen de dokter daar binnentrad, vond hij haar in bed overeind zitten met de handen voor 't gelaat en hevig snikkende. Zij verschrikte bij 't hooren van zijn stem, en wilde haastig de sporen van tranen wegwissohen, toen zij hem zag. „Wel, wel, vrouw Tambolof, zoo moedeloos vandaag?" vroeg hij deelnemend; „hebt ge veel pijn?" „Neen mijnheer dat niet maar „Nu, wat voor bezwaren zijn er dan? Kan ik ze somg uit den weg ruimen?" „Neen, neen!" hernam zij, blijkbaar verlegen met de zaak; „misschien is het niets maar, weet u, mijn man is tegenwoordig 7.00 stil en afgetrokken, en 's avonds is hij haast nooit thuis; hij kijkt zoo somber en is zoo ontevreden! ik vrees, dat er iets niet goed met hem staat, maar ik begrijp niet, wat het zijn kan!" Eensklaps dacht dokter Soheidel weer aan zijn vondst in het bosehje dien Inorgen, en onwille keurig bracht hij do mededeeling der vrouw hiermede in verband; doch bij wachtte zioh wel er iets van te zeggen. De Heilige Schrift verklaart den oorlog aan onze vleeschelijke lusten en neigingen. Daar velen in dit geval vrienden des vre- des zijn, laten zij de Schrift gesloten, even als weleer de tempel van Janus. De deugden, die men uitkraamt, bedek ken verkeerdhedenzij zijn sterke reuk middelen, om vieze luchten te verbergen. Leef zóó, dat de dag des doods u ten leven voere. Het vertrouwen van den wijze op zich zelf wordt kleiner naarmate zijn weten toeneemt. Zoo wijkt de schaduw, wanneer de zon stijgt. De Godloochening veroorzaakt in het binnenste eene leegte, waarin allerlei ver keerde hoedanigheden en neigingen alsdan plaats vinden. Wie aan niets gelooft, is tot alles in staat. Wat beters kan men Gode geven dan zichzelven „Kom, kom," sprak hij geruststellend, „uw man zal verdrietig wezen, dat ge reeds zoo lang ziek zijt; doch wij hopen, dat gij nu spoedig hersteld zult wezen." Na haar den noodige rust aanbevolen en medi cijnen voorgeschreven te hebben, verliet hij de armoedige woning, om zieh eindelijk huiswaarts te begeven. Het was nu omstreeks zes uur in den namiddag en hij begon behoefte te gevoelen aan rust en ook te verlangen naar zijn middag maal. Wel had hij hij dezen en gener zijner kennissen een poosje vertoefd en iets ter ver kwikking gebiuilct, maar hij was nu ook ruim tien uren van huis geweest en de hitte was afmattend. Na het middagmaal had hij nog eenige patiënten in de voorstad te bezoeken, zoodat hij niet voor acht uur dien avond geheel rust nemen kon. Eindelijk in zijn gemakstoel voor het open venster gezeten, turende in het verre verschiet, verzonk hij in treurig gepeins: „Waar zou zijn trouwe vriend Alexandrowitsch nu zijn? Aan hoeveel ontbering en ellende is hij misschien ten prooi!" Hij dacht aan zijn jongelingsjaren op de hooge- school te Berlijn doorgebracht, waar hij Alexan drowitsch had leeren kennen. Deze had reeds vroeg zijne ouders verloren, en stond on der voogdij van een oom, in wiens huis hij verblijf hield. Die oom bezat den vrede, die alle verstand te boven g; at. Met zijn gezin las en besprak hij dagelijks de H. Schrift; ook kon hij niet nalaten zijn neef, die in de dwalingen der Grieksche kerk was grootgebracht, gedurig te wijzen op den eenigen Redder van zondaren, en hem aan te sporen tot ernstig onderzoek van Gods Woord. Dit alles bleef niet zonder uitworking op Alexandrowitsch, gelijk wij reeds weten; liij kwam tot het geloof in den Heere Jezus, en werd daardoor onuitsprekelijk gelukkig. Vurig wenschte hij nu, dat ook zijn vriend Scheidel dat geluk deelachtig mooht worden. Deze was van jongs af met de waarheid bekend gemaakt, n aar er onverschillig voor gebleven. De groote verandering echter, die hij bij Alexandrowitsch opmerkte, bracht hem tot nadenken, en het duurde niet lang, of zij waren niet slechts vrienden, maar broeders in Christus geworden. Hoe innig werd thans de hand, die heh aan elkander ver bond Wel kwam er scheiding, en reeds spoedig, maar zij wisten, dat er een weerzien volgen zou, zij het niet op aarde, dan toch in den hemel. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1