Vrij dag; 6 October 1893.
Achtste Jaargang. No. 413,
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGN O VINCE S
T.BO EK HOVEN,
FEUILLETON-
DE VERSTOOTENEN
Jodenvervolging in Rusland.
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Advertentiën van 1
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe (e zenden aan (ten Uiigever.
Keg eer ing spar tij.
Nadat enkele woordvoerders bij de
kiesrochtdebatten in de Tweede Ka
mer wat hoog hadden opgegeven
van het vertrouwen, dat onze natie
volgens hen nog zou stellen in haar
arbeid, repliceerde de heer Tak o. i.
zeer terecht, dat zulke betuigingen
meer waarde zouden hebben, als zij
door lieden buiten de Kamer geuit
werden.
Wat wij echter zeggen wilden, is
dit: zulk een groot vertrouwen kan
onze natie niet hebben.
Immers de volksvertegenwoordi
gers versleten nu reeds vele jaren
hun beste krachten, niet in het
vertolken van de belangen des volks
in zijn geheel, maar in het houden
van pleitredenen voor de regeering
en van strijdrcdenen tegen de anders
denkende medevertegenwoordigers.
Onder al dat pleiten en strijden
werd het volk als volk natuurlijk
gedurig uit het oog verloren, en
kwam er op wetgevend gebied heel
weinig tot stand, waarmede de natie
zich nu eens flink gebaat gevoelde.
Dit oordeel geldt natuurlijk niet
elk Kamerlid hoofd voor hoofd. Er
zijn in den loop der jaren door menig
volksvertegenwoordiger uitnemende
woorden gesproken en voorstellen
gedaan. Woorden en voorstellen, die
14.) OP DE
HOOFDSTUK
Y.
DOKTER SCHEIDEL.
een vrucht waren van het zoeken
van aansluiting aan het leven der
natie.
Doch van de Kamer als Kamer
kan dit niet gezegd. Deze kreeg
allengs meer het aanzien van een
tournooiveld dan van een spreekplaats
voor een practische regeling der
volksbelangen.
Die volksbelangen zijn als het
ware verdronken in den breeden
stroom van wijsgeerige en strijd voe
dende parlementaire redenen.
Geen wonder derhalve, dat het
nog niet bij de stembus toegelaten
deel onzes volks, dat mede zucht en
kwijnt onder het gemis van de zoo
vurig begeerde sociale arbeidswetten,
handelswetten, belastingwetten, mi-
litiewetten, enz. enz. begint te vra
gen waarom mogen wij niet eens
mede ons best doen om in dien af-
mattenden toestand eenige verande
ring te brengen, door de echte volks
partij aan het woord te brengen
Waarlijk, er moet verbetering ko
men in de politiek.
Samenwerk!H3' voorop oi"
isolement voorop
In de Standaard van 25 Sept.
jl. bespreekt de redacteur de vraag,
wat voortaan het best isdat onze
partij alle mogelijke moeite doet om
door samenwerking met andere par-
tijen een deel harer beginselen in
de wet in te vlechten 5f dat zij
alleen vrijheid van beweging moet
zoeken om zelfstandig onder het volk
haar beginselen te brengen. En na
er op gedrukt te hebben, dat de
Calvinisten slechts ruim één vijfde
der bevolking uitmaken, en vermoe
delijk nog in geen eeuw vaste meer
derheid zullen worden, alsook dat
het naar menschelijke berekening
onmogelijk is, het revolutiebeginsel
uit onze Grondwet te drijven, dewijl
noch de roomschen, noch de conser
vatieven beslist voor het Evangelie
uitkomen; trekt de Standaard-redac
teur dan de conclusie, dat het maar
het best zal zijn om meest zelfstan
dig te werken en slechts bij gunstig
voorkomende gelegenheden zijn
kracht mede aan te wenden om de
wetten des lands in antirevolutio
nairen geest gewijzigd te krijgen.
Dezelfde tactiek dus, die sedert vele
jaren op schoolgebied is gevolgd.
Bij het lezen van dit betoog heeft
wellicht deze of gene gedacht: hoe
is zulk een advies overeen te bren
gen met de drie artikelen „1871 en
1893", voorkomende in de Stan
daard van 10, 15 en 17 Mei jl.
waarin zooveel nadruk wordt gelegd
op het bestel Godsdat ons met
roomschen, radicalen enz. in één
land doet saamlevon, en waarin het
„getuigen |alleen" zonder het bejagen
van eenig dadelijk effect (verkregen
door samenspanning met andere par
tijen) wordt ten toon gesteld als een
feitelijke aftreding van het politiek
tooneel, als een smakeloos maken
van de partijpolitiek, als een prijs
geven van land en volk aan het
ongeloof.
Bij oppervlakkige lezing schijnt
er dan ook wel strijd te zijn tus-
schen deze twee beschouwingen, en
schijnt de Standaard-redacteur even
als wijlen Groen van Prinsterer,
bij het herdenken van de vele te
leurstellingen, die het samenwerken
met andere partijen opleverde, „de
roerpen omgeslagen" te hebben.
Als dit zoo ware, zou het Dr.
Kuyper nog niet onteeren. Immers,
het geldt hier een quaestie van tac
tieken deze moet zich vaak wijzi
gen naar de omstandigheden. In de
ééne periode slaagt men met deze
en in een andere periode met gene
krijgsbeweging het best.
Bij herhaalde lezing echter hebben
wij gezien, dat beide beschouwingen
nog wel te vereenigen zijn.
Vooreerst dient in het oog gevat,
dat de artikelen „1871 en 1893"
geschieven zijn naar aanleiding van
het bewerendat de antirevolutio
nairen in het voorjaar van '93 bij
herstemming in strijd met hun be
doren; hier en daar slechts prijkte een boschje
van beukeboomen en gaf eenige afwisseling aan
de eentonigheid van het landschap. Een diepe
stilte heerschte rondom, slechts afgebroken door
het geblaf van een waakhond bij de fabriek,
waarheen dokter Scheidel zijn schreden richtte.
Het woonhuis daar vlak bij werd aan zijn oog
onttrokken door een aantal hooge, rechtopgaande
boomen, wier kruinen in elkander gegroeid,
één bladerdak vormden. Om den kortsten weg
te nemen, ging bij dat boschje door. Opeens
bukte hij zich om iets op te rapen; het was
een kloin boekje, waarin een los blaadje lag,
hetwelk hjj vluchtig inkeek.
ginselen den radicaal hadden gehol
pen. Deze samenwerking bij de
stembus werd toen als vólkernen ge
oorloofd, en zelfs als liggende op de
antirevolutionaire lijn, sinds 1871
getrokken, verdedigd. Doch de Stan
daard voegde er zeer voorzic'itig bij
„Als wc een advies geven voor
een herstemming, heeft dit niets te
maken met eenige politieke combi
natie; voor de toekomst, maar blijft
onze houding voor de toekomst ge
heel vrij."
Yoorst moet opgemerkt worden,
dat in het artikel van 25 Sept. nog
niet alle samenwerking als onnut
overboord wordt geworpenneen,
dat integendeel wordt aanbevolen
en als plichtmatig aangeduid om de
voordeelen, die nu en dan door oo
genblik kelijke samenwerking kunnen
medegenomen worden, teaanvaarden.
Alleen wordt thans gewaarschuwd
tegen te hooge verwachtingen van
zulk een samenwerking, en wordt
het progeeren onzer beginselen on
der het volk als eerste en voor
naamste ideaal aangeoaid.
Ten minste, aldus meenen wij het
verband tusschen deze twee schijnbaar
tegenstrijdige adviezen te moeten op
vatten.
Mochten wij hierin mistasten, dan
verzoeken wij beleefd nadere ophel
dering van de Standaard.
mmiËW
Laatstgenoemde was een man van middel
baren leeftijd. Zijne rjjzige en forsche gestalte
was gehuld in een langen, wijden mantel, die
hem los om de schouders hing. Zijn houding
was deftig, en uit geheel zijn voorkomen kende
men terstond den rijken koopman. De uitdruk
king van zijn fijn gevormd gelaat, omgeven door
een lengen, donkeren baard, was ernstig, bijna
stroef. Met saamgeperste lippen en gefronsd
voorhoofd luisterde hij naar Barbara's verhaal
en zijn donker, doordringend oog fonkelde van
verontwaardiging, toen hij het vreeselijk lot van
Nathan vernam, en hoe men hem zelfs gewei
gerd had zijne moeder nog eenmaal te omhelzen!
Haastig trad hij op den dokter toe, die, naast
het bed gezeten, de zieke den pols voelde,
terwijl groote bezorgdheid op zijn gelaat te lezen
stond.
„Is de toestand ernstig, dokter?" vroeg hij
fluisterend, met een blik vol innig medelijden
op zijn schoonmoeder, die van zijne tegenwoor
digheid niets Boheen te bemerken. Deze was
juist met zijn onderzoek gereed, stond op, en,
den heer Mirandi een wenk gevende hem te
volgen, begaf hij zich naar een hoek van het
vertrek, waar een lang, fluisterend gesprek ge
houden werd.
De dokter wenschte de juiste oorzaak dezer
plotselinge ongesteldheid te weten. De noodza
kelijkheid hiervan inziende, gaf de heer [Mirandi
hoewel aarzelend, een getrouw verslag van het
geen er sedert de laatste maanden en ook den
vorigen dag voorgevallen was. Nu en dan bleef
hij haperen, als zocht hij naar woorden om de
vreeselijke waarheid mede te deelen; en blijk
baar kostte het hem niet weinig inspanning
datgene uit te spreken, wat hem en zijne famile,
naar hij dacht, zoo ontzettend vernederde, en
een onuitwischbai e smet wierp op ieder, die den
naam Waiscovitz droeg, of er mede verwant was.
Nathan was onschuldig, hieraan twijfelde Mirandi
geen oogenblik; maar zouden andoren er ook
zoo over denken? Is niet ieder mensch geneigd
jjet kwade voor waar te houden? Telkens
echter werd .hij weer aangemoedigd door den
blik van oprechte deelneming, waarnede dokter
Scheidel h«m dan aanzag, en door diens toon
van diep medegevoel, waardoor de gedachte aan
minachting gehoel op den achtergrond gedrongen
werd.
„Een mijner vrienden is ook daarheen ver
bannen," sprak dokter Scheidel zacht en blijkbaar
diep bewogen, „hij was mij dierbaar als een
broeder moge ook zijn onschuld nog een
maal aan den dag komen!"
„Wat zou dit baten!" sprak Mirandi bitter,
„wanneer hij geen vermogende vrienden heeft!"
„Die heeft hij," was het antwoord; „hij is
van aanzienlijke familie en heeft trouwe vrien
den, zelfs aan het hof te Petersburg;maar Eèn,
machtiger dan die allen, heeft hem zijne hulp
toegezegd
Verbaasd keek Mirandi hem aan en vroeg in
spanning: „Grootvorst Nicolaas meent gij?"
„Neen, veel maohtiger dan een der grootvorsten
is hijik meen den Koning der koningen,
Jehovah!"
„Jehovah," herhaalde Mirandi somber, „waar
om laat Hij zulke onrechtvaardige handelingen
toe? Waarom straft Hij de rechters niet, die
zich laten omkoopen, en de laaghartigen, die
anderen ten val zoeken te brengen?"
„Waarom?" hernam de dokter op een toon
van blijde verzekering, „omdat Hij wijs en goed
is: of waarom liet jHij, de Machtige Jehovah,
het toe, dat de zonen van Jakob hun godvree-
zenden broeder Jozef verkochten tot slaaf? Was
het niet om een groot volk in het leven te be
houden en hom ook te stellen tot een zegen
voor het gansche huis zijns vaders?"
Nadenkend staarde Mirandi voor zich heen,
terwijl de dokter zich weder naar het ziekbed
begaf; want de kranke had zich opgericht en,
ngstig rondziende, riep zij uit: „O Nathan,
wanneer zal Johavah ophouden te toornen over
zijn volk?"
„Als het len Messias niet langer verwerpt,"
fluisterde dokter Scheidel, meer tot zichzelven
sprekende, dan wel tot de arme lijderes, die do
woorden immers nu niet begrijpen kon!
En toch scheen zij er iets van te vatten, al
thans zij keek hem Aan, en fluisterde: „Mes
sias zal Hij komen eindelijk!"
Toen zonk haar hoofd weer terug op het kuBsen
en zij sloot de oogen. Nu wendde dokter Scheidel
zich tot Barbara, die zwijgend daar stond, en
vroeg of de zorg voor de zieke aan haar opge
dragen was? Op haar toestemmend antwoord,
gaf hij haar vele voorschriften dienaangaande, en
beloofde na een week terug te zullen komen,
waarna hij uit den tasch, die hij altoos bij zich
('roeg, eenige medicijnen te voorschijn haalde,
wolko hij haai', met aanwijzing van het gebruik,
overreikte.
„Moet gij alléén de kranke verplegen, nacht
en dag?" vroeg-de dokter.
„Ja, mijnheer," antwoordde zij, „en ik doe
het gaarneOok is er niemand anders hier, die
bet zou kun :en doen."
„Haar dochte.i Rebekka zou kunnen komen."
sprak de heer Mirandi, die naderbij getreden
was, „ik zal [haar dadelijk schrijven. .Neen,"
vervolgde hij peinzend, „dat baat niet, zij zou
alleen de reis niet kunnen ondernemen. Ik zal
haar fgaan halen en meteen mijn arme schoon
zuster het vreeselijk nieuws aangaande haar
echtgenoot mededeelen Arme Ruth, wie
weet op welke wijze zij het anders verneemt!"
zoo eindigde hij bijna fluisteiend.
Het was omstreeks vijf uur in den namiddag,
toen de beide heeren weer te paard stegen; en
vóór middernacht waren zij goed en wel op de
p'aats hunner bestemming gekomen; do heei
Mirandi in de woning zijner sohoonmoeder, waar
hij gelogeerd was gedurende zijn verblijf in
Moskou, en dokter Scheidel in zijn gehuurd
appartement in een der voorsteden. Laatstgenoem
de was een Duitscher van geboortete Berlij
had hij zijn studiën voltooid, en was toen een
jaar gaan doorbrengen bij zijn eenige zusten
echtgenoote van den heer Petrowitz te Archanger,
Vervolgens had hij zioli te Moskou als geneesl.
heer gevestigd, waar hij nu [sedert vier jaa-
woonachtig was, en zich reeds een drukke prakr
tijk had verworven. Ook nu werd hem weinig-
rust gegund, want reeds vóór het aanbreken
van den dageraad werd hij gewekt en dringend
verzocht terstond bij een zieke te komen. Een
half uur later bevond hij zich op weg, want
nooit werd zijn hulp tevergeefs ingeroepenmid
den in den nacht, of op 'theetst van den dag, im
mer was hij bereid te gaan, waar men hem riep.
Geen vermoeienis kon hem terughouden ;en aar
zelde hij soms, dan was de gedachte aan den
grooten Medicijnmeester, die steeds met innerlijke
ontferming bewogen was over alle kranken en
bedroefden, voldoende, om hem over alle bezwa
ren te doen heenzien.
Juist wierp de zon haar eerste stralen over
de weilanden en akkers, die zich aan zijn oog
vertoonden, toen hij zijn woning verliet. Haastig
liep hij voort, terwijl de frissche morgenlucht
hem verkwikte. Nu en dan blikte bij eens rond,
maar er was niet veel, dat het oog boeien kon.
Het golvend graan, dat eenige weken te voren
de velden versierde, was reeds in de schuren
verzameld, zoodat er nog slechts eenige stoppels
van te zien waren; het gras in de weilanden
was verschroeid door de brandende zomerhitte
en had geheel zijn frissche, groene kleur ve
„Dat lijkt wel zoo iets van de nihilisten,"
mompelde hij, het boekje bij zich stekende.
„Onder de fabriekarbeiders zullen er toch geen
zijn De fabrikant althans is van geheelandere
richting naar ik meen."
Hierover peinzende, was hij het huis genaderd,
waar men hem reeds bemerkte en de deur ge
opend had, want de bewoners hadden in hem ang-
stige spanning verwacht.
Intussohon begon er meer beweging in den
omtrek te komen; de arbeiders der verschillende
fabrieken hadden zich op weg daarheen begeven
en kwamen langzamerhand in groepjes aan uit
„de aarden stad" het minst aanzienlijk gedeel
te van Moskou, zoo genoemd omdat bet vroeger
1 door een aarden wal omgeven was en ook
de landlieden begaven zich aan hun dagelij ksch
werk. Eon dier groepjes sloeg denzelfden weg
in als dokter Scheidel een poosje te voren;
dicht bij de fabriek van den heer Strelitz go-
komen, staken de mannen eensklaps de hoofden
bijeen, en keken toen allen naar de richting
van het reeds vermelde boBclije, waaruit een
heer te voorschijn trad, die onrustig rondkeek
en blijkbaar iets zocht.
„De boekhouder," fluisterden sommigen. „Wat
doet hij hier zoo vroeg reeds?"
„Hij schijnt iets verloren te hebben," sprak
er een.
„Ik wou, dat hij den ganschen dag bleef zoeken,"
zei een ander, „dan zouden wij geen last van
hem hebben: hij neemt tegenwoordig een toon
aan, als ware hij mijnheer Strelitz zelf!"
Een der mannen, kenbaar een Israëliet, bewaar
de echter het stilzwijgen. Eenigszins gbezorgd
richtte hij zijn blik naar den besproken persoon,
als ware het hem gansch niet onverschillig te
weten, waarom deze zich hier bevond. De boek
houder had intusschen bemerkt, wie er naderbij
kwamen, en, een onversohillige houding aanne
mende, verwijderde hij zich langzaam, en bleef
nu en dan stilstaan om de velden en akkers te
beschouwen, naar het scheen, als ware zijn doel
'r-slechts een weinig te wandelen en de frissche
morgsnlueht te gonietondoch zoodra hij buiteu
't gezicht der arbeiders was, teekende groote
bezorgheid zieh weder op zijn gelaat, eii hij
mompelde: „Was die briet van Rolf er maar
niet in! Wie kan zoo vroeg reeds hier
geweest zijn? Ik durf er niemand naar
vragen 'tzou mij duur te staan kunnen
komen
Eindelijk beBloot hij de fabriek maar vast
binnen te gaan en daar eens rond te loopen
wellicht kon hij uit de gesprekken der arbeiders
iets te weten komen. Juist trad dokter Scheidel
het woonhuis uit. Toen hij daar voorbij kwam,
ontm etten hunne blikken elkaar. Jurg, zoo
heette de boekhouder, sloeg de oogen neder,
en wendde het hoofd af, terwijl hij haastig
groette. Dc dokter bleef even staan, keek hem
verwonderd na, en vroeg zichzelven af, waar hij
dien persoon met dat onaangenaam voorkomen
vroeger gezien kon hebben. Hij kon het zich
echter niet herinneren, en spoedde zich dus weer
voort naar zijne woning.
Eenige uren later vinden wij hem terug in
het drukst gedeelte van de Chineezcnstad. Het
was marktdag, en hoe gewoon dokter Scheidol
ook was aan de groote bedrijvigheid in een stad
als Moskou, zoo zag hij zich toch nu en dan
genoodzaakt even stil to staan, al ware het alleen
om de eindelooze treinen van vrachtwagens te
laten passeeren, wanneer hij een der hoofdstraten
oversteken moest. In de nabijheid van een dei-
vele kerken gekomen, werden juist op dat
oogenblik de deuren opengeworpen, zoodat hem
een blik daarbinnen werd gegund. Hij zag een
priester in prachtig gewaad met een kruis in de
hand, v oorafgegaan door een diaken en een voor
lezer, en gevolgd door een koorknaap, langzaam
voorwaarts treden tusschen twee rijen van knie
lende mannen jen vrouwen door, waarvan de mees
ten, toen hij voorbijgegaan was, opstonden en
hem volgden. De geheele plechtige optocht begaf
zich naar buiten, waar de omstanders eerbiedig
terugweken, het hoofd ontblootten of zelfs neer
knielden op straat.
„Arme, enwetende menschenzuchtte dokter
Scheidel, en spoedde zich voort, eensdeels om
geen tijd te verliezen, n aar anderdeels uit voor
zichtigheid. "Waarom zou hij zonder noodzaak
ergernis geven en zoo doende smaad en beschim
ping uitlokken? "Vreesde hij die al niet voor
zichzelven, dan toch voor zijn werk, dit er
wellicht door belemmerd of verhinderd zou
worden. In alle stilte bracht hij overal, waar
hij er slechts gelegenheid toe vinden kon, bij
rijken en armen, dc blijde boodschap dor zalig
heid, en nog was de aandacht der priesters niet
op hem gevestigd.
Wordt vervolgd.)