Eerste blad.
Vrijdag 29 September 1893.
Achtste Jaargang. No. 412.
Antirevolutionair
Orgaan
Will 11 mtmOBSÊBm
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
DE VERSTOOTENEN
Jodenvervolging in Husland.
T.BOEKHOYEN,
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en l/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Redaetie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie Iraneo toe te zenden aan den Uitgever.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
De aanhangige kieswet.
Veel is er reeds over de ontwer
pen van den heer Tak geredeneerd
en veel, zeer veel zal er nog over
gepraat worden, zoowel in als buiten
het Parlement, alvorens de nieuwe
kieswet in het Staatsblad verschijnt.
Nu men dezen zomer halverwege
in het werk is blijven steken, en
straks de begrootingen er weer tus-
schen komen, vermoedt men, dat de
zaak in dit jaar niet eens meer
wordt afgehandeldja zelfs is het
twijfelachtig of de openbare discus
sie dit jaar nog wel zal worden
heropend.
Gelijk vanzelf spreekt, kunnen
wij in dit weekblad niet alle be
langrijke bijzonderheden ter sprake
brengen, welke in de Kamer-debatten
ten gehoore kwamen.
Maar het verblijdt ons, als resul
taat van die debatten te kunnen
neerschrijven, dat de kansen op aan
neming van 's Ministers ontwerp zeer
zijn toegenomen.
Niet, dat de Kamerleden óver het
algemeen met de wetsontwerpen,
zooals ze daar liggen, zijn inge
nomen. Over slechts weinige onvoor
waardelijke medestanders kan de
Minister zich verheugen Inzonder
heid de voorgeslagen schrijfproef
en de verlangde aanvrage om het
kiesrecht vinden weinig genade. Doch
dit zijn geen hoofdzaken. Wél echter
is hoofdzaak (pit en kern van de
wet) dat het kiesrecht thans finaal
wordt uitgebreiddat zonder lan
ger dralen de verste sprong wordt
gewaagd, die onze tegenwoordige
Grondwet toelaat. En voor die hoofd
zaak zijn nu, naar het schijnt, de
meeste Kamerleden wel gewonnen.
Sommigen noodgedrongen, het is
zoo. Maar die nood wordt dan toch
nu, veel meer dan vroeger erkend.
En dat is reeds veel gewonnen.
De meerderheid der Kamerleden
schijnt te gaan inzien, dat er wat
moet gedaan worden om het ver
trouwen op de volksvertegenwoordi
ging te versterkenalsook, dat men
niet zoo heel veel waagt bij uitbrei
ding van het kiezerscorps.
O ja, zoo nu en dan gaven som
mige woordvoerders wel hoog op
van het vertrouwen, dat naar hunne
meening nog genoten wordt door de
Kamers in haar tegenwoordige samen
stelling.
Maar de feiten konden niet weg
tij wilt hem dus niet tot een leuge
naar maken Luister dan, en neem Zijne
verzekering aan."
geredeneerd worden. Dat de uit
betrekkelijk weinig kiezers voortge
komen Kamers met bijna geen en
kele voorname quaestie van staats
beleid gereed kwamen, durft men
nauwelijks meer loochenen. De
schoolquaestie, wat het lager onder
wijs betreft, nu uitgezonderd, wach
ten de socialequaestie,delegerquaestie,
marine en koloniën (denk slecht aan
Atjeh) nog steeds op reformatie. Ook
het finantiewezen is nog slechts zeer
ten deele geregeld. De gemeente-
finantiën zijn nog hopeloos in de war.
Dit alles wordt thans meer dan
vroeger van verschillende zijden toe
gestemd. En het geroep om toelating
van meer kiezers, dat onder dien
druk der omstandigheden opgaat,
begint kennelijk meer de ooren der
machthebbenden te bereiken. Zoo
schijnt men <L.n te gaan beseffen,
dat er eigenlijk weinig keuze is, en
dat 's lands belang de aanneming
van de wet vordert. Als dus de heer
Tak tog. n. ver de voorgestelde amen
dementen (ook de heeren Mackay
en van Alphen leverden er een in)
een weinig toeschietelijk is. dan zal
de wet wel met tamelijk groote
meerderheid van stemmen worden
aangenomen.
Hierover zullen wij ons verblijden.
Niet omdat die kieswet geheel
naar het bart der antirevolutionairen
is. Dan kan niet. Geen enkel Minis
ter, hoe goedgezind ook, kan onder
de tegenwoordige Grondwet, den
antirevolutionaiien in zake kiesrecht,
alles geven wat zij verlangen. Maar
de oorzaak onzer blijdschap zal dan
hierin liggen, dat de nieuwe kieswet
formeel zeer dicht het (antirevolutio
naire hu;sman8kiesrecht nabij komt,
en dat er een der voornaamste
twistappels van het politiek terrein
is weggenomen, zoodat het andere
werk kan opschieten.
Organisatie
In ons artikel „aristocratie en
democratie" hebben wij een vorig
maal pogen duidelijk te maken, dat
er over het algemeen, zoomin inde
kerk als in de maatschappij en in de
politieke zaken genoeg samenwerking
is tusschen de verschillende, door God
verleende gaven en krachtendat
men niet genoeg het vei hand waar
deert, hetwelk er tusschen de hoofd
en de nevenfunctiën behoort te be
staan, en dat dit zeer schadelijk is
voor het geheel van onze kerkelijke,
politieke en andere levenskringen.
De Delvenaar maakt opzichtens
dit onderwerp nog eene opmerking,
die wij mede gaarne onder de aan
dacht onzer lezers brengen. Deze
namelijk, dat men goed moet onder
scheiden tusschen organisatie en
centralisatie. „Centralisatie," zegt de
redactie, „is samentrekking van macht
of werking in een middelpunt of
centrum organisatie is eene georden
de saam voeging der verschillende
organen of werktuigen."
Men zou hier nog als derde het
stelsel der negatiemiskenning of
veronwaarding kunnen bij voegen.
Doch, ook al laten wij dit brutaal
op zijde dringen van hetgeen God
de Heere tot welstand van het
gemeenschappelijke leven aan de
menschenkinderen schonk, buiten
rekening; dan nog maakt het een
groot onderscheid, of de arbeid van
de verschillende leden, die tot het
geheel behooren, enkel wordt ge
regeldzoodat op natuurlijke wijze
elk lid, elk orgaan tot zijn recht
komtdan wel of men alle levens
kracht in één middenpunt zoekt
samen te dringen.
Het eerste verhoogt de levenskracht,
doch het tweede doet het leven
ontaarden en vermindert zijn k> acht.
Dit wil niet zeggen, dat organi
satie en centralisatie altijd vijandig
tegenover elkaar staan. Dat zij verre.
Een goede organisatie brengt vaak
eenige centralisatie mede. Doch bij
de hier gemaakte tegenstelling hebben
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
SOMMEIjSD tJH.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
13.) OP DE
HOOFDSTUK
V.
IN SIBERIË.
„Gij hebt waarheid gesprokenzei
Nathan haastig op hen? toetredend, toen
hij binnenkwam. „Jezus van Nazareth
was waarlijk de Messias, de Koning
Israëls
Terrast zag de aangesprokene hem
aan verrast en toch smartelijk getroffen
door den zwaarmoedigen toon, waarop
die woorden uitgesproken werden.
„Zijt gij er door teleurgesteld, Nathan?"
vroeg hij, met een mengeling van ver
bazing en droefheid.
„Ik ben verslagen, en zie nergens
uitkomst," antwoordde deze zuchtend
„verstooten en verlaten wist ik mij door
Jehovah, en mijne ziel was vervuld met
bitterheidverworpen gevoel ik mij thans
door Hem, dien ik eeuwig zou wenschen
te dienen, Jezus Christus, den Zoon van
God."
Een straal van vreugde vloog over
't gelaat van Alexandrowitsch. Duidelijk
was het hem, dat het licht van Godin
die duistere ziel was doorgedrongen, en
hij dacht aan de woorden van den Heere
Jezus, eenmaal tot Petrus gesproken bij
een dergelijke belijdenis: „Vleesch en
bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar
mijn Vader, die in de hemelen is."
Intusschen had hij een Nieuw Testa
mentje te voorschijn gehaald, en Nathan
aanziende, vroeg hij zacht
„Waiscovitz, wilt gij den Gezalfde
des Heeren nog langer smaadheid aan
doen P"
„Neen, waarlijk niet!" riep Nathan
verschrikt uit; „wat meent gij?"
Toen las hij „Komt tot Mij, gij allen
die vermoeid en belast zijt en Ik zal u
rust gevenDie tot Mij komt, zal
Ik geenszins uitwerpen."
Nathan boog het hoofd en zweeg.
„Wilt gij tot Hem niet komen vroeg
Alexandrowitsch.
„Ik heb Hem veracht en bespot,
menigmaalHij moet zich van mij af-
keeren."
„Hij werd gekruisigd tusschen twee
moordenaars, die hem bespotten en las
terden. Eén daarvan was dienzelfden dag
met Hem in het Paradijs. Hij werd
niet verworpen, maar terstond aangeno
men. Er staat geschreven: „Die in den
Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven."
Met deze woorden stond Alexandro
witsch op, drukte Nathan hartelijk de
hand, en liet hem alleen met zijne over
denkingen. Nauwelijks echter was hij
weggegaan, of Nathan viel op de knieën,
hief de handen smeekend omhoog, en
riep uit: „O, Heere Jezus! neem ook
mij aan, gelijk den moordenaar, die U
lasterde
Toen was het, als viel hem een steen
van 't hart. „De straf, die ons den vrede
aanbrengt, was op Hem." Als balsem
voor de wonden zijner ziel drongen deze
woorden in hem en, zij het ook al vree-
zende, toch was hij thans in staat zich
vast te klemmen aan de hand die hem
ter redding was toegestoken. Een onge
kende vreugde begon zijn hart te ver
vullen ja, de vrede die alle verstand
te boven gaat, werd ook zijn deel, en
nu begreep hij, hoe Alexandrowitsch te
midden van zijne ellende had kunnen
danken. Hij kon het thans zelf!
HOOFDSTUK
Y.
DOKTER SCHEIDEL.
„O, Nathanmijn arme, ongelukkige
NathanKon ik maar bij u zijn om uw
leed te verzachtenZoo jammerde
mevrouw Waiscovitz, toen zij weder
tot bewustzijn kwam. Terstond trad Bar
bara nader, en zag haar met een blik
vol innig medelijden aan doch tevergeefs
zocht zij naar een woord van troost.
Zijzelve was radeloos van smart en vond
niet de minste verlichting, al riep zij
ook voortdurend alle heiligen aan om
erbarming voor haar goeden meester.
„O, Barbara! nooit, nooit zal ik hem
weerzien! is het niet vreeselijk klonk
het weder in vertwijfeling.
„Misschien hierboven," sprak de huis
houdster zacht en zonder haar aan te
zien, want de vraag rees in hare ziel
op, of een Jood ooit kans had om „naar
boven" te gaan?
„Neen, neenGod heeft ons verlaten
Nathan was vroommaar toch is de
toorn van Jehovah over hem geko
men
Barbara wist niets te antwoorden, zij
zuchtte en keerde zich naar het venster
om hare tranen te verbergen. De zon
was reeds ondergegaan, doch met de
nadering van den nacht werd het niet
stil in den omtrek; integendeel, men
vernam steeds meer het hotsen van wa
gens over den straatweg en het geschreeuw
van voerlieden, die thans, na een ver-
kwikkenden slaap gedurende het heetst
van den dag, met nieuwen moed hun
tocht gingen voortzetten. In de verte
weerklonk nog het vroolijk gezang der
maaiers, die huiswaarts keerden, en dicht
bij het geblaf der honden, die verlangend
uitzagen naar het overschot van den
avondmaaltijd. Barbara sloot het venster
met driftig gebaar; zij gevoelde iets als
van wrevel bij zich opkomen, dat alles
in de wereld zoo rustig voortging, terwijl
zulk een schandelijk onrecht gepleegd
werd aan iemand, zoo goed en trouw
als mijnheer Nathan was!
Mevrouw Waiscovitz was juist in een
lichte sluimering gevallen. Met het hoofd
voorover gebogen zat zij in haar grooten
leunstoel. Een vuurroode plek was zicht
baar op haar eerst zoo doodsbleek ge
laat, en haar ademhaling was kort en
onregelmatig. Nu en dan schrikte zij
even op, staarde verwilderd rond en liet
dan het hoofd weer op de borst zinken.
Met steeds toenemende bezorgheid stond
Barbara hare meesteres gade te slaan.
Eindelijk sloop zij zacht de kamer uit,
en begaf zich naar het groote woonver
trek, waar haar zwager met zijn gezin
aan den avonddisch gezeten waren.
„Jaspar," sprak zij op gejaagden toon,
haastig op hem toetredend, „kunt ge
niet iemand naar de stad zenden om
een dokter? ik vrees, dat mijn goede
mevrouw hard ziek gaat worden."
De boer zette bedaard zijn kom met
zure kaas, die hij in de hand hield,
neder, en keek een poosje zwijgend voor
zich. „Ik zal zelf gaan," sprak hij
eindelijk vastbeslotendaarna stond hij
op, begaf zich naar den stal, en een
kwartier later bevond hij zich in zijn
karretje op weg naar Moskou.
Intusschen was Barbara teruggekeerd
naar de slaapkamer barer meesteres;
doch verbeeldt u bare ontsteltenis, toen
zij deze voorover op den vloer vond lig
gen. Tevergeefs beproefde zij haar op te
richtenzij moest de hulp barer zuster
gaan inroepen en met vereende krachten
gelukte het haar, de bewustelooze in bed
te leggen. Na een poosje sloeg zij de
oogen weer op, keek angstig rond, en
strekte de armen uit, evenals toen zij
de bannelingen bad zien aankomen
daarop begon zij allerlei wartaal te spre
ken. Meer en meer verhief zich de
koorts, en Barbara we.id hoe langer hoe
angstiger, want minstens twaaf uren
moesten er nog verloopen, eerde dokter
kwam. Eindelijk, tegen het aanbreken
van den morgen, werd de zieke wat
rustiger. Met gesloten ooger lag zij daar,
blijkbaar uitgeput. Het baar, binnen
eenige dagen vergrijsd, hing verward
om de slapen; en met diepe droefheid
staarde Barbara op dat gelaat, nu zoo
bleek en ingevallenhet scheen wel, of
hare meesteres binnen enkele dagen tien
jaar ouder geworden was.
Daar hoorde zij het geratel van wie
len op het erf. Een straal van hoop
vloog over haar gelaat. Behoedzaam
stond zij op, en reeds kwam de boer
haar in den gang te gemoet.
„Nu al terug, Jaspar?" vroeg zij,
„en alleen vervolgde zij op
een toon vol teleurstelling.
„Wees gerust, Barbara," was het ant
woord, „de dokter komt over eenige
uren, vergezeld door den heer Mirandi
uit Odessa, dezen moest ik toch ook in
kennis stellen met den toestand zijner
schoonmoeder, niet waar?"
„O, Jaspar, wat ben ik blij, dat ge
dit gedaan hebt; ik had geheeivergeten
het je te vragen
Daarop keerde zij haastig terug, en
nam hare plaats aan het ziekbed weer
in. Drie uren gingen langzaan voorbij.
Opnieuw begon de koorts zich te ver
heffen. Vol bezorgdheid begaf de trouwe
oppasseres zich naar een der vensters in
het aangrenzend vertrek, dat uitzicht gat
op den straatweg, die als een reusachtig
lint zich kronkelde door de eentonige
vlakte. Dtar zag zij heel in de verte
ten stofwolk oprijzen, en weldra onder
scheidde zij duidelijk twee heeren te
paard, in snellen draf nader komende.
„Nathan, o Nathan, blijf hier! Laat
mij niet alléén weerklonk het eensklaps
op angstig smeekenden toon uit het
ziekenvertrek. Barbara spoedde zich daar
heen, en trachtte hare meesteres zachtjes
tot bedaren te brengen. Hiermede noch
bezig, trad, tot hare groote vreugde, de
dokter binnen. Zij trad nu een weinig
terzijde, en, den heer Mirandi bemer
kende, die ook binnengetreden was, be
gon zij dezen al fluisterend mededeeling
te doen van het gebeurde.
Wordt vervolgd.)