Vrijdag 25|Avtgustus 1893.
Achtste Jaargang. No. 407,
Antirevolutionair
Orgaan
FEUILLETON.
N HOÖËIGN O VINCE S
T.BOEKHOYp,.
DE VERSTOOTENEN
Jodenvervolging in Rusland.
SOMMELSnMJH:
Alle stukken voor de Redaetie bestemd, Advertentiën en verdereAdministratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Constitutie.
De tegenstanders van een finale
uitbreiding van het kiesrecht bren
gen maar aldoor het argument te
berde, dat toch het mindere volk
niet regeer en kan.
Dit bezwaar is onder de revoluti
onairen alleen te bestrijden door de
opmerking, dat de rijken en geleer
den volstrekt geen bewijs hebben
gegeven in de laatste halve eeuw,
dat zij zoo goed regeeren kunnen.
Getuige de nijpende sociale nood en
de toenemende verwarring. Dit is
de pleitgrond der radicalen om zoo
spoedig mogelijk het kiesrecht uit te
breiden onder alle standen, opdat
ook de geringeren hun invloed bij
de stembus kunnen inmengen.
De ««^revolutionairen echter heb
ben ter verdediging der finale kies
recht itbreiding dit wapen niet noo-
dig. Zij toch willen niet regeeren;
zij zoeken geen vol/cs-souvereiniteit
of volks regeering in dien kwaden zin,
dat de Overheid voor niets geacht
wordt en de burgers onderling met
de domme kracht van de stemm en-
meerderheid (de helft plus één of
meer) zullen uitmaken hoe zij zichzelf
regeeren zullen.
O neen, van zulk een averechtsche
opvatting van den arbeid der Staten-
Generaal en de regeling van het
kiesrecht moeten zij niets [hebben.
Neen, maar alDs wat de antire
volutionairen met hun vragen om
meerdere stembiljetten beoogen is,
dat, globaal genomen, alle huisva
ders, of in het algemeen zij die ge
roepen zijn van Godswege om hun
huisgezinnen te besturen, gelegenheid
krijgen om op die punten waar dat
bestuur (hetwelk uit den aard der
zaak zelfstandig is) èn het Overheids
bestuur elkaar raken, een degelijk
houdbaar verweermiddel te hebben
tot handhaving van eigen zelfstan
digheid en vrijheid.
En zie, dat is nu juist ook het
doel van een goede grondwet of
constitutie. Deze mag niet strekken
om het gezag der Kroon omver te
halen. Dat is het misbruik, hetwelk
in onze eeuw van de constitutioneele
rechten werd gemaakt. Maar zij dient
tot regeling van de verhouding lus-
schen het koninklijk gezag eenorzijds
en het gezag van de bestuurders dei-
familiekringen anderzijds.
Nu behoeven de antirevolutionairen
toch waarlijk niet de bepleiting van
een noodzakelijk recht te laten varen,
omdat andere partijen dat recht op
eene goddelooz?, de natie verwoes
tende wijze willen uitbreiden.
Goede beginselen moet men dur
ven verhouwen.
Slechts komt het er op aan, dat
zij nauwkeurig worden gekendwant
o zooveel veroordeeling en laster is
het gevolg van schromelijke onkunde.
Om die onkunde op te heffen, is
medewerking van de kerkelijke
leeraren onmisbaar.
Niet dat de predikanten op den
kansel de onderdeel en van de politiek
zouden moeten behandelen. Dit zoude
verre van stichtelijk zijn. Maar
evenals het hun roeping is bij gele
genheid de ouders te wijzen op hun
dure roeping om hun kinderen in
de leering en vermaning des Heeren
op te voedenevenals zij de leden
der Kerk aansporen om in het hu
welijksleven trouw, in den handel
eerlijk, tegenover dienstboden recht
vaardig te zijn en zooveel meer,
evenzoo kunnen zij omtrent het
staatsburgerlijk leven de rechte be
ginselen aanwijzen en de hoorders
opwekken om ook in dit opzicht
hun plicht te betrachten.
Bij de behandeling vanRom. 13:
1 7 b.v. of van Tim. 2: 1 of van
Jer. 29: 7 kan duidelijk de betrek
king tusschen overheid en onder
danen geschetst worden, kan uit
eengezet, dat de verplichting der bur
gers om aan de gestelde machten
onderworpen te zijn, geenszins be
doelt het vernietigen van de zelf
standigheid der onderdanen, zoodat
deze binnen zekere door Gods "Woord
gestelde perken wel terdege mogen
opkomen voor de hun bij de Grond
wet toegewezen rechten kan betoogd
worden, dat zij dit ook behooren te
doen, ten einde hun overige plichten,
die van 's Heeren wege geboden zijn,
te kunnen betrachten plichten tegen-
en schoolomtrent
over de huisgenooten en de land-
genootenplichten in de eigen ge
meente en daarbuitenplichten om
trent kerk
arbeiders en nooddruftigen.
Kortom, het behoort den leden
der Kerk met hoogen ernst voorge
houden te worden, dat zij niet slechts
godsdienstig behooren te zijn in de
Kerk en in de binnenkamer, maar
óok in hun werkkringóok in het
bedrijf voor hun brood, en niet het
minst ook in het waarnemen
van hun staatsburgerlijke roeping.
Gods Woord geeft licht, niet slechts
over een deel van het menschelijk
leven, maar over het geheele leven.
Door nu de lamp van dat woord
ook bij het staatkundig terrein te
houden, zullen de burgers eenerzijds
tot betoon van ambitie in de zaken
der gemeenschap geprikkeld worden
en anderzijds afgehouden worden van
de revolutionaire doolpalen. Ja op
die wijze zal het volk helder leeren
onderscheiden tusschen de verphehte
uitoefening van verleende rechten
en de noodlottige gevolgen van wil
lekeurige machtsoverschrijding.
Uit de Pers.
mm M MM12M!
mmw
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
8.) OP DE
HOOFDSTUK
III.
VERBANNING EN ONTVLUCH
TING.
Mevrouw Waiscovitz zat meestal stil
op haar kamer, uren lang turende over
de wijd uitgestrekte vlakte, alsof zij daar
iets zocht. Op zekeren dag zag zij een
groote stofwolk verrijzen aan den horizon
zeker weer een troep bedevaartgangers
of een karavaan kooplieden, dacht zij.
Toch bleef haar oog er voortdurend op
gericht.
Het scheen een groot gezelschap te
wezen. Plotseling stond zij opin zenuw
achtige gejaagdheid liep zij naar buiten,
de binnenplaats over en het poortje door,
dat buiten de steenen omheining voerde.
Reeds was de stoet genaderd; wagens
volgepropt met vrouwen en kinderen
hotsten over den stoffigen wegdaarvoor
liepen mannen met gebogen hoold, twee
aan twee aan elkander geketend, en een
troep soldaten begeleidde de treurige
optocht. Roerloos stond de weduwe daar,
met de linkerhand tegen 't hart gedrukt,
als wilde zij het heftige kloppen doen
bedaren, terwijl alle kleur uit haar ge
zicht verdwenen was. Haar blik vloog
over de lange rij, en „Nathan!
Nathan!" gilde zij opeens; „mijn zoon!
o, mijn zoon!" toen zakte zij in
elkaar, met de handen nog smeekend
omhoog, als wilde zij den aanvoerder tot
erbarming bewegen. Een der ongelukkigen
had het hoofd opgehevenhij wankelde,
bleef staan en stamelde: „Moeder, lieve
moederO, dat is al te hard
„Wat gebeurt hier riep de aanvoer
der op tamelijke barschen toon; „voort!
geen stoornis! Wij hebben geen tijd te
verliezen
„Kapiteinriep [Nathan Waiscovitz
bijna in vertwijfeling, terwijl de gevan
gene, aan wien hij vastgeketend was,
hem zijns ondanks meesleurde, „mijn
moeder is het, kapitein! Zie daar!
O sta mij toe haar even te omhelzen en
een woord van afscheid te geven voor
mijn vrouw en kind!"
Een oogenblik scheen de aanvoerder
bewogen, doch aan zulke tooneelen reeds
lang gewoon, herstelde hij zich spoedig,
en sprak: „Kom, kom, geen getalm!
Ziet ge ook niet, dat zij bewusteloos is?
Ge wilt toch niet, dat wij allen blijven
wachten, totdat zij hare bezinning terug
heeft, en gij op uw gemak afscheid nemen
kunt?"
En voort ging de troep, steeds voort,
tot er geen enkele woning, geen boom
zelfs meer was te ontdekken, niets dan
de bruingroene steppe tot in de verste
verte; terwijl de stilte slechts werd af
gebroken door het gerammel der ketenen,
het geschrei van een kind, of het geroep
van den aanvoerder; behalve natuurlijk
het hotsen en stooten der wagens en den
sleependen tred der vermoeide voetgan
gers. Uren achtereen hield de vervelen
de marsch aan; eindelijk, daar werd
weder een huis zichtbaar! Een somber
gebouw was het; toch werd het met
vreugde begroet door de arme bannelin
gen en allen, die deel uitmaakten van
den treurigen stoet, want het was een
der vele doorgangsgevangenissen, waar
halt gehouden werd en eenige verkwik
king hen wachtte. Aan soldaten, zoowel
als veroordeelden, werd een roggebrood
en een half kilo vleesch uitgereikt; gre-
tig werd dit voedsel genuttigd, en binnen
een half uur lagen al de mannen op den
harden vloer uitgestrekt om eenige uren
rust te genieten. Sommigen glimlachten
in hun slaapde geest was teruggesneld
naar het vriendelijk tehuis, naar de ouder
lijke woning of het gezellig verkeer met
vrienden en bekendenzij zagen zich
omringd door al wat het leven veraan
genamen kan helaas, hoe vreeselijk
zou het ontwaken zijnHoe menig
een is aan hen gelijkhoe velen leven
voort als in een ijdelen droom, brengen
hunne jarendoor in bedriegelijk zingenot,
om aan gindsche kust eerst teontwaken
tot de ontzettende werkelijkheid!
Eén echter bevond zich daar, op wiens
gelaat een vrengdestraal blonk, en bij
wien zelfs bij het ontwaken geen doffe
moedeloosheid intrad. Toch was ook hij
een banneling. Was zijn lot dan wellicht
minder hard dan dat van de anderen
In één opzicht welhij had geen vrouw
en kinderen achtergelaten, want die had
hij niet; en al was ook hij van zijne
geliefde betrekkingen en vrienden ge
scheiden, het viel hem minder zwaar
zijne gedachten af te trekken van het
geen achter hem lag. Toch was zijn lot
alles behalve benijdenswaard. Geboeid
was hij, en geboeid zou hij blijven. Hij
was veroordeeld tot den zwaren mijnar-
beid, en zou zich niet als sommigen zij
ner lotgenooten, tot op zekere hoogte
althans, in een zekere vrijheid om te
gaan waar zij wilden, of om hun eigen
handwerk of beroep uit te oefenen, mo
gen verheugen. Maar zijn blik was ge
richt op de toekomst, en die lag niet
in Siberië, doch ver daar boven in het
land der eeuwige heerlijkheid, waar hem,
dit wist hij zeker, een woning was be
reid. Niet Tobolsk was de plaats zijner
bestemming, maar „de stad, welker
kunstenaar en bouwmeester God iswaar
Een jaar uitstel.
Zoo is dan besloten de kieswet voor
het publiek op te bergen in een der
koude noch hitte iemand meer kwellen
kanwaar de dood niet meer zijn zal,
noch rouw, noch gekrijt en waar
God zelf alle tranen van de oogen zal
afwisschen." (Openb. XXI: 4.) Was het
wonder, dat een glimlach nu en dan zijn
bleek gelaat verhelderde, wanneer hij aan
dit veruitzicht dacht
Geheel anders was het met Nathan
"Waiscovitz, wiens toestand door geen
enkele straal van hoop dragelijk werd
gemaakt. Ook kon hij den slaap niet
vatten, hoezeer zijn uitgeput lichaam en
zijn vermoeide geest daaraan behoefte
gevoelden. De doffe neerslachtigheid, die
aan wezenloosheid grensde, was geweken;
sedert eenigen tijd had hij getracht zich-
zelven te beschouwen als dood voor de
wereld, als een machine, die slechts dooi
de wilskracht van anderen in beweging
gebracht kon wordengeen herinnering
wilde hij meer toelaten in zijn gefolterd
brein, geen hoop meer koesteren voor
de toekomstdoch het gezicht zijner
moeder had hem plotseling weer opge
schrikt, hare verschijning had de won
den opnieuw opengeretende vlijmende
smart in zijn boezem kon hij thans niet
meer verdooven. En daarbij was zijne
ziel vervuld met bitterheid jegens de
onrechtvaardige rechters, die nauwelijks
de moeite genomen hadden onderzoek
te doenverontwaardigd tegen den Kei
zer, die zulk onrecht toelietminachting
jegens allen, die te lafhartig waren ge
weest om er hun stem tegen te verhef
fen.
Tegen het aanbreken van den morgen
werd de tocht hervat. Na enkele dag
reizen bereikten zij Perm, waar gewacht
moest worden op bannelingen uit ande
re deelen des lands. De veroordeelden
en hunne geleiders moesten in hun eigen
onderhoud voorzien, waartoe zij in staat
gesteld werden door soldijbovendien
lokalen van het gebouw der Kamer
tot Februari zegt de „Boodschap
per."
Althans zoo wordt beweerd door
hen, die van optimisme op dat punt niet
overvloeien. En inderdaad hoezeer
wij hopen, dat het anders zal zijn, wij
kunnen met den besten wil niet inzien,
dat de Kamer gelegenheid heeft om de
kieswet zoo vlug af te doen, dat de
Eerste Kamer haar vóór 1 Januari nog
kan behandelen.
Immers, den 20n September zullen de
afdeelingen beginnen met het onderzoek
der amendementen. Dan volgt een be
hoorlijk opgesteld verslag van de Com
missie van rapporteurs, waarover de
Minister zijn gedachten zal moeten me-
dedeelen. Laat ons aannemen, dat één
en ander vóór 1 November achter den
rug is, heeft de Kamer dan nog tijd om
de artikelen van de drie wetten te be
handelen, waarmede zeker vijf weken
gemoeid zijn Men vergete toch niet,
dat gewichtige wetsontwerpen waar
onder het suihenvetje op afdoening
wachten en dat de begrootingen vóór
Kerstmis aan kant moeten zijn.
Maar aangenomen dat het onmogelijke
mogelijk is, zal dan de Eerste Kamer
nog voor 1 Januari met de kieswetten
gereed kunnen zijn? Wie het geiooven
wil, die geloove het.
En indien al beide Kamers vóór Kerst
dag met de kieswetten klaar zijn, dan is
het nog onmogelijk voor den Minister
om met 1 Januari met de uitvoering te
beginnen. Tal van voorbereidende maat
regelen moeten daartoe getroffen worden,
b. v. ten aanzien van de bevolkingsregis
ter-s, en daarmede gaan licht eenige we
ken heen.
kreeg ieder dagelijks ongeveer een half
kilo vleesch, ook de vrouwen en kinde
ren, die vrijwillig gevolgd waren; en
konden zij iets verdienen, dan mochten
zij dat houden.
Van Perm tot Tjoemen, de eerste
verbanningsplaats in Siberië, werd de
reis voortgezet in groote wagens, die
met hun getraliede bovenverdieping veel
op vogelkooien geleken. Het was bijna
October, zoodat het al koud begon te
wordenook werden zij dikwerf ver
schrikt door het gehuil van wolven, en
moesten op hunne hoede zijn voor de
rondsluipende beren. Te Tjoemen bleef
een groot aantal der gevangenen achter,
doch Alexandrowitsch, de „gelukkige"
banneling, en Nathan Waiscovitz, waren
onder hen, die de reis moesten voortzet
ten. Met ongeveer 600 man werden zij
ingescheept op een groote stoomboot, die
evenals de wagens op een vogelkooi ge
leek. Hoe treurig zaten zij daar, dicht
opeen gepakt, achter en onder de tralies!
En toen zij eindelijk Tobolsk bereikt
hadden, werden Alexandrowitsch en
Nathan met nog enkele anderen naar
de mijnen verwezen, en moesten deze
beiden, aan elkander vastgeketend, hun
zwaar werk te zamen verrichtten.
Arme bannelingenwanneer zal
er verandering komen in uw treurig
lot?
Doch verlaten wij hen voor een poos
je, om naar de betrekkingen van Nathan,
die in zoo grooten kommer achtergeble
ven waren, om te zien. Ruim drie weken
na het afzenden van den brief naar
Moskou, met het bericht van den brand,
vinden wij Ruth en Rebekka weer in
de huiskamer bijeen, beiden in rouwge
waad laatstgenoemde met sporen van
diepe droefheid op 't gelaat.
(Wordt vervolgd