YDÜJi II SIMmDa SiJ mmm
Vrijda;
28fJuli
1893
Achtste Jaargang. No. 403,
An tirevo lutionair
Orgaan
IN HOC SIGN O VIN CE S
T.BOEKHOYEN,
Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMUELSBIJM.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Dionstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Berusting.
Het klagen over malaise is zoo
algemeen geworden, dat de gehoor
zenuwen er haast voor verstompt
zijn. Frabikanten, landbouwers, be
oefenaars der wetenschap, ambtena
ren, onderwijzers, werklieden, het is
bijna gelijk, met wien men spreekt,
maar van alle kanten uit zich de
ontevredenheid.
Waar zit de oorzaak? Zeker, de
Overheid beeft mede schuld aan al
die klachten. Green wonder ook. Als
de geheele natie achteruitgaat, dan
zijn de regeeringspersonen er vanzelf
mede onder begrepen, en dit komt
uit in hun werk.
Maar daarom moet het volk dan
ook nooit alle schuld wijten aan of
alle herstel verwachten, veel minder
nog afeischen van de Overheid.
Neen, zal onze natie zich weer
gelukkig gaan gevoelen, dan moeten
de voorwaarden daartoe meest in
eigen omgeving gezocht worden.
Al wat de Overheid doen kan is,
dat zij door wijze wettelijke bepa
lingen de vrijheid en zelfstandigheid
der maatschappelijke kringen bevor
dert, dat zij den bodem zoo pro
ductief mogelijk tracht te maken,
ook door het aanleggen van goede
verkeerswegendat zij zelve zoo
zuinig mogelijk huishoudt en dat zij
de belastingen zoo evenredig doenlijk
verdeelt. In die maatschappelijke le
venskringen zelve echter moeten de
burgers het onderling met elkaar
kunnen vinden. Loopen daar de ver
houdingen in de war, dan kan de
Overheid er weinig of niets aan
doen. Als het al te erg wordt, en
er oproeren ontstaan, d^a kan zij
bij oogenblikken met politie en mi
litaire macht optreden, doch deze
hulp is veeleer te vergelijken met
het mes van den wondarts dan met
de geneeskundige kruiden van hem,
die de inwendige kwalen bestudeert.
Want als het organisme in zijn fijn
ste deelen ongezond is, dan baat geen
uitsnijding van het kwaad op slechts
enkele plaatsen.
Maar de rijken, de aanzienlijke
werkgevers en kapitalisten dan, dra
gen die geen sciiuld O zeker, maar
zij niet alleen. De mindere standen
staan evenzeer schuldig aan de toe
nemende maatschappelijke verwar
ring.
Hoofdfout is, zoowel bij de wei
nig, als bij de veel bezittende klas
sen, dat de meerderheid uitgaat van
een revolutionaire levensbeschou
wing, en het geluk zoekt op plaatsen
waar het niet kan gevonden worden.
Tot onze oud-vaderlandsche zeden
behoort, dat het gros van de bur
gers met lust en genot zijn werk
deed. Dit kwam hieruit voort, dat
men het leven zelf meer waai deerde,
en dat men waarde hechtte aan het
volbrengen van een bepaalde levens
roeping. En dit stond weer hierme
de in verband, dat men geloofde aan
het wettig bestaan van allerlei ran
gen en standen; dat men de onge
lijke lotsbedeeling niet toeschreef aan
menschelijke willekeur, of aan een
onbewust noodlot, maar dat men
daarin allereerst de hand zag van
een al wijs en albesturend God, die
het tot ons bestwil zoo verordend
heeft. Daarbij geloofde men meer
algemeen aan het eeuwig voortbe
staan van den eenmaal geschapen
mensch, en beschouwde daardoor de
stoffelijke genietingen hier beneden
uit een hooger oogpunt. Daardoor
oefenden die genietingen ook niet
zulk een onweerstaanbare aantrekke
lijkheid uit op hen, die er ten deele
van verstoken waren terwijl zij, die
er mede bevoorrecht werden, er zich
minder op verhoovaardigdeze min
der uitstalden, en er hun minderen,
vooral hun dienstpersoneel meer in
lieten deelen. Kortom, de begeerlijk
heid der oogen en de grootschheid
des levens oefenden toen niet zulk
een overweldigende kracht in de
maatschappij als thans. Men zag
heerlijkheid in het leven op zichzelf
en in het verkrijgen van een „be
scheiden deel." Men genoot dat „be
scheiden deel" met een rustig en
tevreden hart, en men bleef daarbij
lang jong en kloek en veerkrachtig.
Maar wat is het tegenwoordig
Sedert het geloof aan de Voorzie
nigheid, aan de wijsheid en de al
macht Gods is onderdrukt en goed
deels uitgesleten; sedert de gedach
ten aan dood en eeuwigheid stelsel
matig worden verdrongen, en het
gewagen van een vergelding hier
namaals in veler ooren zelfs bespot
telijk klinkt, krijgt het mensche-
lijk leven èn andere inwendige drijf-
veeren èn andere uitwendige vormen.
Uitgaande van de gedachte, dat
de mensch, zal hij ooit iets genie
ten, het alles in dit vergankelijk
leven moet verkrijgen, is er een bo
venmatige zucht naar verandering
en naar vooruitgang. Men heeft geen
rust meer in het waarnemen der
ééns aanvaarde plichten en werk
zaamheden, maar men zochtj deze
deels te ontduiken, en deels er zich
spoedig door heen te slaan, om dan
in streeling der zinnen het eigenlijke
leven te gaan genieten. Natuurlijk
stuit men daarbij telkens op de
tuchtmiddelen der medemenschen, op
geldgebrek en tijdgebrek. Maar de
begeerte van het gelukzoekend hart
blijft doorwerken. Dit dringt en perst
er toe, zich te gaan vergelijken,
niet met zijn minderen of gelijken
maar met zijn meerderen in stand.
En, alsnu ontwarende, dat die meer
deren zooveel beter er aan toe zijn
(want dat verbeeldt men zich), vindt
men cDze wereld al te gebrekkig,
ja gansch onhoudbaar ingericht; en
men zint en peinst nu op middelen
om haar beter ingericht te krijgen.
Daartoe wil men bij de grondslagen
beginnen. Men wil de ongelijke
lotsbedeeling niet slechts verzachten,
maar weg werken. Op een gemakke
lijke manier het leven en streven
van anderen voor zichzelf exploitee-
ren en anderer geld en goed naar
zich toehalen, dit achten niet wei
nigen de hoogste levenswijsheid. Te
midden van al dat woelen en jagen
echter gaat het hart steeds onrus
tiger kloppen, en wijkt het levens
geluk.
Waarlijk, de Overheid kan die
hoofdkwaal onder het menschdom
niet genezen. Ook al was zij bij
machte om het geld en goed der
burgers gelijkelijk uit t- deelen, en
al kon dan ieder met zijn evenredig
deel, wat het lichamelijk bestaan be
treft, rondkomen (des neendan
zou daarmede nog niet de inwen
dige reformatie tot stand gebracht
zijn. En toch, uit het hart zijn de
uitgangen des levens. Deze waarheid
kan men wel loochenen, maar niet
uitwisschen. Eerst als er rust en
tevredenheid in de ziel is, als men
verlost is van dat brandend verlan
gen naar verandering in zijn levens
toestand, kan er sprake van geluk
zijn.
En daarom, al hebben, ook vele
klachten op maatschappelijk en staat
kundig gebied recht van bestaan,
toch moeten wij het oog niet sluiten
voor een ander deel waarheid, dat
allereerst behartiging verdient. Er
is berusting noodig, en de kracht
daartoe wordt door het christendom
gekweekt. Bij jhet licht van Gods
Woord leert men onderscheid ma
ken tusschen bereikbare en niet be
reikbare idealen. De christen laat
dan de laatsgenoemde 'glippen om
naar de eerstgenoemde met alle hem
verleende gaven en krachten zich
uit te strekken. Op deze wijze gaan
werken en rusten hand aan hand.
Zoo blijft de mensch waarlijk mensch
zoo komen natie en overheid beide
tot haar recht, en worden beide ge
lukkig.
He Unie „Een School met
den Bijbel
Aankondiging; van de 15de
•laarcollecte voor de Scho
len met den Hf) bel.
13
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
1878 3 AUGUSTUS 1893.
„EEN HEILIG GEBOD."
„Laat de kinderkens tot Mij komen
en verhindert ze niet. Mare. 10146.
De Heere Jezus Christus heeft aan
Zijne discipelen, met betrekking tot de
kinderen, een gebod gegeven, dat nog
veel te weinig in het geweten klemt.
Men mag aannemen, dat zeer velen
het kennen, in zooverre, dat zij minstens
één- ol meermalen dat gebod hebben
vernomen, en toch zijn het nog betrek
kelijk weinigen, die het opvolgen.
Wij noemen het een heilig gebod, om
dat de Zone Gods het gaf. Daarbij is het
zoo duidelijk, dat ook de minder ont
wikkelde het goed vatten kan.
De Heilige Schrift geeft het ons in
deze woorden: „Laat de kinderkens tot
Mij komen en verhindert ze niet."
Wij willen nu niet onderzoeken, van
waar het komt, dat een zoo heilig, dui
delijk sprekend en algemeen gebod zoo
weinig wordt opgevolgd. De kleine
ruimte van een Unie-blaadje dwingt tot
beknoptheid. Daarom zij met betrekking
tot dit punt alleen opgemerkt, dat ook
uit de verwerping van dit gebod des
Heeren alweder blijkt, hoezeer de zonde
de natuur van den mensch heeft verdorven
zoodat hij, waar die verdorven natuur
aan het woord komt en heerscht, [zich
een verachter en hater van God toont
te zijn, in plaats van Hem lief te heb
ben met geheel het hart en uit geheel
de ziel en uit geheel de kracht, en deze
liefde te toonen door eerbiedige gehoor
zaamheid aan Zijn wil, zooals des men
sehen schuldige plicht is.
Wij wijzen thans alleen op het treu
rige feit, dat velen, die Jezus belijden
als den éénigen van God gegeven Zalig
maker, van dit Zijn hoog en heilig ge
bod geen of zeer weinig notitie nemen.
Zij kunnen het zonder deernis aan
zien, dat hunne kinderen of de kinderen
hunner naasten, gedurende een groot deel
van den dag gebracht worden onder den
invloed van een ouderwijs, dat „neutraal"
heet, maar in den grond vijandig is aan
Gods geopenbaarden wil. Neutraal be-
teekent eigenlijk„onzijdig, niet voor
en niet tegen." Maar in de zaak der
opvoeding en van het onderwijs op de
school is zoojiets onmogelijk. Reeds het
woord van den Heere Jezus toont dit
duidelijk aan, waar Hij zegt„Wie met
Mij niet is, die is tegen Mijen wie met
Mij niet vergaderddie verstrooit(Matth.
12 30). Die dus niet voor Jezus is, is
feitelijk tegen Hem; en wie, in opvoe
ding en onderwijs, niet met Hem ver
gadert, die verderft; d. i. van den zoo
danige gaat, bewust of onbewust, een
invloed uit, die voor den leerling verder
felijk is. Immers om thans alleen hier
op te wijzen van Gods gezag, dat
gehoorzaamheid eischt, onvoorwaardelijk
en geheel, mag op de school zonder den
Bijbel niet gerept worden; en zaken,
personen en gebeurtenissen worden daar
menigmaal voorgesteld, alsof zij bestaan
en plaats hebben zonder God. Een on
derwijs in dezen geest is niets minder
dan neutraal en oefent een zeer nadee-
ligen invloed uit op de godsdienstige
denkwijze van den leerling.
Wat men dus bazelt van neutraal
onderwijs en zijne onschadelijkheid, is,
op zijn best genomen, zelfmisleiding, zoo
er niet wat ergens achter schuilt. Het is
door des Heeren Woord geoordeeld. Daar
om te meer is het te betreuren, dat niet
allen, die eerbied hebben voor God en
Zijn Gezalfde, zich opmaken, om xn Godes
kracht de kinderen onzes volks aan dat
onderwijs te onttrekken en ze te brengen
op de Scholen met den Bijbel.
Als uit ons hart gegrepen, is het
schoone woord van den eerwaardigen
grijsaard Jhr. Mr. P. J. Elout van
Soeterwoude, dat wij dezer dagen onder
de oogen kregen. „Yoor een ieder," zoo
schrijft deze kloeke belijder van Jezus
Christus.
„Yoor een ieder, wien de eenige troost
in zijnen Jezus is geschonken, en die
geen vreemdeling is in de geschiedenis
over het algemeen en van het dierbaar
Yaderland in het bijzonder, kan het niet
onverschillig wezen, of zijne landgenoo-
ten al dan niet worden geleid tot het
„eeuwige leven." Dat eeuwige leven is
slechts in het kennen van den „eenig
waarachtige» God, van Jezus Christus,
dien Hij gezonden heeft." Die kennis
geeft ons slechts het Woord Gods, de
Bijbel, en die leert ons, wat recht is;
wat de weg is, welken de mensch en de
burger heeft te volgen in de gehoor
zaamheid Gods; hoe die God aanzien
lijken en geringen straft en loont, ons in
het Evangelie Jezus Chrustus openbaart
Hij, arm om onzentwil, de kinderen tot
Zich roepende; en ze afkeerig makende
van hoogmoed, winstbejag en zinnelijk
heid.
„Yan hier, dat het mij sedert 1834
met enkelen mijner vrienden eene be
hoefte was, de natie tot den Bijbel in
het gezin en op de school terug te
brengen. Hoe achtenswaard en begaafd
nu de onderwijzers op de neutrale school
ook mogen zijn, hun taak laat niet toe
met God en Zijn Woord de jeugd bekend
te maken,
„De vruchten daarvan openbaren zich
in ontevredenheid, woeling en misken
ning van de geboden Gods, Hoe bitter
die vruchten zijn, toonen ons, onder meer,
de woelingen en het onzinnig drijven
van de verachters van God en Zijn ge
bod. Zelfs is het in sommige streken
van ons Yaderland reeds zóóver gekomen,
dat een aanmerkelijk deel der onwijzers
aan de openbare school zijne stemming
met de revolutionaire gevoelens open
baart."
Is het dan niet om te schreien, dat
het bevel van den Heere Jezus zoo
schandelijk wordt veronachtzaamd Waar
de Heere Jezus roept: „Laat de kinde
ren tot Mij komen sturen nog honderd
duizenden hunne kinderen naar eene
school, waar Jezus Christus niet wordt
geduld. Waar hij vermaant: Verhin
dert de kinderen niet in het komen tot
Mij," daar plaatsen onbedachtzame ou
ders een der grootste hindernissen op
den weg des kinds in den vorm van
eene schoolopvoeding en een onderwijs,
waarbij met God en Zijn gebod niet ge
rekend, en Christus, in Wien alle de
schatten der wijsheid en der kennis ver
borgen zijn (Col. 2 3), voorbijgegaan
wordt.
Dat moet, dat mag niet langer.
Het bevel des Heeren moet gehoor
zaamd. De kinderen mogen niet geofferd
aan den modernen tijdgeest, die van
Jezus alhoudt. Geen knieval voor den
verfoeilijken geest des tijds, die in de
zoogenaamde neutrale school een mach
tigen bondgenoot heeft, om het opkomend
geslacht te leiden op paden, aan wier
einde de dood in zijne schrikkelijkste
gedaante loert. Meent toch niet, dat het
bij zulk een gevaar voldoende is, zoo gij,
ouders, uwe kinderen naar catechisatie
of zondagsschool zendt, alsof gij, dit
doende, ze nu gerustelijk en zonder ge
wetensbezwaar kunt en moogt overgeven
aan de neutrale school. Dat is spelen
met het gevaar. Meer nog: dat is een
schadelijk en schandelijk hinken op twee
gedachten, waartegen de Heere toornt.
Twee heeren dienen, die vlak tegenover
elkander staan, is immers onmogelijk.
Maar waarom dit dan toch beproefd
Waarom niet flinkweg de keuze gedaan,
die Elia op den Karmel voorstelde: „Is
de Heere God, volgt Hem na;" of de
keuze van Jozua ter harte genomen,
„aangaande mij, en mijn huis, wij zullen
den Heere dienenliever dan, dub
belhartig, nu eens een knieval voor den
Overste dezer wereld te doen, om straks
daarop eene buiging voor den Christus
der Schriften te maken.
Dubbelhartigheid kan niet anders dan
verderfelijk zjjn voor u en uw kroost!
Het beginsel van het neutraal onderwijs
is niet uit God, maar uit den verfoei
lijken tijdgeest, die Christus tegenstaat
en Zijn Koninkrijk bestrijdt. Die tijdgeest
is de Baal van deze dagen, of, wilt ge,
de Moloch, die als offer uwe kinderen
eischt. Hij komt op listige wijze. Hij zal