Vrijdag 16 Juni 1893
Achtste Jaargang. No. 397,
Antirevolutionair
Orgaan
T.BO EK HOVEN,
IN HOC SIGNO VINCES
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bfj vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEYER:
SOMMEMjSHtJH.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Dienstaanyragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitgever.
i;erband tusschen de
Ham er leden en de
Kiezers.
De Protestantsche Noordbrabanter
wenscht het gevoelen der „kleine
zusteren" te vernemen omtrent een
nieuwen voorslag, dien hij doet om
den band tusschen de kiezers en hun
afgevaardigden te onderhouden.
Als één van die „kleine zusteren,"
wenschen wij hem hierin ter wille
te zijn.
De redactie gaat uit van de ge
dachte, dat er een band noodig is en
zij beroept zich daarbij op Groen
van Prinsterer. Zij houdt voldat
het Centraal-Comité voor dit doel
geen voldoende hulpe kan bieden.
Zij stemt thans toe, dat de kiezers
moeielijk hun afgevaardigden geheel
kunnen laten begaan tot aan de
eerstvolgende verkiezing, zonder dat
er middelen zijn om zich tijdens hun
zitten in het Parlement een oordeel
te vormen over hun beginselvastheid
en hun bekwaamheid. En daarom
stelt zij nu voor, dat de Kamerleden,
nadat zij zitting namen, van tijd tot
tijd in hun district het woord zul
len voeren over actueele onderwer
pen, en dan niet slechts met hun
kiezers (of met hun geestverwanten
maar met de kiezers van hun dis
trict (d. i. met de verschillende par
tijen) zullen samenkomen.
Wat hiervan te zeggen?
De gedachte is aanlokkelijk. Het
gestelde ideaal is voortreffelijk. Maar
de uitvoering zal hoogst moeielijk zijn.
Toch ware zij, om kort te gaan,
nevens andere hulpmiddelen voor de
kweeking van politiek leven en voor
het realiseeren van de volks vertegen
woordiging te beproeven.
Stellig ligt in zulke samenkomsten,
waar de eigen districtsafgevaardig
de voor lieden van allerlei-kleur en
richting moet spreken over de poli
tieke vraagstukken, welke aan de orde
zijn, een leer end en opbouwend ka
rakter. Zulke samenkomste i z illen
de afgevaardigden opwekken en prik
kelen om met verhoogden ernst de
politiek te beoefenen, de verschil
lende partijbeginselen (en hetgeen
daaruit voor bepaalde quaestiën is
af te leidente bestudeerenen zich
toe te leggen op een nobele beje
gening van de tegenstanders. Ander
zijds zouden zij de partijen in het
zelfde district een weinig met elkaar
bekend maken en menigmaal iets
nader tot elkaar brengen zij zouden
de practische politiek op den voor
grond dringen, en want dit be
hoort ook bij de practijkaan
het licht brengen, welke Kamerleden
beter, en welke of minder en mo
gelijk in het geheel niet voor hunne
taak zijn opgewassen. Hieromtrent
zullen de hoorders ten minste lang-
zam rhand dan wel eenigen indruk
bekomen.
Alleen is het de vraag, of de ver
schillende partijen, en vooral ot die
kiezers, welke zich met goed gevolg
in het debat kunnen mengen, zich wel
in zulke vergaderingen zullen ver-
toonen. Thans doen zij dit soms wel
eens, maar meest alleen dan, wan
neer de spreker als bijzonder kundig
of welsprekend vermaard staat.
Wij herhalen echter, het zou te be
proeven zijn, en een ruimere en al-
gemeene opkomst zou stellig bevor
derd worden door nauwkeurige aan
kondiging van de te behandelen stof
door het kiezen van actueele onder
werpen, en door de voorwetenschap,
dat de spreker met andersdenkenden
in het debat zoude treden. Wij zullen
ons derhalve verblijden, als wij hoe
ren, dat onze kiesvereenigingen moeite
doen om den polftieken arbeid in de
hier bedoelde richting te leiden.
Evenwel, daarnevens achten wij
het zoeken van overleg tusschen de
Kamerclub en het Centraal-Comité
(al is het dan ook maar nu en dan
een enkele maal, en al gaat het
slechts over de hoofdzaken) zeer
noodig. Kunnen de Kamerleden voor
de kiezers van hun district verschij
nen, dan kunnen zij het toch ook
wel doen voor het Centraal-Comité,
zouden wij zeggen.
Het nagezien kieswet-
ontwerp.
Regel is, dat de Regeering, na
dat de Tweede Kamer begonnen is
haar gevoelens over een ingediend
wetsontwerp uit te laten in een
„Yoorloopig Verslag", haar ont
werp nog eens naziet, en niet zelden
worden er dan belangrijke wijzigingen
in aangebracht. Zoo ging het ook
met de kieswetontwerpen, maar de
Minister Tak heeft er niet veel aan
veranderd. Maar in elk geval ligt
nu het definitief ontwerp voor de
openbare beraadslaging gereed. Lang
zal deze beraadslaging nu ook wel
niet meer uitblijven. De Arnhemsche
Courant ried aan om tot laat in het
najaar hiermede- te wachtenvoor
eerst om Minister Pierson gelegen
heid te geven, zijn belastingplannen
nog wat af te werken, en nè, de
behandeling der bedrijfsbelasting
(welker aanneming niet meer twijfel
achtig schijnt) zijn beloofde herzie
ning van de personeele belasting
voor te dragenen in de tweede
plaats om de kansen op het welsla
gen van Minister Tak's pogingen te
beter te verzekeren, omdat kennelijk
de overtuiging onder de liberalen
gaandeweg meer veld wint, dat een
finale uitbreiding van het kiesrecht,
zooals nu is voorgesteld, vrij nood
zakelijk is maar de meeste woord
voerders in de pers achten een
spoedige behandeling beter. Het is
dan ook niet onmogelijk, dat er extra
zomerzittingen aangewijd worden
men spreekt er van, 12 Juli te be
ginnen.
De vraag s nu maar: wat heb
ben de antirevolutionaire Kamerle
den met het ontwerp, gelijk het nu
onder den hamer komt, te doen. Zij
zeiven moeten dat in de eerste plaats
weten, natuurlijkdoch ook buiten
de Kamer mag zeker wel gezegd,
wat in deze te verwachten is. En
dan is ons antwoordamende
menten zijn noodig maar in elk geval
zal de wet zonder verloochening der
antirev. b ginselen wel zijn aan te
nemen.
Het bezwaar van strijd met de
Grondwet is kwalijk me er vol te
houden, na de toelichting en toe
nadering in den vorm, waarvan de
Minister blijk gaf. Het komt hier
aan op de letter van art. 80 der
Grondwet, want wat de medewer
kende staatslieden destijds bedoelden
kan moeielijk gezegd worden. Vrij
algemeen dacht men destijds, dat er
ruimte moest gesteld om den ge
wonen werkman kiezer te maken
naar overigens had de een heel wat
anders op het oog met art. 80,
dan de ander. Verschillende meenin
gen zijn onder één dessel saamge
vangen en daarvoor zijn altijd vage,
rekbare bewoordingen noodig.
Volgens het antirevolutionaire be-
ginsel zou men geen individuengeen
„ingezetenen" kiezer maken, maar
gezinshoofdenen zulks niet omdat
zij getrouwd zijn, maar omdat God
het gezinshoofd met rechten en plich
ten en met gezag over zijn gezin als
organische eenheid (en alzoo als
gronslag van den goed georganiseer-
den staat) heeft bedeeld,
In verband met dit uitgangspunt is
dan het kiesrecht voor alle gezinshoof
den gewenscht, om hun gelegenheid
te geven door uitoefening van dit
recht bij de Overheid beschermend op
te treden voor den aan hun zorg en
verantwoordelijkheid toevertrouwden
levenskring.
Doch zoo staat het nu eenmaal
niet in de Grondwet. Maar evenals men
op onderwijsgebied, ondanks „de
ellendige, zinsneê van art. 192 (oud
194) toch een deel van de wenschen
der voorstanders van het bijz mder
onderwijs op dragelijke wijze heeft
weten te formuleeren, zoo kan het
ook nu opzichtens het kiesrecht gaan.
"Wordt dit recht maar zóó geregeld,
dat feitelijk zoo ongeveer de gezins
hoofden er mede begiftigd zijn, dan
hebben wij alles wat thans mag
verlangd worden.
De Grondwet eischt kenteekenen
van geschiktheid en welstand maar
bij de Grondwetsherziening is gecon
stateerd, dat voor beide kenteekenen
slechts één bewijsmiddel noodig is,
mits dit voor beide kenteekenen iets
inhoudt. Nu heeft de Minister Tak
als bewijsmiddel voor welstand geen
belastingsom aangenomen, maar lo
het mcibbedeeid zijn (althans niet
publiek bedeeld) en 2o het staan
op de bevolkingsregister (dat is het
minstens drie maanden gewoond
hebben in dezelfde gemeente). Daar
om
en
zoo concludeert de Standaard
wij kunnen ons hiermede best
vereenigen kan het aparte be
wijsmiddel voor „geschiktheid" (de
schrijfproef) best vervallen. Geschikt
heid en welstand zijn toch zeer betrek
kelijke en zwevende begrippen. Stelt de
wet dus kenteekenen, of één kenteeken
waarin iets van die twee begrippen
uitkomt, alsdan is er geen strijd met
de Grondwet. En stelt zij tevens een
kenteeken, waarmede men ongeveer
terecht komt bij de hoofden van gezin
nen, dan is tevens tegemoet gekomen
aan het grondb^gins 1 der antirevo
lutionairen; d. w. z. dan is een
kiesrecht verkregen, dat (ofschoon
met andere oogwenken of om andere
redenen) wat het kiezerspersoneel
betreft, zoowat hetzelfde resultaat
oplevert.
Op die wijze doet onze partij wat
water in den wijnmaar immers is
dat óok geschied bij de schoolwet-
Mackay. Het subsidie-stelsel is vroe
ger meermalen door antirevolutionai
ren verworpen maar ten slotte is de
subsidie toch aanvaard als middel om
het besefte wekken, dat de ouders-, die
voor eigen scholen zorgen, recht heb
ben op erkenning en steun.
Kon men nu van den Minister
verkrijgen, dat hij ?de bewijslevering
van te kunnen schrijven (bestaande
in het invullen van naam, geboorte
jaar, woonplaats en onderteekening)
liet varen, en den eisch van te staan
„op de bevolkingsregisters" te wijzi
gen in „het wonen op zich zelf",
dan zou ten minste de weg voor
latere invoering van het huismans
kiesrecht als zoodanig vrij blijven
en zou men feitelijk dat resultaat
reeds grootendeels verkregen hebben.
Het schrappen van de schrijfproef
zal op den tel niet zooveel verschil
geven. Volgens 's Ministers opgave
zijn er in ons land nog geen 60,000
personen, die niet lezen of schrijven
kunnen. Gaan hier nu de bedeelden
en de lieden zonder geregelde woon
plaats af, dan blijft er maar een
handje vol over, maar onder dat
handje vol zijn toch een aantal
geschikte kiezers, menschen met er
varing en oordeel, voor wie het pijn
lijk is, alleen omdat zij in hun jeugd
geen lezen en schrijven leeidm,
thans te worden uitgesloten.
En het terugbrengen van hen, die
op de bevolkingsregisters voorkomen
tot hen, die op zichzelf iconen ligt
ook niet zoo ver buiten 's Minister
gedachtengang. Hij toch wil het
verkeeren in welstand afleiden uit
het feit, dat men zonder publieke be
deeling zichzelf en zijn gezin kan on
derhouden. En dat kenteeken leveren
zij het best, die als gezinsüoofden op
zichzelf wonenWie dat zijngeeft het
bevolkingsregister aan, daar elk gezin
in dat register een eigen hoofd heeft.)
Nu stemt de Minister in zijne Memo
rie van Antwoord toe, dat „in zekere
mate de stelling, dat het huisgezin als
eenheid den grondslag van den goed
georganiseerden staat vormt, juist is."
Maar dan ook zijn de begrippen van
welstand (eisch der Grondwet), van
nftAbedeeld-zijn en het hebben
van eene woning ('sMinisters voorslag)
èn het toedeelen van kiesrecht aan de
hoofden of bestuurders van die wonin
gen (het verlangen der antirevolutio
nairen) best saam te kneden.
Dewijl elk gezin toch een huis heeft
(d. w. z. eene woningkan men zonder
feitelijk veel te veranderen den term
„gezinshoofd" wel uitruilen voor de
bepaling, dat de hoofden of bestuur
ders der ^woningen",en geen andere
„ingezetenen" kiezers zullen zijn.
Met een weinig toegeeflijkheid van
weerskanten is er alzoo wel een ac-
coord voor samenwerking en aanne
ming der wet te treffen. Wij hopen,
dat dit gevonden zal worden.
log' niet klaar.
Gemeentelijke tinantiëai.
ai sa wsmrn
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
In de Delvenaar schreef een paar
weken geleden een lid der redactiewel
licht iemand, die het zeer goed kan we
ten „dat onze Kamerleden nog niet tot
besliste overtuiging en dus ook nog niet
tot overeenstemming zijn gekomen."
Het is wel jammer. Want, zoolang de
besliste overtnigiug en de éénheid van
gevoelen ontbreekt, kan onze partij in
de Kamer of in haar sectie-vergaderin
gen geen zeker geluid geven.
Moge dit spoedig anders worden, of
reeds anders geworden zijnopdat onze
vertegenwoordigers straks bij de algemeene
beraadslagingen, een werkzaam aandeel
in de leiding van deze uiterst gewichtige
aangelegenheid kunnen nemen.
Ons dunkt, de quaestie is ook niet zóó
samengesteld, of, als de wil er maar is
om een flinke, finale uitbreiding van het
kiesrecht mede door te voeren, dan kan
de noodige reeks amendementen met het
daarbij behoorende oonsiderandum wel
gauw gevonden worden.
De toestand van veel gemeenten in
ons land, vooral in het noorden, is zorg
wekkend, als men lét op haar financiëelen
toestand. Daarom ware het zoo wensche-
lijk geweest, dat de Minister Pierson een
ander werkplan gevolgd had, en dat hij
een voorstel tot hervorming der gemeen
telijke belastingen aan de nieuwe regeling
der rijksbelastingen had laten voorafgaan.
Als de naaste oorzaken van den druk
der gemeenten worden genoemd: de af
schaffing der plaatselijke accijnsen, en het
onvoldoende van de daarvoor verleende
tegemoetkoming, door den afstand van
V5 van het personeelvoorts de vele ge
dwongen uitgaven voor het onderwijs,
voor armenzorg, voor administratie, mi
litie, gezondheidstoezicht, enz. Vervolgens
wordt gewezen op één groote font, gelegen
in het stelsel van Thorbecke, gelijk dat
uitkomt in de Gemeentewet van 1851,
hierin bestaande, dat men het financiëel
beheer van alle gemeenten van 200 a
300, zoowel als dat van gemeenten van
meer dan 100,000 zielen, geheel en al
op dezelfde leest wil schoeien.
De dringende behoefte aan verbetering
wordt dan ook algemeen erkendook
door de tegenwoordige Regeering is dit
bij de behandeling der z. g. „Noodwet"
van de noodlijdende gemeenten, van 17
Juni '92, toegestemd. Toch blijft een plan
voor het bieden van afdoende hulp aan
de gemeenten niet alleen uit, maar door
de aanzienlijke uitbreiding van het ge-