Vrijdag 12Mei 1893.
Antirevolutionair
Orgaan
Achtste Jaargang. No. 392,
IN HOC SIGNO VINCES
yyjjü ii ujjMiüiiAiiuscm lij
BI?
I
FEUILLETON.
DE VERSTOOTENE
Jodenvervolging in Rusland.
T. BOEKHOVEN.
Abonnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij rooruitbetiaing f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSHiJM.
Het gewicht der op
voeding.
Ontelbare malen beeft men van
liberale zijde verkondigd, dat de kin
deren der menschen slechts verstands
ontwikkeling noodig hebben, en dat
zij dan later, als zij met Jcennis ge
wapend zijn, zelf maar eene levens
overtuiging moeten zoeken; dat zij,
nh kennisneming van de verschil
lende wereldbeschouwingen en gods
dienstige richtingen zelve maar moe
ten kiezenwelken kant zij uit willen
wandelen. De godsdienst, zoo be
weerde men, is te verheven van aard
om geleerd te worden. Hij moest
binnen in den mensch zijn zetel
hebben, en zich ondanks de meest
verstorende invloeden openbaren. Dan
eerst kon men er eerbied voorhebben.
Maar dat men de kinderen tegen
die storende invloeden zooveel doenlijk
wilde bewaken en beschermen, was
verkeerd in veler oogendat zou
slechts wantrouwen in den godsdienst
verraden, dewijl deze of onecht of
onoverwinnelijk moest zijn.
Op treurige wijze werden in deze
redeneering waarheid en leugen door
een geward. Stellig is het waar,
dat de zuivere godsdienst, voortko
mende uit het waarachtig geloof,
door alle beletselen heendringt, of
liever, daarover triumpheertdat hij
als planting van goddelijken oorsprong
door geen macht ter wereld kan
uitgeroeid worden. Maar tevens is
het waar dat de godsdienst op
redelijke wijze, dat is overeenkomstig
zijn aanleg en bestemming in den
mensch gekweekt behoort te worden,
dat alle opvoeders daaraan moeten
medehelpen, en dat ook al is er
godsdienstig leven in het kinderhart,
toch het gemis van zulk een bear
beiding slechts op schade voor het
kind uitloopteven zeker als de
tuinman zichzelf groote verliezen be
rokkent, als hij zijne edelste gewassen
onbewerkt, in het wild laat opgroeien.
Het doet ons daarom genoegen,
als wij ook van liberale zijde eens
een betoog krijgen, dat ons bedoelen
in helder licht stelt; een betoog,
dat mede de strekking heeft om te
wijzen op de noodzakelijkheid van
eene goede opvoeding.
Zulk eene uiteenzetting vonden
wij in het „Nieuws van den -Dag"
van 10 April jl.
Onder het opschrift „Overtuigen"
schrijft de redacteur o. m. het vol
gende
De blijvende aard van zulk eene
overtuiging wordt nog nader betoogd
met deze woorden
Hieruit kan men zien boe noodig
het is, dat in het jeugdig gemoed
de overtuigingen niet aan zulk een
schokkenden invloed worden bloot
gesteld, maar veel eer tijd erlangen
om rustig vast te groeien. Ook déze
bekentenis is waard om er notitie
van te nemen:
Hoe jammer, dat dit laatste door
„het denkend deel" der natie zoo
slecht in praktijk is gebracht. Hier
strijkt echter een blad van z jn eigen
richting zijn vonnis. Merkwaardig
is ook ten slotte de conclusie, waar
toe de redacteur komt
Wordt vervolgd.)
Deze Courant verschijnt eiken Trijdag.
uïtgeyek:
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
gagaafiagasaRjffigBa
Alle stukken voor «Ie Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe Se Kenden aan den Ultg-ever.
«V
1.) OP DE
HOOFDSTUK
I.
EEN KOOPMANSFAMILIE IN
RUSLAND.
Moeder, Tante, ziet eens, een brief
uit MoskouZeker van vaderonder
dezen uitroep stormde een knaap van
ongeveer twaalf jaar een ruime, net ge
meubileerde kamer binnen. Zijn zwart
krullend haar kwam hier en daar van
onder den bonten muts te voorschijn, die
hij in zijn groote opgewondenheid ver
gat af te nemen; terwijl de donkere
oogen, vol uitdrukking, en een blos van
gezondheid zijn schoon gelaat inderdaad
aantrekkelijk deed zijn.
„Rolf heeft mij dien zooeven op het
kantoor gegeven," voegde hij er, nog
hijgend naar adem, bij.
Intusschen had de oudste der beide
dames den brief aangenomen en haastig
opengebroken.
Al lezende veranderde zij van kleur
haar gelaat, waarop eerst een vriendelijke
glimlach zichbaar was, teekende nu ont
steltenis; zwijgend gaf zij het papier, aan-
hare schoonzuster, die haar verschrikt
aankeek, en vroeg:
„Toch geen kwade tijding, Ruth
„Helaas, ja, Rebekka! antwoordde zij
op een toon van diepe verslagenheid;
„onze geloofsgenooten staan weer aan
allerlei vervolging bloot; de magazijnen
van sommige der voornaamste joodsche
kooplieden in Moskou ziju geplunderd,
waaronder een van uw vader wien bo
vendien een aanzienljjae som gelds is
„Iu het dageljksch leven gaan wij
omtrent elkander van de veronderstel
ling uit, dat wij bij onze meeningen
blijven Vanwaar het verschijn
sel, dat een mensch zoo moeiel jk van
zijn overtuiging los kan worden, dat
hij niet even geinakke'jk van meening
wisselt als van kleed? Omdat onze
overtuiging een deel van ons zelf is.
In onze overtuiging ligt onze levens
geschiedenis. Onze overtuiging is een
ontvreemd door een der christen-klerken,
naar men vermoedt. De politie laat dit
alles oogluikend toe, en zal waarschijnlijk
geen moeite doen de daders op te sporen.
Het ergste van alles is echter, dat uw
vader door den schrik ernstig ziek ge
worden is, zoo zelf" voegde zij er
langzaam en aarzelend bij „dat de
dokter weinig hoop geeft op zijn herstel
doch lees zelf;" en dit gezegd hebben
de, keerde zij zich tot den knaap, die
onbeweeglijk daar stond.
„Moeder," vroeg hij angstig, „zal
grootvader sterven?"
„Wij hopen, dat hij nog herstellen zal,
kind." En haastig, als wilde zjj verdere
vragen voorkomen, ging zij voort: „Zeg
eens, Benjamin, zeidet ge niet, dat Rolf
u dien brief gaf?"
„Ja, moeder."
„En was hij alleen op 't kantoor?"
De knaap knikte toestemmend.
„Vreemd," mompelde zij, „ik vertrouw
dien persoon volstrekt niethij is
geen Jood, doch daarom is het niet; er
zijn goede Katholieken ook!"
„Maar, jongelief," hernam zij, „ga
toch eens gauw jas en muts weghangen
en trek je schoenen uit! Ai de sneeuw
smelt er hier af."
Geen wonder ooker brandde een
flink houtvuur in het aangrenzend ver
trek, waarvan de deur openstond, en
waaruit een aangename warmte zich
verspreidde door al de kamers van het
huis, dat slechts ééne verdieping bevatte.
Benjamin was aarzelend bl jien staan.
„Ik wou zoo graag nog wat schaat
senrijden, moeder, mag ik?" vroeg hij.
„Heb je geen werk meer te maken
voor den Rabbijn?"
„Neen, moeder, het is at, zal ik het
halen
„Dat behoeft niet, kind; ga dan nog
maar een uurtje."
weefsel, waarvan de eerste draad op
het getouw wordt gezet reeds in de
eerste levensure. „Met de moedermelk
heeft hij het ingezogen," zeggen wij
dan ook, en het is de vraag of deze
uitdrukking niet ook in anderen dan
figuurljjken zin waarheid bevat. Aller
hande invloeden gaan nu op het kind
werken. De woorden en de handelin
gen van ouders en verdere huisgenooton;
de omgang met andere kinderende
lessen van den onderwijzer; lectuur.
E m bepaalde vatbaarheid brengt het
kind mede ter wereld, zijn naturel.
En op dat naturel werken nu al die
invloedenzij krassen er lijnen in,
een karakter.
„Van een bepaald standpunt uit
leert de mensch zoo de wereld beschou
wen. Op de groote vragen, die oprijzen
in ziju ziel, ontvangt hij bepaalde ant
woorden. En zoo groeit langzaam, maar
zeker, eene overtuiging bij den mensch,
waarvan hij het bestaan dikwijls eerst
ontdekt, wanneer hij haar hoort be
strijden.
„Eene aldus ontvangen overtuiging
prijs te geven en te verwisselen voor
eene andere dat is in eens menschen
leven een gewichtige gebeurtenis. In
de meeste levens heeft zij nooit
plaats Door de vlammen van den
twijfel moest hij heen, die tot een an
dere zienswijze kwam Wordt
onze overtuiging geschokt, dan wordt
elke vezel van onze persoonlijkheid
getroffen."
Weldra bevond hij zich op de ruime
ijsbaan, waar het krioelde van schaat
senrijders; terwijl andere de ijsbergen
op forens gelijkende stellages, waar
men met ladders tegen opklom be
stegen, om daad'na in de lange sleden
met vliegende vaart naar beneden te
glijden. Er waren verscheidene knapen
van zijn leeftijd, doch weinigen schenen
bevriend met hem te zijn; sommigen
gaven hem zelfs met opzet nu en dan
een duw of stoot, zoodat hij de moeite
had op de been te blijvenanderen ver
genoegden zich met hem een minachten
den blik toe te werpen, terwijl enkelen
zich niet ontzagen hem scheldwoorden
toe te werpen.
„Och, laat dat jodenkind met rust,"
zeide er een, die zich goedhartig wilde
toonen, „de jongen hindert ons immers
niet!"
Onze Benjamin verdroeg al dien
smaadhij was er aan gewoonongevoe
lig was hij er echter niet voor, zooals
men uit de flikkering in zijn donker
oog en de saam geperste lippen kon be
merken. Tegenstand zou de uitdagingen
slechts doen toenemen, hij wist het maar
al te wel. En de overtuiging, dat hij
tcch voor de overmacht zou moeten
zwichten, deed hein dulden en zwijgen.
„O, kwam de Messias maar!" zoo
dacht de knaap, „dan zouden die onbe-
snedencn eens zien welk een voorrecht
het is Jood te zijn! Dan zou al die toorn
op hen terugvallenDan zoudenzj allen
moeten bukken ,voor de Koning Israels!"
Een straal van vreugde vloog over
zijn gelaat. Had hij het niet gelezen in
het boek der profeten: „Het volk en
het koninkrijk, welke u niet zullen
dienen, die zullen vergaan, en die vol
ken zuilen gansch verwoed worden....
Ook zullen, zich buigende, tot u komen
de kinderen dergenen, die u onderdrukt
„Nu komen wel niet alle, maar toch
de meeste quaesties neer op quaesties
van beginsel. En zal men nu mogen
veronderstellen, zal men mogen ei-
schen, dat door een uur redeneerens
en debatteerens een omkeer in's men
schen ziel wordt bewerkt, die in het
algemeen slechts zelden paats heeft,
en als zij plaats heeft, dan alleen na
jaren van strijden twijfel? Aan
hem hebt ge iets, wien het moeite
kost, jaren van inwendigen strijd, de
beginselen zijner jeugd te laten varen.
Welnu, indien dit dan zoo is en
bet is alzoo dat dan niemand een
mensch schelde, of hoane of bespotte,
omdat die mensch eene andere over
tuiging bezit.j Wie een medemensen
om diens overtuiging hoont, tïio is
geen «leuker."
„Uit een en ander is veel af te lei
den. Er is uit. te leeren dit er
voor de tcfekomst van de menschheid
in het algemeen en voor die van ieder
volk in het bjzonder geen vraag van
meer gewicht is dan deze welke
hebbenen allen, die u gelasterd heb
ben, zullen zich nederbuigen aan de
planten uwer voeten." (Jes. 6012, 14.)
„O, waarom komt de Messias nog
niet Deze vraag hield hem zóó bezig,
dat hij niet eens de nadering bemerkt
had van oen prachtige hrreslede, waarin
een heer gezeten was met een lief
meisje van ongeveer tien jaar, dat in
fijn wit bont gekleed was.
„Benjamin!" riep zj op eens uit. „O,
vader, kijk, daar staat Benjamin Wais-
covits". Meteen wuifde zj met de hand
en knikte den knaap, -die nu opmerk
zaam geworden was, vriendeljk toe. Hoe
straalden zjne oogen eensklaps van ge
noegen, terwijl hij zich haastte den
groet te beantwoorden. De lieve Olga, zj
schaamde zich niet hem vriendschap te
toonen, al behoorde hj tot de verachte
natie. De heer, naast wien zj zat, was
haar vader, een der rijkste kooplieden
uit de stad, evenals de heer Waiscovitz,
met wien zjne zaken hem dikwjls in
aanraking brachten. De verstandhouding
tusscken beide heeren liet niets te weu-
schen over, niettegenstaande Olga's va
der Katholiek en geboren Rus was.
„Als de Messias komt, dan zal ik voor
Hem neerknielen en Hem smeeken om
een zegen voor Olga en haar vader
fluisterde Benjamin, terwjl hij de slede
nastaarde. Daarop ontdeed hj zich van
zjne schaatsen, daar het tjd werd om
naar huis te gaan. Hj koos niet den
naasten weg, want hj kon de begeerte
niet weerstaan om de Hoofdstraat door
te gaan, waar zijn vriendinnetje woonde.
Wellicht kreeg hj haar nog eens te zien.
Maar opeens weerklonk plotseling liet
geroep: „brand! brand!" en in vliegen
den vaart snelde een brandspuit hem
voorbj.
Het gevaar was groot, want bjna
alle huizen in Archangel, enkele open-
sa««lr8gkliena «usaavtsaagri laeé
opkuaaeBiiBe f
GeitaciBeii.
Ons oordeel over anderen zou vaak
liefderjker zijn, als wj kondon lezen
wat omgaat in hun binnenste.
Wj zien allen de gebreken van onzen
naasten aan en weten weinig of niets
van deu strjd die zj hun kosten.
Het iiclit der deugd is een electrisch
licht; het kon een zonlicht zijn; bj de
meesten echter is het een nachtpitje en
bij velen ternauwernood, kaarslicht.
De ondankbaarheid van andere men
schen jegens ons is slechts een ccno van
onze ondankbaarheid jegens den Aller
hoogste.
Een Christen moet zichzelven oefe
nen, opdat hj een wil hebbe tegen zjn
wil, en nimmer ongeruster zjn, dan
wanneer hj bevindt, dat slechts één wil
en niet twee willen tegen elkander in
hem zjnen hj moet zich alzoo ge
wennen, den wil tegen zijn wil te vol
gen.
Een huichelaar is gehaat door de we
reld omdat hij wil sckjnen wat hij niet
is en door God omdat hj niet is wat
hj zjn kon en moest.
Dankt God voor wat gij hebt en
vraag Hem 't geen gj behoeft.
Hoe meer iemand God vreest, des te
minder zal nij de menschen vreezen.
Een nederige bekentenis van schuld
doet ons blozen, maar God verheer-
Ijken.
bare gebouwen uitgezonderd, waren van
hout. Zj vormden echter geen straten,
zooals in ODze steden, maar waren door
groote tusschenruimten, waar 's zomers
schoone bloemperken werden aangelegd,
van elkaar gescheiden. Menigeen sloeg
de schrik om 't hart, en ook Benjamin
spoedde zich voort, minder uit bezorgd
heid, dan gedreven door nieuwsgierig
heid, wien het ongeluk ditmaal getroffen
had. Den brand zien, nu ja, dat wilde
h j ook wel, maar 't zou anders de eer
ste keer niet zijn; reeds meermalen had
hj een huis in de lichte laaie gezien.
De Russen zjn onvoorzichiig, en de
inwoners van Archangel maakten daarop
geen uitzondering. Benjamin was reeds
dicht bj Olga's woning gekomen, toen
hj het geroep vernam. De arresiede
stond voor de deur, maar het meisje
was er niet meer in; wellicht kwam zj
nog, doch de knaap gunde zich nu den
tjd niet daarop te wachten. Een dikke
rookwolk steeg omhoog uit dat gedeelte
der stad, waar hij woonde. Zijn moeder
zou wei ongerust zjnHj draafde
voort, sloeg een zijstraat in, en, o schrik,
pakhuis en kantoor van zijn vader ston
den in volle vlam
Intusschen zat mevrouw Waiscovits
in sombere gedachten verzonken tegen
over hare schoonzuster, die niet minder
droevig gestemd scheen.
„Wat is dat Rebbekka," riep zij opeens
verschrikt uit, „zou er brand zjn. Hoor
dat geroepEn zie eens, hoe de men
schen voorbj draven," vervolgde zj,
naar een der vensters gaande, waarin
rozen, geraniums en fuchsia's welig
bloeiden, niettegenstaande de koude
daarbuiten.