Eerste Blad Vrijdag 28 April 1893, Achtste Jaargang. No. 390, Antirevolutionair Orgaan rasas fill? IN HOC SIGNO VINCES T.BOEKHOVE N. FEUILLETON. De Vluchteling. 'I Abonnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetlaing f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor <le Reductie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitgever. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Centraal-Comité en Club (van iiamerleden.) Re Herder Re sell titterij-wet onveranderd. en l ri de. sluis ,40) ,40) boo- Rotter- UeAoet o uur, ijdag msche d geen derdag uur. en des kstsren es Zon- esr'üiat naar plaatsen <c> na het rtrek uit hevenin- Conduo- leen voor dig. mogelijk p. y. d. uwesluis e Ylaar- TEUR. p.lsdijh mm m Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. SOMMELSIHJH Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worde* ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. De Standaard heeft onlangs open lijk uitgesproken dat er feitelijk geen samenwerking is tusschen de Kamor- club en het Centraal-Comité der Antirev. kiesvereenigingen, en dat het daarom maar het beste zou zijn, dat er in de statuten van het Centraal- Comité geen melding meer gemaakt werd van zulk eene samenwerking. Het was te verwachten, dat de Prot. Noordbrabanterdie tegen woordig het werk van den Slandaard- redacteur vrij streng en scherp be kijkt, dit onderwerp mede ter sprake zou brengen. Voor het tegenwoordige komen beide organen tot dezelfde slotsom, nl. dat er tusschen de thans zitten de Kamerclub en het Centraal-flomité geen verband is te onderhouden. Maar wat de toekomst betreft, ver schillen deze heeren belangrijk, over mits de Prot. Noordbr. beweert, dat gebrek aan samenwerking niet moet toegeschreven worden aan eenige gezindheidwant dat ze uit vieu aard der zaak niet wel mogelijk is, terwijl Dr. Kuyper (ook door middel van een ingezonden brief aan de Prot. Noordbr.) duidelijk doet gevoelen, dat hij zeer wel eene Club denkbaar acht, die ten minste over de hoofdzakenover de te volgen gedragslijn bij het behandelen van ingrijpende wetsontwerpen overleg pleegt met het Centraal-Comité. Zij, die dus het zelfde inzicht hebben, als de Standaard-redacteur, zullen den wensch voelen opkomen, dat de Club gereformeerd worde op zoodanige wijze, dat er meer eenparigheid van ER 20) DOOR F. HOFFMANN. XVII. DE GOEDE OVERSTE. Evenwel moest Lepage eerst zijne kleeding in orde brengen. Sinds hij bij de Corbiers woonde, bad bij de kleede ren van Michiel gedragen, en Francisea bad in dien tusscbentijd zijne eigene kleeding versteld en netjes in orde ge bracht. Deze wachtte met zijne friscb gewasschen en gebleekte onderkleeding, even als bun heer op den dag der be vrijding. Deze dag was eindelijk geko men, en toen de dokter zich verkleed bad, zag bij er geheel anders uit, als vroeger, toen Herman hem in bet bosch bad aangetroffen. De naald in eene be kwame band en een weinig zeep kunnen wonderen verrichtten. „Gij gaat, en ik moet blijven," riep Herman wanhopig uit. „Een oogenblik geduld," zeide Mi- cbiel, „ik ben met den dokter begonnen, evenwel heb ik uwe belangen reeds voor de zjnen geregeld. Dat viel minder inzicht bij hare leden ontstaat, en meer geneigdheid om door middel van het Centraal-Comité de gevoelens der kiezers te leeren kennen. Want, wel zegt de Prot. Noordbr., dat de Kamerleden zich ieder apart wel met hun kiezers in betrekking kun nen en moeten stellen, ten einde te weten te komen voor welke verlan gens en behoeften in de Kamer dient gewerkt te worden. En gebeurt dit niet, of niet genoeg, naar het oordeel der kiesvereenigingen, dan stellen zij zulk een Kamerlid eenvou dig niet langer candidaat, en zoeken hem door een geschikten vertegen woordiger te vervangen. Dit is alles heel logies en klaar gezegd. Alleen vragen wij ah zelfs de samenwerking tusschen de Club en een college als het Centraal-Comité (dat 5 a 6 Kamerleden en overigens eenige zeer kundige mannen bevat) afstuit op praetische moeieljkheden, zal ditzelfde dan niet nog veel meer het geval zijn, als de Kamerleden ieder afzonderlijk met weinig kundige besturen van kiesvereenigingen eenige aanraking zoeken? En zoo ja, is dan dat beroep op het zelfstandig polsen van de begeerten en aangelegenhe den der kiezers niet haast een was sen neus? 'tZou alles beter gaan, als bij het gros der antirev. kiezers het besef meer levendig was, dat inderdaad alle Club-leden de nooden en belangen onzes volks bestudeeren, ter harte nemen en alleen en vóór alles het optreden voor die belangen beoogen. Doch, al kunnen onze een voudige kiezers al het Kam er-werk niet 4in bijzonderheden nagaan, veel minder nog speciaal beoordeelen, toch hebben zij van de antirev. Kamer leden bepaalde en verschillende in drukken; en al zijn die Kamerleden ook allen formeel zuiver en aanbe velenswaardig verklaard, dit neemt moeielijk „Wat wilt gij daarmede zeggen?" „Het was nog vroeg in den morgen. De overste lag nog te bed en ik las hem zijne brieven voor." „Gij zijt dus zijn secretaris!" zeide Francisea niet zonder trots. „Ja, min of meer, beste meid. Een dezer brieven was door eene vrouw gesebreven en van den volgende inhoud Mijnbeer de overste, „Ik ben overtuigd van uwe mensch- lievendheid en roep die in ten gunste van mijn zoon Alfred. De arme jongen, zestien jaar oud gezond en sterk van gestel, heeft een armen aangeklaagden geestelijke helpen vluchten, en is daarom gedwongen, zich schuil te houden. Maar nergens kan hij zeker veiliger geborgen zijn, dan onder de hoede van uwe roemrijke vanen. Mocht gij hem toch in uw regiment op nemen Moeder en kind verzoeken deze gunst van u, en daardoor zult gij hen het leven weer met blijde hoop te gemoet doen gaan. „Neem uwe pen, Michiel," zeide de overste haastig tot mij, nadat ik ter nauwernood de laatste woorden bad ge lezen, en hij gaf mij de volgenderegels op: „Burgeres, „Uw zoon Alfred mag zich te Mont- niet weg, dat vele kiezers omtrent sommige r doen en uitlatingen niet gerust zijn. Er helpt niets aanin dit opzicht gaan de Kamerleden even gewis (en zeker met minstens evenveel recht) onder de algemeene critiek door als b. v. de predikanten en geneeskundigen. Maar aan de andere zijde zijn die eenvoudige kiezers ook vaak schuchter in het vellen van een vonnis, dat sommigen Kamerleden hun zetel zoude kosten. Tot dit uiterste durven de besturen der kies vereenigingen tegenover een fungee- rend lid niet spoedig ad viseeren. En zie nu, juist daarom achten wij het zoo wenscheljk, dat het Centraal- Comité eene door de Kamerleden ten voile erkende plaats hebbe tusschen de Kam rieden en de kiesvereenigin gen. Daardoor toch is er aan de zijde der kiesvereenigingen veel beter ge- ieg-enhei 1 om bestaande grieven te uiten, toelichting te vragen over duistere zaken, en op de gevoelens der Kamerleden in te werken. En anderzijds hebben deze beter gelegen heid om hun gedrag te verklaren en een overzicht te krijgen over de algemeene landsbehoeften, voor welker behartiging zij immers geroepen zjn. De Prot. Noordbrab. legt een bjzonderen nadruk op het officieel karakter van het Kamerlidmaatschap. De Kamerleden, zegt dit blad, zitten krachtens de wetz j ontleenen hunne roeping eenigl jk aan die wet„nim mer zou eenig Kamerlid openlijk durven verklaren, dat hj handelt krachtens opdracht of ten genoege van eenig Comité of persoon, niet bekleed met een door de wet opge dragen ambt," de Kamerleden „mogen de uitoefening van hun gewichtig ambt niet afhankelijk maken van vrucht bare samenwerking met extra-par lementaire krachten;" enz. pellier bj mijn regiment aansluiten, Deze plaats ligt voor hem op den weg dien ik neem bet dichtst bij. Ik zal uw zoon zoo dicht bij den vjand brengen, dat de sehelmen van agenten hem zeker niet zullen vangen. Ontvang mijne harteljke groeten." „Ik schreef dezen brief, en toen ik daarmede gereed was, plaatste ik mij zoo voor de overste." Bj deze woorden nam Michiel eene militaire houding aan. „Overste," zeide ik, „en ik bracht mijne band aan bet hoofd, de gunst, die gj aan dien Alfred toestaat, verzoek ik ook voor een vriend van mj, name lijk voor een zekeren Herman." „Wie is Herman?" „Een zestienjarige, flinke, gezonde en krachtige jongen, die zich om der wille van zijne bloedvewranten verborganmoet houden, omdat hj een armen voort vluchtige hulp hee^r verleend. Hj is een goed patriot, maar hij wil niet dat men de vrijheid door noodelous en wreed bloedvergieten on teert. Waar kan hj veiliger geborgen zjm dan onde: de hoede van uwe roemrijke vanen „Dit is dus dezelfde geschiedenis? zeide mjn overste, terwjJ hj lachte om mjne gevatheid. „Juist dezelfde, heer overste, en daar om richt ik hetzelfde verzoek totu," Dit alles is waar en goed. Green antirevolutionair zal er tegen opko men. Doch tevens is het waar, dat het wezen en de waarde van het ambt van een volksrepresentant eeniglijk en alleen hierin zit, dat hij de volksbehoeften naarstig onderzoekt, volledig leert kennen en getrouw ver tolkt; en om dit doel te bereiken, moeten er, o. i. helpende organen zjn, zoowel c.entrale als locale. Die organen behoeven wel niet aange merkt te worden als leiding gevende aan den parlementairen gang van zakenf nl. niet in dien zin, dat zij zouden mogen of kunnen heerschen over de Kamerledenmaar wel zijn het dienende machtendie mede den gang van het politieke leven bepalen. En immers, dat politieke leven in en buden het parlement behoort één leven te zijn. Een leven, dat zich wel, naar gelang van plaats, stand, ambt en omgeving verschillende vormen voor zjn openbaring schept, maar waardoor het toch niets van zijn innerljke éénheid behoeft te verliezen. En doet het dit welleeft er inderdaad een andere politiek in de Kamerclub dan onder het kiezersvolk, en dit is zeker het geval, wanneer over wetten als de nu aanhangige kieswet, (die zoozeer de toekomstige ontwik keling onzer beginselen beheerscht) in en buiten de Kamers niet dezelfde hoofd-drjfveeren werken dan is er storing op de ljn der volksre presentatie, en dan is het o. i. hoog noodig, dat worde nagegaan, waar de geleiddraden van het nationale representanten-leven in de klem zitten of verkeerde aanrakingen hebben. De lezer zal onze conclusie reeds begrepen hebben. Zij kan wel geen andere zijn dan dezerevisie en reformatie van de Club, en daarna herstel van het verband en eenige regeling van de samenwerking „En doet Herman dit ook?" „Zeker heer oversteDe dag waarop hj voor zjn Vaderland sterft, zal de gelukkigste zjns levens zjn." „Welnu, laat hj dan beginnen met zjn Vaderland goed te dienen. H j moet zich zoo goed mogeljk kleeden, en ons, daar ik vermoed, dat hj hier uit het dorp is, aan het einde van onzen eersten dagmarseh afwachten." „Ik zou reeds dezen morgen gekomen zjn, om u het goede nieuws mede te deelen," voegde Michiel er bj, „maar de dienst gaat boven alle andere zaken. Ik heb voor mjn overste gewerkt, ge ëxerceerd en op wacht gestaanNu ein- deljk ziet gj mj hier!" „Herman, die door vele vreugdekre ten zjne instemming had doen bijken, terwjl h j het verhaal van Michiel ver nam, viel hem thans om den hals, en scheen geheel door de vreugde vervoerd. „Zoo raak ik dan mjne goede gasten kwjfe," zeide Francisea met tranen in de oogen. „Met behulp van God hebben wj het goed bewaard. Moge diezelfde hulp met hen zjn, opdat wj hen eens weder onder ons dak kunnen begroeten, zonder hen weder zoo slecht als thans te moeten herbergen." „Mj dunkt," zeide Lepage nog kort voor zjn overhaast vertrek, „dat Herman zonder eenig gevaar nog eenige dagen tusschen Centraal-Comité en Karaer- c'ub. Den hoeren revisoren wenschen wj bj de uitvoering van deze zware taak voorzichtigheid, wijsheid, moed en kracht toe. De heer Donner heeft van zjn poging om de schutterj-wet te ver beteren, niet veel genoegen beleefd. Hj had nl. bj de Tweede Kamer een voorstel ingediend om art. 42 der wet van 11 April 1827, (waar- bj is bepaald, dat de oefeningen der schutters bj voorkeur op Zon dag zullen gehouden worden) te wjzigen in dezen zin, dat de oefenin gen op Zondag niet zouden mogen gehouden worden. De liberale heer Kielstra stelde nu bj de openbare beraadslaging eene andere wijziging voor, hierin bestaande, dat zij, die bij hunne inljving verklaren „bezwaar te heb ben tegen den dienst op den door hun kerkgenootschap aangenomen wekelijkschen rustdag" niet zouden mogen worden opgeroepen voor den schuttersdienst op dien dag, doch op andere dagen in de gelegenheid moeten gesteld worden om hun schut tersplichten te volbrengen. Met 39 tegen 38 stemmen werd dit amendement op het wetsvoorstel van den heer Donner aangenomen. De Regering had er zich voor verklaard. Maar de heeren van Yelzen, van Löben, Leis en Donner hadden het zoo sterk mogeljk bestreden. Yooral op grond, dat onze natie geen heidensche of mohammedaansche, maar nog steeds eene christelijke natie is, en dat bij gevolg de Zondag niet geljk gesteld mag worden door de Overheid, met alle andere dagen, die het een of ander Kerkgenootschap goed vindt als rustdagen aan te bj zjn grootvader kan doorbrengen. Spreken moet hij hem in elk geval, ten einde zjne toestemming te verkrjgen, om onder dienst te mogen gaan." „O, van deze toestemming ben ik I zeker genoeg," riep Herman. „Maar ik zal naar de overzjde loopen, om allen te omarmen, grootvader, Jeanne en Leentje." „We zullen wel is waar in hetzelfde regiment dienen, mjn goede Herman," zeide Lepage, terwijl hj den knaap va- derljk liefkoosde, „maar de vervulling onzer plichten zal ons menigmalen schei den, en wj kunnen niet meer zoo dikwjls samen zjn, als hier bj Francisea. Daar om vaarwel, mjn goede vriend, mjn dappere beschermer. Leentje en haar grootvader zullen u beter dan ik kunnen zeggen, hoe zeer ik u liefheb! Vaarwel! Moge ik u later in gezondheid weder zien! Vaarwel ook gj Francisea! Nooit zal de herinnering aan uwe goedheid in mjn hart worden uitgewischt." Zj weende van ganscher harte, die goede Francisea! Michiel bracht dokter Johan bij den overste. Een oogenblik later verliet ook Herman het gastvrije huis van Corbier, liep jlings naar de woning van zjn grootvader en klopte hier zacht aan het kamervenster van Jeanne. {Zie vervolg Twctde Blad,)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1