Vrijdag 10 Maart 1893. Antirevolutionair Achtste Jaargang No. 383, Orgaan Eerste Blad. IN HOC SIGN O VINCES FEUILLETON, De Vluchteling. Abonnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEKHOVEN. SOMMELSniJK. Dionstaanvrage* en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aan s?ever. Dit nummer bestaat uit twee bladen. W oHtsrertegenwoordi- gers en journalisten. Onlangs wees de Prot. Noordbra- banter er op, dat onze persmannen wel eens een wat te hard oordeel vellen over de volksvertegenwoordigers en over de Ministers. Om dit te voorkomen, zou de re dactie, als wij haar bedoeling goed begrepen hebben, liefst willen, dat de bladen zich bepaalden tot het uiteenzetten der algemeene begin selen van] staatsbeleid en tot het toetsen der iqgediende en der aan genomen wetsontwerpen aan deze beginselen. Maar dat gedurig critiek uitoefenen op de Regeering en op de Kamerleden keurde zij af, omdat de beste stuurlui toch „aan wal" staan, en omdat er zich gedurig omstandig heden en bezwaren opdoen, waai door de mannen van de staatkundige praktijk worden bebeerscht, en ge dwongen om anders te bandelen, dan zij eerst hadden gewild of zich voorgenomen. Er ligt in deze beschouwing zeer zeker iets, waarmede wij van harte sympatbiseeren. Dat onbesuisd oor- deelen zonder de noodige gegevens, slechts met halve bewijzen, achten ook wij zeer kinderlijk, en tegenover Re Herder zeer hooggeplaatste personen zeer ongepast. Maar bet is een kwaad, dat o. i. ten deele onvermjdelijk is, en dat ge niet weg kunt nemen zonder weer in andere gevaren te vervallen. Waren alle staatslieden maar on wrikbaar sterk in hun beginselen en volkomen vertrouwbaar in bun in- tentiën, ja, dan was er veel te zeggen voor bet stil laten begaan van de deskundigen. Maar zoo bestaat bet menscbdom nu eenmaal niet en zoo bestaan ook de politieke leiders niet. Inderdaad, er komen vaak oogen- blikken, dat de stuurlui „aan wal" gauwer zien of bet schip in den rechten koer3 blijft, dan zij die op bet vaartuig en telkens in bet gedrang van bet scheepsvolk staan. En dan kan er ontegenzeggeljk door bet leveren van dadeljke critiek op bet gedrag onzer staatslieden in den actieven dienst een sterke prikkel geboden worden voor gedurige zelf beproeving en omzichtigheid. Want wel doet de geeerde Prot. Noordbrabanter een ander middel aan de band om ditzelfde doel te bereiken, nl. dat de candidaten telkens als zj weer moeten herkozen worden, wat scherper zullen worden bekeken en zoo noodig ondervraagd. Doch bet is hoogst moeielijk om dit middel in toepassing te brengen Caudidaat-Kamerleden laten zich zoo gemakkeijk geen „examen afnemen." En waarover zal men bet dan met ben hebben? Over betgeen zj in bet verleden deden? Maar als men terugkomt op lang geleden gebeur tenissen, is bet niet zoo moeieljk daarvan een lezing en verklaring te geven, waarbj alle beweerde tekort komingen als in bet niet verdw jnen. En als dan wat de toekomst betreft, scbier alles afbankelijk moet gesteld worden van de omstandigheden en de bjzonderheden die men eerst te weten komt nè, de verkiezing, zie dan blijft er niet zooveel te keuren over.- Wij zien wel in, dat althans de heeren Ministers geheel vrij dienen te zijn in bet bepalen van de volgorde, waarin zj de voornaamste stukken van bun politieken arbeid voordragen. Maar of er al of niet met bekwamen spoed gewerkt 'wordt, of de voorgedragen wetten, getoetst aan zekere vaststaande beginselen, dragelijk en aannemelijk of onge schikt en cmaannemeljk zjn, en in veiband daarmede, wat de Kamer leden in deze te betrachten hebben, zie voor dat alles moet de pers zich vrijelijk kunnen uiten. En de volksvertegenwoordigers zullen zeker wijs doen, als zj daar van ook e.nstig notitie nemen. Dat bet een enkele maal voor komt, dat de stemming omtrent een bepaald wetsartikel of een amende ment bebeerscht wordt door geheime redenen, die alleen aan de kamer- leden bekend zjn, zullen wj niet betwisten. Maar dat is tocb uitzon dering, en de regel is veeleer, dat alle hoofdmotieven en drjfveeren voor bet aannemen of verwerpen eener wet openbaar bekend zjn. De openbare beraadslagingen dienen er immers ook juist voor om ze bek end te maken, en bet groote publiek tot mede-oordeelen in staat te stellen. Nu wordt er, en in zooverre gaan wij met de Prot. Noordbrabanter mede, wel eens geoordeeld op te losse gronden, en zonder dat de Handelingen zjn nageplozen en be studeerd. Dit bangt ook al samen met de omstandigheid, dat zoo wei nig ontwikkelde mannen een maat schappelijke positie kunnen verwer ven, die ben gelegenheid biedt om zich geheel aan de politieke studie te wjden. De Kamerleden zijn biervan natuurljk uitgezonderd. Maar buiten ben behandelen haast alle schrjvers de politiek als een %'zaak, waarvoor zj zich in bun snipperuurtjes neer zetten. Uit een financieel oogpunt beschouwd en gerekend met de veel vuldige concurrentie kan het in ons kleine land moeieljk anders. En tocb is voor bet vellen van een bill jk oordeel over onze staatslieden dringend noodig, dat de betrokken onderwerpen op wetgevend gebied en de daarover in de Kamers gehouden redevoeringen nauwlettend bestu deerd worden. Dat de Prot. Noordbr. daarop aandringt, achten wj zeer men, ge- noodig. Maar veel verder moet looven wj niet gaa^. Te vergen, dat het ontwikkeld publiek, als het de politieke zaken op een ongewensch- te wijze ziet behandelen, allen troost zal putten uit zijn vertrouwen op ben, die in de geheimen zijn ingewijd, zie daardoor wordt er een te groote afstand gemaakt tusschen do volksver tegenwoordigers en hen die zij verte genwoordigen.- Koos do overheid die vertegenwoordigers, dan konden zij meer alleen naar bun eigen in zichten bandelen. Nu echter het volk zelf ben kiest, moet bet ben ook ken nen en kunnen kennen en willen kernen, en moeten de volkstolken zo"ven dit mede zoo sterk mogelijk bevorderen. Het is waar, niet alle critiek is rechtvaardig. Maar wiedie in het publiek arbeidt, ontkomt daaraan. Wat weten b. v. de menschen over bet algemeen van dé wjze waarop een the oloog zjne preêken moet maken, of een geneeskundige zjn patiënten bezoe ken. En toch, wat een oordeelvellin gen, betzj dan raak ot mis, gaan er aldoor over de tongen der menschen. En waarom zou bet dan bj de staat kundigen anders toegaan. De hoofd begrippen der politiek gaan tocb geen gewoon menschelijk verstand te bovenOok mag niet vergeten, dat op den duur de voorbeerschende ka raktertrekken van ben, die aanhou dend in het openbaar spreken, bekend mm in mmsimkm m mnmm sub Deze Courant verschjnt eiken Yrijdag. UITGEVER,: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Groota letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. EN 11) DOOR F. HOFFMANN. X. NIEUWE MOEIELIJKHEDEN. „Flink gesproken! Thans herken ik mijn braven kleinzoon weder," zeide de grootvader tevreden. Den volgenden morgen spraken Her man en Deentje over het droevige nieuws, en zj overlegden samen of zj dit aan Lepage zouden mededeelen. Leentje, die altjd oprecht en open hartig was, meende, dat men Lepage niets moest geheim houden, en na kort beraad stemde Herman met haar in. Hj ging naar de grot en begeerde zoo dringend een mondeling gesprek, dat Lepage moest toegeven. Hj vond zjn ongelukkigen vriend belaas! zeer ljdend. Lepage kon zich nauweljks be wegen. Evenwel moest Herman sprekeu en nu zeide hj vrjmoedig wat hem zoo zwaar op het hart lag. „Ik ben op alles voorbereid," ant woordde de vluchteling, „alleen gaat het mj aan het hart, u om mj* te zien lj den, dat kan ik in het geheel niet verdragen." Overigens stemden beiden daarin over een, dat er op het oogenblik niets was te doen, en men slechts de waakzaam heid en de voorzichtigheid moest ver dubbelen. Deze treurige dag zou nog treuriger voor de kinderen eindigen. Het weder werd slecht; een onweder trok zich sa men, en de beide herders werden tegen den avond door stroomen regen, met sneeuw vermengd naar huis gejaagd, waar zj doornat en door de koude ver- stjtd aankwamen. Bj hunnen aanblik jammerde Jeanne luid en zj verklaarde, dat van nu af aan het vee in den stal moest bij ven. Dat was ook het gevoelen van den grootvader. Herman meende echter, dat hj er inderdaad niets tegen had, wanneer Leentje thuis bleef, hj zou zich echter door een paar regen droppels niet laten afschrikken. Hj had voor zich eene aarden hut gebouwd, waar hj was geborgen. Het vee kon tegen nog veel slechter weder, en het vond buiten veel beter en overvloediger voedsel, dan in den stal. De grootvader liet deze beweegredenen van Herman gelden en besloot, dat Her man voortaan alleen met de kudde zou uitgaan. Leentje was daarover wel bedroefd doch zj verborg haar spjt, en vroeg toen zj met haar broeder alleen was: „Maar Herman, wie zal nu bj uwe afwezigheid de kudde hoeden?" „Dat weet ik wel, wees maar gerust," gaf hj ten antwoord. Jeanne ried den wensch van haar ouden heer, en zij stopte daarom den korf van Herman even vol met levensmiddelen als vroeger, hetgeen den knaap natuurljk hoogst aangenaam was. Indien h j den gevangene wilde bezoe ken, moest hj de kudde noodzakeljk minstens een kwartier alleen laten. Iïj nam dus twee pinnen van anderhalven voet lengte sloeg die stevig in den grond, en bond dan vervolgens aan elk een touw van twaalf tot vjftien voet lengte. Aan de eene pin bond b j toen eene koe, aan de andere eene stier {rast. De uitkomst beantwoordde geheel aan zjne verwach tingen. De overige dieren bleven in de nabjbeid der vastgebondenen. „Ik hoop u zoo terug te vinden," zeide Herman, terwjl hj in stilte het instinct van de arme dieren bewonderde, die hunne gevangen kameraden schenen te willen troosten. Hierna liep hj, wat hj loopen kon, en daalde in het hol naar beneden, om zjn vriend van den nieuwen stand van zak«n kennis te geven. Lepage was *og steeds ziek, en kon slechts met moeite weinige stappen loopen. Met medeljden nam Herman afscheid van hem, en kwam weder in de open lucht. Maar wat moest h j hier thans tot zjn schrik bemerkenhier was Castor, de ongelukkige Castor, die zjn spoor gevolgd haden als eene gems de ge- vaarl jke opening van de trap had overge sprongen. Herman joeg hem terug en volgde hem. Dit voorval was van veel beteekenis en bet mocht niet baten, dat de hond kwispelstaartte en zjn jongen meester met vreugdebetuiging ontving. Herman sneed een stok al, gaf den indringenden bezoeker eenbehoorljk pak slaag en joeg hem naar huis. Hoe lichteljk kon Castor de wjk- plaats van den vluchteling verraden en daardoor diens leven in gevaar brengen Herman gevoelde zich door deze ge dachten uiterst verontrust. Bj de kudde teruggekomen, maakte hj eerst de ge vangenen los, en dacht nu tot aan den avond na over Castor en over het ge vaar, dat hij had doen ontstaan. „Indien hj nu en dan wederkomt, zjn wj verloren," mompelde hj in zich zeiven. „Lepage zou niet de eerste vluchteling zjn, die van een hond den dood te wjten heeft. Arme Castor, wat hebt gj gedaan En waartoe noodzaakt gj mj, wanneer gj uw bezoek herhaalt Ofschoon met droef heid vatte Herman toch een onveranderljk besluit. Hj bad den goeden hond lief en bewonderde in het dier alle mogeljke voortreffcljke eigenschappen en toch was hj be sloten het in geval van nood te dooden. Hj bracht een slechten nacht door, maar in zjn besluit weifelde hj niet en hj maakte daaromtrent zjne voor bereidselen. Toen hj den volgenden morgen voorbj den hond ging, dreigde hj dien ernstig, dat deze niet zou vol gen. Maar nauweljks was hj het dorp uit, of hj bemerkte van verre het dier, dat als van zjne schuld bewust al dich ter en dichter bj hem kwam. Herman bljft staan en dreigt. Castor bljft ook staan. Herman gaat verder en nu komt de hond jlings naar hem toesnellen. Eene nieuwe zware kastjding wacht het dierzwaar trof Herman eiken slag, dien hj den jankenden hond toebracht, maar hj moest het dier slaan, duchtig slaan, om grooter onheil te voorkomen. Toen Castor zjn pak slaag had ontvan gen, liet Herman hem los en nu scheen het dier naar huis te willen loopen. Herman ademde vrjer, maar toen hj zich van den lastigen bezoeker ontsla gen waande, bedroog b j zich. Na eenige minuten verscheen Castor weder, terwjl hj zijn kop door het gat van eene haag stak. Opnieuw, volgden bedreigingen, opnieuw ging hj op den vlucht, maar altjd met hetzelfde gevolg. Vjf malen werd dit spel herhaald. Toen Herman eindeljk op de weide aankwam, had hij evenwel een geruimen tjd den hond uit het oog verloren en O O hj hoopte hem nu eens voorgoed be vreesd te hebben gemaakt. Hj bond de koe en den stier aan de palen vast, en ging naar bet bosch geen Castor liet zich hooren of zien. O! daar is hij! Hj wacht zjn heer af, aan de verweerde trap. „Onverbeterl jke deugnietzeide Her man wanhopend. „Nu moet het gebeu ren!" Hierop lokte hj hem zonder dra len tot zich, en op vier passen afstands, verbrjzelde hj hem den kop door een pistoolschot. De dood volgde spoedig. Costor viel stuiptrekkend neder, opende nog eenmaal de oogen en stierf. Herman liep hard tegen den rots op, hj schreef een paar regels met potlood en liet die met den broodkorf naar beneden gijden. Spoedig ontving h j van Lepage een ant woord. „Gj verloochent uzelven niet en gj geeft mj eiken dag opnieuw reden, u lief te hebben," schreef Lepage terug. „Ik weet, hoe zwaar het offer is, dat gj hebt gebracht. M jn hart bloedt even als het uwe. Begraaf den armen Castor naast de duif. De herinnering aan hem zal nooit in onze harten worden uitge- wischt. Herman had nog de spade, waarmee hj zjne aarden hut gegraven had. Thans nam hj deze om den wensch van zjn vriend te vervullen. Op het graf plantte hj een jongen beukeboom, en bevoch tigde dien met zijne tranen. Aan zijne zuster zeide hj niets van deze treurige maar onvermijdeljk nood- zakeljke daad, en zoo vooronderstelde men, dat Castor door de wolven was verscheurd en opgevreten. Zie vervolg Tweede Blad.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1