Vrijdag 27 Januari 1893. Zevende Jaargang No. 377. Antirevolutionair Orgaan MMMM IN HOC SIGN O VINCES DILAjJJJ 5 Bill II! s FEUILLETON De Vluchteling T. BOEK HOY EN. uitgever: Alle stukken voor de Redactie kestemd, Adverfentiësi en verdere Administratie franco toe te «endesa aan den Uitgever. Opvoeding en Imi'^ei- plicht. ®De Arnhemsche Couranteen vol bloed liberaal orgaan, heeft dezer da gen in vrij krasse bewoordingen een beduidend deel van de schuld der toenemende op oeiigheid in de maatschappij geweten aan de openbare scholen, omdat daar de gelegenheid niet gebruikt is om de thans in de maatschappij optredende burgers be hoorlijk op te voeden en hun de noo- dige deugden in te prenten. Het Vaderland komt tegen dit verwijt op, en zegt de liberale on derwijzers zijn immers uit het volk voortgekomenhet volk heeft hen aldus gemaaktde radicale en so cialistische woordvoerders onder de onderwijzers zijn de tolken van het volkals vanzelfdoor hun veel te lage traktementen en door het over zien van hun omgeving komen zij tot forsche uitspraken. Hierop komt het schrijven van het Vaderland onge veer neer. Ons dunkt, de opmerkingen van laatstgenoemd blad zijn niet bijzon- dor leep. Verre zij het van ons om de li berale en radicale onderwijzers als schuldiger voor te stellen dan hun medeburgers. Maar dit neemt niet weg dat hun invloed zeer groot is. De Herder Oproerige volksvei tegenwoordigers worden ook door het volk voortge bracht, maar moet daarom hun in vloed niet bestreden worden De zaak is maar, dat de liberalen hoe langer hoe meer gaan toestemmen, dat de opvoeding niet van het onder wijs is te scheiden en dat de onder wijzers een onberekenbaar grooten invloed op den gang der burgerlijke zaken uitoefenen. De antirevolutionairen hebben reeds veertig en meer jaren getoond, dat zij dit beseffen. De liberalen gaan het eerst erkennen, nu het voor velen reeds te laat is. Tweeërlei democratie. Als onze christelijke journalisten van tijd tot tijd op de zedelijke rech ten der democratie wijzen en op de groote fouten der aristocratie, dan schijnt het soms, alsof zij het voor een goed deel eens zijn met de so ciaal-democraten. Dit is echter totaal misgezien. Er zijn in de redeneeringen der socialisten zeer zeker elementen van waarheid, die ook een christen wel kan aanvaarden. Zelfs de Satan mengt nog waarheid met zijn valsche lee ringen. En zouden dan menschen dit niet doen, al zijn zij ook gansch en al op het dwaalspoor? Maar in de hoofdzaak en in den wortel gezien, dan staat de demo cratie van christelijken huize tegen die van onchristelijken oorsprong- lijnrecht over. De eerste wil den geringen burger zekere vrijheden, rechten en genietingen verschaffen omdat God dit beveelt. Overigens wil zij de Overheid gehoorzamen en onder alle omstandigheden blijven erkennen om des Heeren wil. De revolutionaire of ongeloovige democratie daarentegen rekent niet met God en Zijn Woord, maar wil het volk souverein van zichzelf ma ken, en zoodra de „Overheid" het naar haar inzicht al te zeer verkorven heeft, zijn eigen rechter zijn en het bestaande omverwerpen. De klove tusschen de christelijke en de anti-christelijke democratie is dus breed en diep. Wie hierop geen aeh- geeft, is onbekwaam om in onze dagen mee te strijden, want die verwart hett geen nooit verward mag worden een geheiligde wil en een zondigen moed wil. -- LQ Deze Courant verschjnt eiken Vrijdag. Abnnnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJM. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maa^ Boekaankondiging i Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragan en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die aj beslaan. Advertentiën worde» ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. EN DOOE 4) F. HOFFMAN. IV. WIE WAS DE_VLUCHTELING? Op den volgenden ochtend maakten broeder en zuster zich vroeger dan naar gewoonte gereed, om met de kudde uit te trekken. Jeanne verheugde zich over hun ijver en ter belooning gaf zij hun eten in overvloed mede. De kinderen waren natuurlijk daarover zeer verheugd, en wisselden blikken van verstandhou ding, waardoor hunne gedachten zich duidelijk uitdrukten, die alleen op hun beschermeling betrekking hadden. On derweg gaf Leentje hare vrees te ken nen, dat de ongelukkige een zeer slechten nacht moest gemaakt hebben. Zij had, zeide zij, door de gedachte daaraan nau welijks gerust kunnen slapen, en de herinnering aan den armen vluchteling niet uit het hoofd kunnen zetten. Her man stelde haar evenwel spoedig gerust, dewijl hij haar mededeelde, wat hij voor den vreemdeling had gedaan. Toen zij op de weide kwamen, liep Herman dadelijk naar de schuilplaats, waar hij zijn beschermeling in eene goede stemming vond. Hij deelde zijn ontbijt met hem, en voegde daar een grooten kop melk bij. Leentje hoedde intusschen de kudde, en dit stelde hem in de gelegenheid eenigen tijd bij den vluchteling door te brengen. „Men weet niet wat er kan gebeu ren," zeide deze, nadat het ontbijt was geëindigd tot Herman. „Daarom wil ik u mijn naam zeggen, zooals gij mij den uwen hebt medegedeeldwanneer ik dan ooit wordt gevangen genomen, weet gij ten minste, wien gij zoo edelmoedig troost en hulp hebt verleend. Ik heet Constant Lepage en woon te 6. waar ik geneesheer was." Deze verklaring liet hij nog door eenige bijzonderheden volgen. Men had hem tot burgemeester zijner gemeente verkozen, en hij had die benoeming aangenomen, ofschoon zij hem in de uitoefening van zijne praktijk dikwijls zeer lastig was en hem bovendien aan buitengewone gevaren blootstelde. Zijne medelijdende ijver had zulk een gevaar op zijn hoofd doen nederkomen. Een commissaris der Conventie was namelijk in het dorp afgestapt en had de gevan genneming bevolen van tien verdachte personen, waaronder zich grijsaards en vrouwen bevonden. Zij zouden den volgenden morgen worden veroordeeld. Lepage was overtuigd van hunne on schuld en kon evengoed begrijpen, dat zijne voorspraak bij den wreeden com missaris tot niets zou hebben geleid. Hij nam alzoo den schijn aan, alsof hij zich om het lot der aangeklaagden niet be kommerde, maar liet hen in het geheim des nachts ontvluchten. Den volgenden morgen ontvlamde de commissaris in de hevigste woede, en dreigde den burgemeester met de ongenade derRe- geering. Lepage maakte zich uit de voeten, maar ontving kort daarna hei melijk het bericht, dat hij was beschul digd van hoogverraad en derhalve ter dood veroordeeld. Er bleef hem niets anders over, dan verder te vluchten, wanneer hij zijn leven wilde redden. fledert was hij van plaats tot plaats gedwaald, om de Cevennes te bereiken, waar ook zijne grootouders eens in liet geheim hadden vertoefd, ten tijde van eene geweldige vervolging om hun ge loof. Hij had meer bij dag dan bij nacht geloopen, en altijd de minst drukke plaatsen opgezocht. Wisavom? Iedereen, die op den achter hem liggenden weg nog oeus terug ziet, krijgt soms enkele gewaar wordingen of ervaringen voor zijn geest, waar- hij hij het soms niet kan nalaten om te vragen waarom? En als op zoo'n waarom? dan geen omdat is te vinden, dan geeft dat soms een pijl lijk en droevig gevoel in ons hart dat zóó onrustig maakt, dat wij geen geduld hebben om De steden en dorpen had hij zorgvul dig ontweken, en hij had op niemands gastvrijheid aanspraak gemaakt, om nog meer onschuldige lieden in het ongeluk te storten. Zoo had hij zes volle weken als een wilde geleefd zonder eenig an der voedsel, dan wilde vruchten en bes sen, steeds met het vooruitzicht voor oogen om van koude, uitputting of hon ger ellendig om te komen. De afgeloo- pen nacht was nog de beste van alle geweest, dien hij in den laatsten tijd had doorgebracht, en zijn laatsten maaltijd prees hij als een allerheerlijk ste lekkernij. Herman voelde zich diep getroffen door dit verhaal. Hij vroeg Lepage of hij Frankrijk nu niet wilde verlaten, om zijn leven in veiligheid te brengen. „Neen," antwoordde hem de vluch teling. „Vooreerst zijn wij hier te ver van de grenzen verwijderd en ten tweede heb ik mijn vaderland veel te lief, dan dat ik het den rug kan toe- keeren. Ik lijd voor de vrijheid en wil in het uiterste geval haar martelaar worden. Overigens ontbreekt het mij niet aan geld, want ik draag al wat ik bezit bij mij." Bij deze woorden liet hij aan Herman eene brieventasch van zwart marokijn en eene gevulde beurs zien. „Dit zijn mijne spaarpenningen," voegde hij er bij. „En wat de toekomst betreft, ik vertrouw op mijn hoofd en op mijne kunde. Aan mijne kunde heb ik ook mijn leven te danken, want de man die mij heimelijk het bericht mij ner veroordeeling bracht, was een pa tiënt van mij, een arme sansculotte dien ik van eene zware ziekte heb ge nezen, en die mij door deze mededeeling een bewijs van zijne dankbaarheid wilde geven. „Brave manriep Herman uit. „Er zijn nog meer zoodanige mannen in ons schoone land," antwoordde hem Lepa- ergons lang te vertoeven en ona van de eene plaats naar de andere jaagt. Onze dierbaarste betrekkingen, die ons lief en waard waren, die wij nog zoo gaarne wat hadden willen behouden, en door wier gemis wij een ledige plaats in ons hart voelen, worden, naar onze meening, te vroeg ons ontnomen. Wij zijn onmachtig om daarop oen voldoend omdat te geven. Doch alles wat ons overblijft is te zeggen omdat God het zoo wilde, en alles wat God doet is goed. Dit is hot eenige wat ons ruste kan ge ven, en beproeft soms den twijfel om die rust te verstoren, hetgeen vaak het geval is, dan denkt de mensch aan de vele door liem doorleefde er varingen waarvan de uitkomst bewezen beeft, dat hot goed was dat het zóó is gesohied en dat zich op de bedroevende vraag: waarom? zich later en verhelderd omdat openbaardeen dan werpt hij een blik vooruit en denkt: de toekomst is zeker het gioote omdat op al het waarom? van dit leven. Waar waagt gij u vermetel aan Gij wijzen dezer dagen; Gods ondoorgrondelijk bestaan, Het waarom aftevragen. Wat hoont gij met uw drieste taal, Don grooten lotbestommer, Gij nietig stofje in den schaal, Gij druppel in den emmer. Van uit de onpeil'bren diepten Gods, Wilt go u de wijsheid delven; En blijft, uw spits vernuft ten trots. Een raadsel voor u zeiven. Heen vraag niet bij des braven graf, Waarbij wij staan te weenen; Het waarom aan den Scheider af, Hij scheidde, en zal hereenen. Geen waarom dus, buigt stom en stil, Wat komt heeft Hij gezonden; Zijn liefde is groot, en wijs Zijn wil, Doch laat zioli niet doorgronden. nieuws Sedert ons laatste schrijven, zegt de Chicago Nederlanderhebben zich uit Holland ge, „en dit is eveneens eene reden voor mij Frankrijk niet te verlaten. Eenmaal, wellifht reeds binnen korten tijd zal het oogenblik komen, dat de goeden de overmacht boven de kwaden zullen heb ben, en dan ben ik veilig. Tot op dien tijd wil ik echter ergens een schuil hoekje kiezen, waarin ik mij kan ver borgen houden. Vooreerst wil ik hier verborgen blijven, dan zal men niet de verdenking op u kunnen werpen, dat mijne tegenwoordigheid u bekend is geweest." Hierop gaf Lepage den wensch te kennen, om Hermans zustei te willen bedanken voor hare goedheid, waarop de jongeling hem uitnoodigde, tot aan den zoom van het bösck met hem me de te gaan, dan zou hij Leentje bij hem sturen. Dit geschiedde. Herman haalde Leentje en vertelde haar onderweg met korte woorden het lot van den dokter. Toen zij weder bij hem kwamen, zag deze op den eersten aanblik dat dit meisje eene edele ziel moest bezitten, begaafd met eene krachtigen wil en de liefderijkste welwillendheid. Ja, Leentje," zeide hij, „gij zijt waar dig Hermans zuster te zijn, ik weet dat gij even getrouw als hij mijn geheim zult bewaren. Maar beloof mij nu ook mij oogenblikkelijk te waarschuwen, indien gij om mijnentwil door eenig gevaar wordt bedreigd. Ik schenk u mijn ver trouwen, vertrouwt nu ook mij. God ziet en hoort ons. Hij zal onze po gingen zegenenDankbaar erken ik de genade, dat Hij mij tot beschermers heeft geleid, zooals gij zijt." „Lieve mijnheer," antwoordde Leentje, „ik ben wel is waar nog jong, niettemin zal ik uw geheim bewaren. Maar wat zult gij in het bosch moeten beginnen, indien de winter en het slecht weder aanbreekt Dan zult gij niets anders dan eene slechte beschutting in het boschje vinden." nog oen paar personen aangemeld om deel te nemen aan de Tentoonstelling en wel: de Hear D. Schouten, te Nieuwerburg bij Woerden. De Heer F. Stolzenbero, uit Roer mond en ten slotte de firma Wijnand Fockink, uit Amsterdam. Er valt echter een feit te vermelden, dat voor ons Hollanders van belang is. Reed» een drietal maanden geleden word door den Chef van het Landbouw Depaitcment aan den Heer Birkiioff (Consul-Generaal der Nederlanden en C nnmis- snris-Gcneraal der Hollandsche Regeering Vior de Chic go tentoonstelling) de vraag gedaan, of het niet mogelijk zou zijn om een Holland- scheu windmolen op de tentoonstelling to bekomen. De lieer Birkiioff legde de vraag aan de Com missie in Nederland voor, doeh particulieren wildon de zaak niet onderngman en de Regeeriug had er gesn geld voor over. Zoo zou dus het plan moeten vervallen en onze Commissaris Generaal was reeds op het punt do treurige boodschap aan den Chef van het Departement Tan Buitenlandsche Zaken bij do WorVd Colum bian overtèbrengon, toen plotseling do Cacaofirma. J. C. Bi.ooker, Amsterdam (Holland), als ecu reddende engel optrad. Niet lang geleden namelijk, kwam de Heer W. F. van Heusden, vertegenwoordiger dier Firma, uit Nederland hier ter sted; aan; hij haastte zich onzen Commissaris-Generaal optezoe- ken en stelde hem voor hun windmolen in Holland te laten afbreken en hier weder op de tentoon stelling optebouwen, indien aan de li una Blooker verlof werd gegeven om aan de bezoekers kos teloos can kop cacao aan te bieden. De Heer Birkiioff, steeds er op uit om alles te doen wat strekken kan om Holland op de tentoonstelling oen goed figuur te doen maken, had luisterende ooren naar het voorstel en heeft dan ook zoo krachtig voor het plan gesproken, dat in eene bizondere "Vergadering van het Wags and Means Committee (finantieelo Com missie) besloten werd, den Hoeren Bi.ooker to vergunnen bun windmolen op te richten op het tentoonstellingsterrein met het recht in het onderste deel van den molen den bezoekers gratis oen kop BLOOKER's CóCAO aantebie- den. Wij zullen dus dit jaar hot genoegen hebben een heusclien Hoilandschen windmolen te zien. Het molenaarshuis zal als een oud-Hollandseh woonvertrek ingericht en daarin zal door eenige „Daar valt uiij iets te binnen," zeide Hei man met een blik op zjne zuster. „"VVeet gij wel de grot." „Och, HermanWat zegt gij daar riep Leentje geheel verschrikt uit. De grot waarvan Herman sprak, was iu eene bijna loodrecht oploopende rots gelegen en wel zestig voet onder hare kruin, van waar zij alleen toegankelijk was, terwijl daaronder een afgrond van meer dan vijfhonderd voet diepte gaapte. Diep beneden stroomde eene kleine beek wier schuimende stroomen men hier en daar kon zien en waarnemen hoe zij uit de boomeu eu uit de bosscheu te voorschijn glinsterden, die den ruimen bodem der rots deels bedekten, en aan het woeste oord een zweem van schil derachtige liefelijkheid bijzetten. Die grot was vroeger eens het toevluchtsoord van een kluizenaar geweest, van wien de lieden nog allerlei zonderlange en avontuurlijke geschiedenissen vertelden. Zoo zou de duivel hem van den top der rots in den afgrond hebben geslingerd, omdat de kluizenaar van God had verlangd, dat hij tot paus werd verkoren. Tjdens de kluizenaar de grot bewoon de, had men langs eene waarlijk zeer steille en halsbrekende trap toegang tot zijne verbl jfplaatsmaar sedert was deze overigens hobbelige trap geheel door den regen, het js en de sneeuw vernield geworden, en slechts de vlugste en rapste jonge herders waagden het somwijlen dezen gevaarlijken weg te betreden. Se dert drie weken was de grof bjna in het geheel niet bezocht geworden, omdat een eik welks stam en takken anders de inoeielijkheid van het afstjgen een weinig had verminderd, onlangs door den bliksem was getroffen, en in den afgrond was geslingerd geworden. Wordt vervolgd.) 1

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1