üLMmi Vrijdag 13 Januari 1893. Zevende Jaargang No. 375. Ani ire vo Orgaan :erde E, ÈRDAM. Huisboek Album IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVEN. NOnntilMlHJH. FEUILLETON De Vluchteling, ft hild en Pijl or ADELPHA onden f 2,90. S HKILS Fff1, Predikant door Prof. Dr. in prachtband ïo's f 13,90. zee's i 1,25. ■itviering Q Aiie stukken voor de Redactie beste Advertentiën en ventere Administratie J'raiico foe te zenden aan den Uitgever. Oproeren. Huiveringwekkend zijn de vele be richten van geweldpleging, openbaar verzet en militaire tuchtiging, die er tegenwoordig uit het noorden des lands komen, en onwillekeurig moe ten eenigszins ernstige lieden zich ge durig afvragen wat moet er van het volgend geslacht worden als die ongeregeldheden aanhouden en ver meerderen zooals nu in de laatste ja ren zoo zichtbaar het geval was. Want wel dragen het harre wintergetijde en het gebrek aan werk wat bij tot den toestand van bekommering en wrevel, die zich alom zoo luide uitspreekt, maar in hoofdzaak heeft toch de heer- schend e ontevredenheid een dieperen wortel. Het is nu eenmaal bij een deel der landgenooten vaste overtuiging geworden, dat de maatschappij te zeer in de war is om nog op haar ge leidelijk herstel te kunnen hopen, en dat er daarom een opzettelijk operatie noodig is, er koine van wat wil. Da gelijks wordt dit door „Recht voor allen" geboodschapt en betoogd, en het aantal lieden, dat naar zulk een lectuur grijpt, groeit sneliyk aan. Doch dezelfde huivering en angst, die thans nu het eigenlijk veel te laat is, zooveel toeschouwers van de feiten aangrijpen, hebben reeds tien, twintig De Herder jaren geleden de denkende geesten bevangen, toen zij nadachten over het verband tusschen zaaisel en vrucht. Zij zagen toen klaar en duidelijk in, dat de gevolgen moesten zijn zooals ze nu vernomen worden. En daarom waarschuwden zij, daarom drongen zij aan op het verbeteren der wetten in zoodanigen zin, dat de verschidende levenskringen der natie zich gemak kelijker zouden kunnen bewegen en uitzetten; dat handel en nijverheid zouden kunnen tieren en dat alle standen der maatschappij elkaar zou den naderen. Bovenal werd toen aangedrongen op het kweeken van Zedelijke be ginselen in de volksjeugd en op het vrijlaten van elke poging die daartoe strekken kon. Inzonderheid werd daarom geroepen om vrijheid op het gebied van kerk en school, opdat alle ouders hun kinderen den weg des le vens zouden kunnen laten w jzen over eenkomstig hun eigen overtuiging. Yelen echter wildon toen niet hoo- ren. Dat was, zoo riepen de doctrinaire liberalen alles maar dweper j en dr j- verj gevolg van godsdienstwaanzin, partyzucht en verhitte verbeelding. En wat is de uitkomst Ieder ziet ze thans voor oogen. Het scheelt niet veel of een groot deel van het Noorden §en*:' is in staat van beleg en tal van magie- straatspersonen weten niet meer hoe zij het volk tot kalmte zullen bren gen. Met het zwaard er op instor men, of „vuur" geven en de opruiers dooden, ziedaar het „redmiddel," dat nu wordt besteld. Maar zal dat kunnen baten? Zal men met het wegnemen van eenige menscheljke lichamen ook den heer- schenden geest des menschdoms veran deren 01' zal het zien van de vreese ljke strafgevolgen de ontevredenen soms doen afzien van hun opstand Zij die dit wanen, kennen het men- scheiijk hart niet, en evenmin onzen volksaard. O neen, als eenmaal de hartstochten gloeien, dan zwijgt het nuchter verstand. Yrees voor de ge volgen der misdaad maakt iemand niet deugdzaam. En ook wordt alle kwaad een toenemende macht over den mensch, te sterker naarmate het lan ger bedreven is. Ditzelfde zal nu ook uitkomen met betrekking tot het socialisme. De beginselen waaruit dit is opge groeid, zijn niet te onderdrukken dan door geestelijkemiddelen. Wel kan ervoorloopig wat gedaan worden dooi de Overheid en door de Kerken en door particulieren om sommiger levenslot wat te verzachten en alzoo voor een deel de aanleiding tot op stand, de brandstof voor het socialis tisch vuur weg te nemen. Doch het blijft smeulen, en telkens zal de vlam er weer in slaan, indien de groote massa niet leert voor God te buigen en van Hem het herstel des gelieelen levens te vragen. Hierop telkens te wijzen is de dure plicht van allen, die dit met mond of pen vermogen te doen. Onze christelijke pers mag niet afla ten van te' waarschuwen tegen de onheilen die dreigen. Want hoe na bij het gevaar ook is, toch wordt het door velen maar al te zeer on derschat. Men beschouwt de werk stakingen en oproeren te veel als op zichzelf staande verschijnselen, die voorb jgaan, en men ziet niet in, dat zij zich zoolang geen andere, geen edeler aandriften de overhand krijgen, moeten herhalen. Die edeler gevoelens op te wek ken, en te verdedigen tegenover de leugenleer van het socialisme, (die zich evenals de revolutionaire theorie van de vorige eeuw vijandig tegen over God stelt), ziedaar het groote doel, dat onze christelijke pers in het oog moet houden. Het moet onzen" medeburgers als voor oogen geschilderd worden, dat het kranke lichaam onzer maatschappij nooit kan of zal genezen worden door er het mes in te steken en door het wat bloed af te tappenmaar alleen door het versterkende en bloed zui verende middelen toe te dienen. Yele jaren geleden was de groote volksmassa nog in de kerken te he reiken. Die tijd is nu lang voorbij. Duizenden by duizenden staan alleen als figuranten in het ledenboek van een kerkgenootschap, zonder eenige kerkelijke gemeenschap te on derhouden. Daarom moeten er thans andere hulpmiddelen te baat geno men wordendezelfde middelen, die de tegenparty aanwendt. Niet in al len deele natuurlyk. Maar wij bedoe len ditwaar de socialisten en de ra dicalen courant na courant oprichten om hun gedachten te publiceeren, moet onze partij tegenschriiten in voldoenden getale laten rondgaan. Daarvoor is het ook noodig, dat allen die eenigszins een! oog hebben voor de voortschrijding van het revolutionair proces, en de daarmede gepaard gaande ellende, elkaar helpen, en hun gemeenschappelijke kracht sa mentrekken op het hoofdpunt van den stryd. Naar den mensch gerekend, Jen ziende wat voor oogen is, gaan wij gaan te leveren oogarmige i, en, om concu- hts f 40.— de kroonde fabriek wegens haa grootste duur- '31en ader fabrioa.it wetsche, leven- zicli niet door lie Lamb's ten. es geleverd, de osteloos on- f f 8. koope aanbie- BOLLE, 00- orden door den geadverteerde 1, Sommelsdijk len. met betrekking Kerk. i Ur.EHILi 0. YAN OOS- Jnschede. band f 2,90. tr Buiten ederen dag. Oosterzee. Druk. chtband f7,50 DLPHA, in eb. f 2,50. S Jz. te Dord- 3Q Boeklian- n. an uurwerken en de nieuwsle ichines, welke en geruissch- i de nieuwste m Electrische ien volgens het .•nieuwste Wa- grootfe en prij- 3aardig, omdat el vernietigen. ;ten en prijzen ingericht voor m spelen met n. Reparatiën lines. ouden- Zilve- Regulateurs, lies worden op in. Dienaar irkslanti. te spreken te ik. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 ma a Boekaankondiging Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvrage* en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zjj beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. EN DOOR 2) F. HOFFMAN. II. DE VERDACHTE. Terwijl de grijsaard zich aldus met zijne dienstmeid in den warmen hoek van den haard onderhield, terwijl Jeanne met vlijtige hand aan het vuur het eenvou dige avondeten bereidde, wachtten de kinderen het vallen van den avond op de weide at. Leentje was nog mee hare breikous bezig en Herman bond een hoop je heésterhout bijeen, datjhj in het bosch had verzameld. Daar draaide eene dei- koeien haar kop naar de bergen toe, en scheen met hare oogen het een of an der voorwerp te volgen. Deze beweging maakte de oplettend heid der kinderen gaande, en Leentje verzekerde het eerst,- dat zij een man achter de bosschen had zien wegsluipen, even alsof hij vreesde gezien te worden. Tegelijkertijd had Herman hem ook be merkt en was het gevoelen van zjne zuster volkomen toegedaan, dat de man zeker vrees koesterde. Echter ging hj eenige schreden naar het bosch; maar plotseling was do vreemdeling verdwenen achter eene rots, en, daar lij zich aan de oogen der kinderen scheen te onttrekken, bleef Herman ook stilstaan on beschouw de slechts van verre, wat er in net bosch plaats greep. Op eens scheen de vreem deling tot andere gedachten te zjn ge komen; hij hield zich niet lauger schuil en wenkte den knaap naderbj te tre den. Herman aarzelde niet, en zag een man van ongeveer v jf en dertig jaar voor zich staan, maar in een staat van vermoeienis en uitputting, die waarlijk medelijden inboezemde. Zjne haren hingen verward om het hoofd, zjne kleeren waren ge- scheurd, zjn gezicht was bleek en bedrukt. Zjne laarzen,Pdie versleten waren door de zware marschen over de rotsen of door de bosschen, lieten op verscheidene laat- sen de verwonde en bebloede voeten doorschjnen. Herman sprak bj de ont moeting geen woord, maar het diepe medeljden in zjne trekken verried reeds den vreemdeling, dat h j van den knaap niets te vreezen had, „Mjn vriend," zeide hj, „ik kan mij zonder vrees aan u toevertrouwen." En zonder een antwoord af te wachten, voegde hj er snel bj: „Yrees voor u zeiven niets! Niet de gerechtigheid der menschen is het, die ik ontvlucht, maar hunne wreedheid!" „Groote God, zjt gj misschien een der ongelukkige verdachten?" „Zoo is het, mjn vriend! Dus weet gj, wat er in de wereld voorvalt, en men hoort in uwe bergen van de vreeseljke gebeurtenissen spreken?" „Ik lees eiken avond den Moniteur voor mjn grootvader." „Nu dan, jonge man, mjn leven is in uwe handen," sprak thans de vluchteling met een somber, maar rustig gelaat, „wanneer men mij ontdekt, treft mj de dood." „Wees gerust," antwoordde Herman opgeruimd. „Maar gj moet u verber- „En dat jonge meisje daar ginds, dat mj het eerst heeft gezien?" „O, dat is mjne zuster! Ik sta voor haar ia als voor m j zeiven Maar gj hebt honger, niet waar?" „Sedert zes weken leef ik van niets dan van wortelen en wilde vruchten," luidde het antwoord. Herman liep dadelijk naar de geit, melkte deze en goot de melk iu eene etens- sehaal. Met de gevulde schaal spoedde h j zich snel naar het boselven werd door Jen vluchteling met luide vreugde ontvangen. Waarlijk was de ongelukkige ook bijna geheel uitgehongerd, en stierf bijna van vermoeidheid en van uitputting. „Lieve mjnheer," zeide Herman tot hem „voor het oogenblik moeten wj u spoedig verbergen, maar van nacht kom ik bepaald weder en breng u naar mjn groot vader." „Onmogeljk, mjn vriend! Zulk een grootmoedig aanbod durf ik niet aanne men. Er staat de doodstraf op, een ter dood veroordeelde te huisvesten." „Deze wet hebben de menschen ge maakt, maar Gods gebod luidt anders, en mjn grootvader zegt, dat men dit laatste alleen moet volgen." „Juist om die reden moet ik mj aan uwe gastvrjheid onttrekken. Ik bemerk reeds uit alles, dat uw grootvader een deugdzaam man moet zjn, maar uwe edel moedigheid gaat te ver. Ik wil mjn leven trachten te redden, zonder u aan gevaar bloot te stellen!" Deze woorden en het geheele gedrag van den vluchteling overtuigden Herman dat h j met een rechtschapen man te doen had. Hj beschouwde hem vol medeljden, en zeide toen: „Maar wanneer gj niet bj ons eene schuilplaats wilt zoeken, waar gaat gj dan heen „Deze plaats sch jnt mj toe afgelegen te zjn, zou er niet een plaatsje te vinden wezen, waar ik mj tot later kan ver bergen en een rustiger oogenblik afwach ten?" „Ja, deze plaats is eenzaam," zeide Her man. „De weide en het boseh beh oren aan mjn grootvader, en niemand heeft het recht, om er een voet in te zetten. Echter komen er tussciienbeide arme kinderen, om er het dorre hout te verzamelen. Ik zou gaarne eene hut van aarde en van takken voor u maken, maar men zou ze gemakke- ljk bemerken. Daar boven onder de rotsen evenwel is een dicht beukenbosch, daar zult gj het "best verborgen zjn, maar er in elk gevnl ook geene beschutting vinden tegen het slechte wr'der." „Laten wj boven alles trachten de wreedheid der slechte menschen te ont vlieden!" „Tot dat wj het later beter kunnen ma ken, wil ik droge bladeren wegdragen -V'i: 'V rüfi voor een bed voor u en ook om u toe te dekken!" „Dank! dank!" zeide de arme vluchte ling met warmte en drukte de beide han den van Hegman. Zj gingen met elkaar naar de bedoelde plaats en vonden daar een mooi, dicht bosch waaronder de vreemdeling zich ge heel kon verbergen. „Geen mensch zal u daar zienzeide Herman verheugd. „Bljf even hier, mjn heer! Ik kom dadeljk terug." Herman had in stilte bedacht, dat een enkele schaal met melk niet toereikend was om zulk een uitgehongerd mensch te verzadigen. Hj liep daarom hard weg om er nog eene te halen, welke de geit bereid willig verschafte. „Neem ook dit stukje brood er bj," zei- dej Leentje tot hem. „Ik heb het nog in mjn mandje gevonden." Herman nam het brood en keerde zon der oponthoud naar het boseh terug. Toen hj het bereikte, vond hj zjn gast door vermoeidheid in slaap gevallen. Hj keek hem eenige oogen blikken aan, omzjnen slaap niet te storen, zette h j de schaal met melk en met het brood naast hem neder en bedekte hem hieiop tot aan de schouders met droge bladeren. Daar de vreemdeling nog steeds rustig doorsliep, keerde Her man naar zjne zuster terug, en vertelde haar uitvoerig wat h j van den man had vernomen. Zj spraken lang over dit voor val. Herman drukte z j ne zuster op het hart dat men het diepste geheim moest in acht nemen. Indien z j zelfs thuis niets van dit avontuur vermeldden, dan kon hun grootvader er niet voor verautwoordeljk worden gesteld, wanneer de vluchteling door een toeval werd ontdekt, want, voeg de Herman erbj, „wj zjn het aan wien hj zich heeft toevertrouwd." „Wees gerust, ik zal niets oververtel len!" zeide Leentje, „wanneer ik er een woord van sprak, zou ik m j dat eeuwig verwjten, en mij voor een moordennaar- ster aanzien. Ik zal zwijgen als het graf." „Het moeilijkste zal zijn, nietste laten merken," zeide Herman, „Yan mij hebt gij niets te vreezen," zeide zj. „Wj zullen eens zien, wie van ons beiden zich het best weet te houden." De zon ging onder. Eer zj de weide ver lieten, zocht lierman nog eens den vluch teling op, om hem een goeden nacht te wenschen en hem met een ochtendbezoek te troosten. Deze keer vond li j hem wa kend bj zjn maal. „Dat noem ik een keerljke verrassing," zeide de ongelukkige terwjl hj zjn jon gen vriend toelachtte. „Gedurende mjn slaap hebt gj goed voor mj gezorgd! Maar ik sliep misschien thans nog, wan neer eene meerle mj niet door haar ge piep had gewekt. Toen ik de oogen open deed, pikte zj met haren snavel op mjn brood los." „Laat haar maar aan haar lot over," zeide Herman. „Er zjn jeneverbosschen genoeg op onze bergen. Gj hebt schraalt jes gegeten, mjnheer, en misschien nog slechter geslapen. Maar met Gods hulp zult gj het morgen beter hebben. Wees voorloopig volkomen gerust. Leentje en Herman Peters zullen u nooit verraden. En wanneer ik terugkom, dan zal ik u een teeken geven, door het gezang der meerle na te bootsen, en drie tonen van mjne eigene vinding daarbj te voegen. Hoort gj: aldus!" Herman floot als eene meerle, en de drie bjge voegde tonen maakten elke vergissing onmoge lijk, „Zeer goed, mjn vriend," sprak de vreemdeling, „en deze meerle zal voor mj eene betere buurvrouw zjn, dan de vorige, want gj bxengt mj eten, terwjl de andere mjne portie kleiner maakt." Met deze woorden omarmde hj Her man, die hem niet eerder verliet, dan toen h j weder een grooten hoop bladeren over hem had uitgestrooid. Toen eerst nam h j afscheid, en wenschte den vreemdeling eene verkwikkende nachtrust. Wordtvervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1893 | | pagina 1