W&BBBSMtèm Iffl «MIMI IBHiSl Vrijdag 16 December 1892. Zevende Jaargang No. 370. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. Beer en Edelman. T. BOEK HOVEN. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nnnuuers 5 Cent. uitgever: SO.nnEïLSi*EJMi. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragew en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever. Een onderwijzers- benoeming'. Wij wenschen onzen lezers nog nader mede te deelen, waartoe het geval van Helium (Prov. Groningen), onlangs gesiteerd, aanleiding heeft gegeven. De zaak is deze. Vóórdat de ge meenteraad van Slochteren een on derwijzer benoemde, deelde de Bur gemeester mede, dat omtrent de sollicitanten, elders was nagevraagd „lo Hoe is het onderwijs in de „school? 2o Hoe staat het bij de ingeze tenen aangeschreven. 3o Beweegt hij zich vrij „4o Helt hij ook over tot de so cialistische en radicale denkbeel den? en „5o Zijn er ook overwegende „bezwaren bij uw gemeentebestuur „om hem aan het hoofd eener school „te plaatsen?" Het liberale Schoolblad verklaarde zich zeer stellig tegen dat informee- ren naar de politieke en sociale denkbeelden van een te benoemen onderwijzer. Het blad schrijft terecht „Zou het gestemd zijn voor kin dervoeding van gemeentewege, of voor schoolwandelingen, als het ove rhellentot een „socialistisch" of een radicaal denkbeeld zijn be schouwd of ware een voorstander van algemeen kiesrecht om die reden onbenoembaar aan een open bare school? „Hier rijzen tal van vragen, en de voornaamste is welWaar moet het met onze openbare school heen, wanneer officiéél alleen, die iets verder gaan in hun denkbeel den dan de op het oogenblik aan het roer zijnde meerderheid, daar door, niet tegenstaande hun ken nis en bekwaamheid en hun goed zedelijk gedrag, van het onderwij zen in die school moeten zijn uit sloten De Middelbargsche Courant echter beschouwde de zaak uit een geheel ander oogpunt. Zij gaf het gemeen tebestuur van Slochteren volkkomen gelijk, en zeide „Het valt toch niet te loochenen dat, bij de beweging in deze da gen op het gebied van het maat schappelijk en staatkundig leven, de ideeën omtrent politiek en socialisme zoo nauw ineenloopen, dat onderscheiding vaak hoogst moeielijk is. En zoo onnoozel zal de redactie van het Schoolblad toch wel niet zijn om niet te weten, dat de op vatting van het hoofd eener lagere school op die punten vanzelf haar invloed doet gelden op zijn ideeën als paedagoog, als opvoeder der jeugd, al houdt hij zich ook nog zoo binnen de hem voorschreven grenzen der neutraliteit." De Midddburgsche Courant gaf dus ronduit toe, dat de neutraliteit ten aanzien van maatschappelijke en staatkundige overtuigingen feitelijk niet bestaat bij den onderwijzer. Zij erkent, dat de gevoelens van den onderwijzer onder den invloed staan van hetgeen die onderwijzer als staatsburger in zich omdraagt. Maar dit alles betreft een andere zijde der quaestie. Yele conservatieve liberalen zijn kennelijk bang voor het socialistisch woelen en drijven. Deze vrees dwingt hem thans om zich tegen de meer consequente liberalen te verdedigen met onze wapenen. Het is te hopen, dat zij dit voortaan wat vollediger wat geresolveerd er zullen doen nl. door dan ook den bloei der vrije scholen meê te bevorderen. Want wie het doel wil, moet ook de mid delen willen. De openbare onderwij zers, die geroepen zijn om een on gekleurd onderwijs te geven, te gaan schiften en verdeelen naar hunne respectieve kleuren, is niet billijk. Daarin heeft het Schoolblad gelijk. Doch aan de andere zijde heeft de Middelburgsche Courant gelijk, als zij zegt, dat de kleur der onderwij zers onvermijdelijk op de kinderen overgaat. Er is derhalve voor de geestver wanten van laatstgenoemde slechts één uitweg en dat isóók vrije scholen bouwen, waar onderwijs naar hun levensopvatting wordt gegeven waar hun politieke en sociale overtuiging niet wordt gekrenkt Want wel komt de godsdienst, die de antirevolutionairen beweegt tot oprichting van afzonderlijke scholen, veel vroeger in de ziel dan politie ke en sociale beschouwingen maar n iettemin stemmen wij den liberalen d adelijk toe, dat een socialistisch onderwijzer anders zal werken dan de onderwijzer, die den kinderen een afkeer van het socialisme zoekt in te boezemen. De eenige wettige conclusie is en blijft alzooelke gezindheid, elke godsdienstige of ongodsdienstige, so cialistische of antisocialistisc e, vaal rood of hardrood getinte partij bouwe haar eigen scholen. Moeielijkheden als te Helium en elders worden dan vanzelf uit den weg geruimd. In het begin dezes jaars heeft de heer H. Pierson in een schoollezing (volgens het verslag in de bladen) gezegd, dat hij den dag tegemoet zag, dat de felste tegenstanders van de vrije school hem zouden bijvallen. Nu, wij leven snel. Er m et maar eerst eens wat meer socialistische ellende over ons land uitgegoten zijn, en men zal eens zien hoeveel libe rale medeburgers, die er vroeger an- deis over dachten, de stelling gaan verdedigen, dat de ouders het werk der opvoeding en mitsdien ook het onderwijs van de volksjeugd beter moeten behartigen dat zij zelve de scholen voor hun kinderen hebben in te richten. Want over de grondstelling, dat de toekomst verzekerd is voor hen die de jeugd hebben, is onder de partijen geen verschil. Onvergelijkelijk veel meer dan de stembus is de school middel tot om keering der toestanden. 3 Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12mir. 25 EEN TAFEREEL UIT DE FRANSCHE OMWENTELING. HOOFDSTUK IX. UIT EEN" GROOT GEVAAR GERED. Romane beantwoordde enkele vragen op eene bedaarde wijze; overigens wist bij niets meer dan betgeen hij gezegd had. Julius gang weder naar binnen, en de soldaat bleef alleen tegon het hek staan, terwijl hij do oogen richtte naar de zilveren kruinen der populieren, die dooi den wind bewogen werden. Dood! hij is dood! In dit geval doch Julius durfde nog niet in bewoording bren gen, wat hij dachtzijn geweten verklaarde zich daartegenhet moest weldra zwijgen. Maria weende eenigen tijd. Toen de eerste smart voorbij was, yerkreeg Lucia hare gewone vroolijkheid; zij had den heer Devigne ternau wernood gekend, en [derhalve kon zij om zijn verlies niet zeer treuren. Hare vroolijkheid en opgeruimdheid zouden oneindig veel minder ge weest zijn, als zij geweten had, waaraan haar vader dacht, en hoe hij het plan weder opvatte, waarvan hij eens gesproken had. Er openbaarde zioh allengskens in de blijde stemming van Lucia zoowel eenvoudige bewon dering als erkentelijkheid voor Romane. Welk een verschil tusschen hem en den graaf En zonder er aan te twijfelen hechtte zij zich aan hem, die haar het leven gered had; zij dacht, evenals alle gelukkige menschen, noch aan het verleden, noch aan de toekomst; het tegenwoordige voldeed haar volkomen. Maar alles moet in deze wereld eindigen, en op zekeron dag deelde de jeugdige soldaat Julius mede, dat hij binnen eene week Saint-Renne verlaten en naar zijn regiment terug keeren moest. Dien dag eerst gevoelde en begreep Lucia, welk eene groote plaats hj in haar hart had ingenomen. Eenige oogeblikken later ging zij met oogen vol tranen naar buiten en plaatste zich in den tuin op eene bank, die zij te midden van een groot en dicht begroeid bloembed geplaatst had. Dat was haar geliefkoosd plekje gronds het krioelde van jasmijnen en rozen; niet ver vandaar stortte een waterval een frissohen water stroom in een groot bekken, duizenden insecten gonsden en vervroolijkten de stille en verheven schoone natuur. Op geene plaats ter wereld meende zij zulk eene prachtige hemelsblauwe lucht en zulk eene schildez-achtige landbouw te vinden I Zij zat daar in diep gepeins verzonken, toen Romane haar naderde en aansprak: „Wilt gij, dat ik u vandaag nog een weinig aan uwe bloemen help, mejuffrouw! het gaat mij wel niet zoo best van de hand, dat weet ik, maar ik zal hot zoo goed mogelijk doen." „Gij zijt wel vriendelijk," zeide Lucia. „Luister eens," sprak Romane, na eenige tak ken te hebben afgesneden, „veroorloof mij, dat ik een paar woorden tot u riekt, Lucia! Ik ge loof niet, dat wij elkander zoo spoedig zullen wederzien; maar kunt gij mij beloven, dat, als ik gezond en wel hier wederkeer met de gouden epauletten, gij mijn vrouwtje zult worden?" „Ach, mijnheer Romane, mocht ik 't maar beloven, want mijn vader wil mij aan den graaf van Saint-Renne ten huwelijk geven," antwoord de Lucia. „Lucia! ik zou niet gaarne zien, dut gij uw vader ongehoorzaam waart, maar gij zijt immers nog jong genoeg, wacht derhalve. Uw vader heeft u innig lief; hij zal de eerste waarlijk niet zijn, die u noodzaken zal met dien man te trou wen. Wacht daarom, gij kunt dit doen; mag ik dat van u hopen „Mijnheer Romane, het hangt niet van mij af. ik kan u, hoe gaarne ook, geene belofte geven. Vader, helaas! wil mijn huwelijk met den graaf met kracht en geweld, en ik heb een afkeer van hem. Ik kan u wel beloven, dat ik met al wat in mij is mij er togen zal verzetten, maar. „Mejuffrouw Lucia! dat is mij genoeg. Uw weerzin tegen het ontworpen huwelijk en de machteloosheid uws vaders om u tot een echt te dwingen zijn voor mij redenen te over om gerust te zijn." Het meisje zweeg, groote tranen biggelden langs hare wangen, en haar geheele voorkomen verried, dat zij niet zoo gerust van alles was als haren redder. Hun samenzijn werd eensklaps verstoord door iemand, die door het bosch de laan insloeg, welke nabij de plaats was, waar zij zich bevonden. 'tWas de graaf van Saint- Renne. HOOFDSTUK X. DE VEINZERIJ ONTMASKERD. "Wij zullen niet in langwijlige bijzonderheden treden over de tooneelen, die volgden, want wij houden ons voor om hot tragische gedeelte van dit verhaal te verkorten. Laat ons alleen zeggen, dat de graaf van Saint-Renne, die de onwelvoeg lijkheid had, om van achter de rozenhaag het gesprek der beide jongelui af te luisteren, zioh dadelijk naar zijn vriend Dubois begaf, om hem op een overdreven wijze de onkiesohheid aan te toonen, die er in gelegen was, om nog langer in zijn huis een soldaat te houden, wiens familie men niet kende. „Wat wordt er n Saint-Renne niet veel van gesproken, Dubois," sprak hij „dat zulk een vreemd jonkman dagelijks bij u in- en uitgaat. Gij hoort er niet veel van, maar ik des te meer, en alle kwade beschuldigingen van u en uw huis doen mij zeer en grieven mij diep." „Maak dat feit veel opspraak, dat spijt mij !'i zeide Dubois verwonderd, „nu, 'tis goed dat ik het weet, ik dank u we" voor uwe belangstel ling in mijn goeden naam." „Er komt nog iets bij, dat niet minder de noodzakelijkheid van het vertrek van dien Ro mane eischt." „En wat is dat dan?" „Waarde vriend, ik heb opgemerkt, dat hij de genegenheid van Lucia tracht te winnen, en juist dit heeft mij het minst van alles bevallen. Daarom moet ik u ten zeerste voor dien man waarschuwen; blijft hij nog langer bij u, dan trek ik mijne woorden van vroeger in, en onze wederzijdsohe beloftan beschouw ik als niet ge daan." Julius Dubois bekende, dat de vrees, die hem was openbaar gemaakt, alleszins gegrond mocht heeten, en besloot, hoe onaangenaam dan ook de modedeeling ware, die hij den jeugdigen krijgsman moest doen, dezen te verzoeken om zich zoo spoedig mogelijk uit Saint-Renne te verwijderen. Na gedure de den geheelen dag de wijze te hebben overpeinsd, waarop hij te werk zou gaan om Romane het verblijf in zijne woning te ont zeggen en hem toch niet te zeer te kwetsen, hield Julius hem na het avondeten alleen bij zich. „Ik denk daar nog aan de geschiedenis met den wolf," begon Dubois, „dat was een gewich tige avond. Jongens, Romane! welk eene groote dienst hebt gij. ons toch bewezen! Ik kan u niet genoog daarvoor dank zeggen; o waart gij er niet geweest, wat zou er van mijne doch ter geworden zijn?" „God zij geloofd, dat hij 'tzoo beschikte, dat ik dien weg langs moest komen, waar uw doch ter in gevaar was. "Wat ik gedaan heb, mijnheer Dubois! was mijn dure plicht, hoe dankbaar ben ik jegens God, dat ik het leven van een kind uit zulk eene edele familie heb mogen redden. Mijn verblijf in uw huis behoort onder do liefste dagen mijns levens." „Het doet mijn genoegen dit te hooren, maar nu gij daar over het verblijf in mijne woning spreekt, moet ik u tcch nog iets zeggen. Men Mlctiie BiSotMiïCsa. Meen toch niet, dat eenig werk door God u te doen gegeven, te klein en te onbeduidend zoude zijn. Het geheele heelal schaamt zich niet, eene kleine bloem te dienen en op haar acht te geven. Gij zegt„Kleine bloem, wat staat gij hier zoo verlaten in het gras? Ben je niet bang voor den nacht? Niemand denk aan je, je zult van dorst sterven, anno kleine bloem!" „Neen," roept eene ster, „ik waak overhaal1 in des nacht." „Neen," zegt een wolk, „ik geef haar te drin ken." „Neen," spreekt de zon. „Ik verwarm haar aan mijn boezem." En de nevelen stijgen op en de wolken zui gen w: ter on ik vraag: „Wat doet gij daar, wolken? „Wij drenken die kleine bloem daar om laag." En de wind verheft zich en zijn lied klinkt over velden en door wouden en ik roep „Waar heen, o wind, gaat uw weg zoo snel?" En hij antwoordt„Ik moet die bloem verkoeling tegen- ademen." En dan buig ik mijne knieën en spreek „Verzorgt God ook het gras op het veld?" En de bloem aan mijne voeten fluistert: „Ja, Hij kleedt de leliën des velds 011 heeft nog nooit oene kleine bloem vergoten." En wanneer ik dan zie hoe zelfs de hemelen zulk een onbeduidenden dienst verrichten, wan neer ik opmerk, dat God geen bloem in de lente en geen sneeuwvlok in den winter vergeet, dan wordt mijn vertrouwen versterkt, mijn moed ver levendigd. en ik kom ook tot dit besluitook wij moeten op het kleine in het leven letten en de kleine dingen met trouw verrichten. heeft mij heel toevallig en gelukkig bijtijds ver teld, dat er in het dorp allerlei lasterlijke en vreemde praatjes van uw zijn in mijn huis rond gaan. De een zagt dit, de ander weer wat an ders. Hoewel „ik alles wel beter weet, vind ik het toch onaangenaam, dat men mij en u van kwaad verdenkt, waarlijk wie zou zoo iets gedacht hebben? maar 's menschen gedachten, zijn tolvrij. Wat dunkt u Romane! zou het niet, om aan alle booze geruchten een einde te maken goed zijn, dat gij uw verblijf op het kasteel van Devigne verkortet?" „Ontwijfelbaar, mijnheer Dubois," „ik mag nu geen oogenblik langer hier verwijlen; ik wil niet, dat men u van kwaad verdenken zal. „Maar," liet Dubois, wien een zwaar pak van 't hart was, er eenigszins meer verruimd opvol gen, „gij moogt niet vertrokken zonder een bewijs van innige dankbaarheid en lieijflke ge negenheid van mijne dochter, die gij gered hebt. Zie hier tot aandenken van Lucia eene zilveren beurs, die zij voor den verjaardag van haar vader geborduurd hoeft, en neem dezo rol goud stukken er bij aan van mij als een gering blijk mij nor erkentelijkheid en liefde jeggns u. Bij deze wooiden bloosde do jeugdige soldaat en weigerde het geschenk aan te nemen. „Ik hen gelukkig," herhaalde hij, „de gele genheid te hebben gehad aan uw geliefd kind eene dienst te bewijzen; zulk eene daid is een zeer eenvoudig werk van mensehenliefde, dat geene belooning verdient; in allen gevalle is do bewering om zoo iets met goud te betalen mij eene beleediging. 't Aangenaamste voor mij is en zal zijn: do herinnering aan mijn gastvrij verblijf te midden der uwen, die mij zoo gul en vriendelijk onthaald hebben, en die ik door mijn toedoen volstrekt niet wil gesmaad zien." Daarop groette hij Julius Dubois vriendelijk en begaf zioh naar zijne kamer, Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 1