t
Vrijdag 25 November 1892.
Antirevolutionair
Zevende Jaargang No. 367
Orgaan
SS SWSdlELUJSSSSS Si IIITO1BII SJiMSSJ
li
I
I
if
4
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
Boer en Edelman.
n
T. BOEKHOVEN.
VIADUCT NO. 7, W
teen."
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
SOMMELSStSJMi.
Advertentie)! van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 3/2 ma
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Op deze tegenstelling zal het bij
de behandeling der nieuwe kieswet-
ontwerpen aankomen. En evenals
destijds bij de militaire wetten van
Minister Bergansius zal het mee
gaan of tegenstemmen hoofdzakelijk
afhangen van het al of niet radicaal
durven doortasten.
Want de liberalen beweren wel,
dat zij zoo sterk voor den vooruitgang
zyn, maar dat zijn slechts woorden
die nog door daden moeten bevestigd
worden. Als iemand, die zegt vooruit
te willen, bij kleine moeielijkheden
die zich op zijn weg voordoen, ter
stond het streven naar vooruitgang-
opgeeft, dan mag de ernst of de kracht
van zijn wil toch zeker wel betwijfeld
worden.
Zeer zeker wil een deel der liberale
partij wel vooruit op den weg van
kiesrechtuitbreiding. Maar de partij
in haar geheel is er huiverig van.
Dit is reeds herhaaldelijk voorspeld
bij de stembus van 1891Verscheidene
liberalen lieten zich toen al zeer dub
belzinnig uit over het „dringende"
van de oproeping van meerdere kie
zers. Het was ook best te begrijpen
wat daar achter zat. Verscheidene
liberale grootheden zijn kennelijk
bang om de volksbeweging haar eigen
natuurlijken loop te laten. Dringend
is ook voor hen alleen datgene,
hetwelk aan hun partij stellig voor
deel belooft. En aangezien dit nu
ten opzichte van de kiesrechtuic-
breiding onzeker is, en de uitbreiding
van '87 hun reeds een les gegel
heeft, weten zij eigenlijk niet
zij op dit punt willen. Als pa
in haar geheel beschouwd zijn
zeker niet voor het binnen laten
een groot aantal nieuwe kiezersen
Ook verreweg het grootste
van de roomschen schijnt er tel te
gekant te zijn. En onder de a
revolutionairen zullen de meer c
servatieve elementen straks ook wel
uit den hoek komen.
Zal er dus wat van de zaak komen,
dan moeten de radicalen van verschil
lende richting tot een onderlinge
schikking geraken.
Nu is het wel waar, dat de anti
revolutionairen, die „radicaal" zijn,
op geheel andere wegen wandelen
dan de liberalen die „radicaal" zijn.
Zij hebben beide een geheel verschil
lend uitgangspunt en een geheel ander
doel. Maar dit neemt niet weg, dat
hun wegen op het stuk van de elec
torale quaestie dicht bij elkaar na-
editie
eplaatst,
ht op de
50,
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor de Sleclaefile i&esteiiifl, Adve&NeiilIësa cm verdere Administratie frasico toe ie Kenden aan den Uitgever.
Itadlcaai of Conservatief,
22 Een tafereel uit de
FRANSCHE OMWENTELING.
HOOFDSTUK IX.
De listige kunstgrepen van den vijaï d.
Julius vond eerst, dat het niet beleefd
of zooals hij zelt zeide, niet fatsoenlijk
was, om een gast als den graaf in de
keuken te ontvangen; als hij derhalve
wederkwam, liet men. hem in de grooto
zial, men stofte de meubelen af, en er
werd besloten die voortaan als ontvang
zaal in gebruik te nemen. Vervolgens
kwam de beurt aan de eetzaal, waar
Julius met den graaf en zijne dochter
voortaan alleen het middagmaal houden
zou. Op een zeer regenachtigen zomerdag
stelde Saint-Renne aan Dubois voor hem
het biljartspel te leeren, derhalve moest
ook de speelkamer geopend worden, en
alzoo was na weinige weken het geheele
kasteel in gebruik.
Daarna huurde men twee meiden, om
Maria in het werk ter zijde te staan, en
twee mannelijken dienstboden om Julius,
die niet meer naar den akker kon gaan,
in den veldarbeid te vervangen.
Alle blauwe kielen en lompe met spij
kers beslagen schoenen verdwenen, en
allerlei nieuw modische kleederen namen
de plaats daarvan in. Lucia zelve moest
haar boerinnengewaad voor de kleeding
van eene juffrouw verruilen.
Zoo ontstond er een groote en ver
wonderlijke ommekeer. Het was niet meer
Julius Dubois, maar mijnheer Dubois.
Welhaast ging geen dag voorbij, of de
graaf verscheen op 't kasteel.
„Wie weet of het niet om Lucia is,
dat hij daar zoo dikwijls komt," zeiden
eindelijk eenige boeren, en zij waren
al gekscherende niet ver van de waar
heid.
lederen dag maakte de graaf meer
vorderingen in de achting van Julius;
en dus bleek op nieuw de waarheid, dat
eenvoudige menschen zich maar al te vaak
laten verleiden en medeslepen door de
schoone woorden en fraaie redeneringen
Tan hen, die er zich op toeleggen, om
ben in te pakken. Hij wist evenwel wie
de graaf was, en dat hij niet deugde,
en toch had deze laatste door naar den
der
ling
edelman te luisteren en hem te vit
alle oude en smartelijke her in ne ringt,?
de aarde begraven: Julius was bijr
les vergeten. n H
Bovendien had de graaf den boog,n.
en de IJdelheid, waarvoor ieder hart ei
bijgevolg dat van Dubois evenzeer ont
vankelijk was, bij den eenvoudigen land
man weten op te wekken en zeer te
prikkelen.
Hij bewoonde een kasteel; hij had tot
gast een edelman, die hem de grootste ach
ting en genegenheid bewees, die niets dan
verlokkende woorden voor zijne eenige en
teedergeliefde dochter over had.
Het was wel waar, dat het kasteel en de
landerijen hem niet toekwamen, maar
wien was het bekend niemand; het was
immers minder of hij er gebruik van
maakte en pronkte met een anders veeren.
De heer Devigne had toch gezegd, dat, als
hij of zijn zoon niet terugkwam, het eigen
dom hem zou toebehooren, en wellicht
zouden beiden nimmer terugkeeren. De
zoon was in Italië, de vader in Amerika,
want de reizendë koopman had hem den
ring van Devigne medegebracht: de oorlog
en de zee waren dus in zijn voordeel.
Julius trachtte deze slechte en schan
delijke gedachte zooveel mogelijk te ver-
drij ven, maar telkens kwam zij weder op,
en weldra moest zij de herinnering van den
gezworen eed verstikken.
Neen, zeker, wenschte hij niet, dat zij
nimmer terugkwamen, o neenmaar als
zij niet wederkwamen, was alles, alles
voor hem, en de gedachte van Julius bleef
zich aan dat alsdat hem rijk en vermo
gend maakte, vasthechten.
Wanneer hij met den graaf sprak, dan
vooral doorkruiste dat als wel duizend ma
len zijn geest,
„Mijnheer Dubois," zeide de graaf op
zekeren dag, terwijl hij heel vertrouwelijk
met Julius gearmd eene kleine wandeling-
deed, „ik vertrek morgen naar Parijs, be
langrijke zaken eischen daar mijne tegen
woordigheid."
„Hoe! wat! en dat zoo onverwacht?"
„Onverwacht en onverwacht is twee,
ik heb [wel vooraf geweten, dat ik er heen
zou moeten, maar reeds morgen aan den
dag, dat had ik niet gedacht."
„Zijn het geheimen?"
„Och neen, maar orn er vooraf mede te
koop te loopen, dat ligt niet in mijn karak
ter, ik heb dat nooit gedaan en doe dat nog
niet. Menigeen zou in mijne plaats alles
uu aioi ion VWU1" mum'»
kantore van de Heeren VIA EKt> 'l
te iillistci'datii, tot verdere bë°'it
Loosduinen en tot voorbereiding vaiden
Latere stortingen met bijbetaling vg^n
BERICHTEN ZIJN VERKRÊJ&Biel-
AAN&ENOrflEN BIJ CHti-
BU DE C0^jn
Utrecht, 21 November 1292.
Magazijn van Behangselpapier enz. e,
bij de Hoogstraat, beer
SIOTTË 1ftIIAII. aaar
levert steeds met groot succes het
yj TTV/iUmJii *■"- jj| tems
te ontvangen van een ver verwijderd
bloedverwant, die mij zijn geheele fortuin
nagelaten heeft."
„Wat zegt gij daar? Zoo'n reis is niet
van de onaangenaamste."
„Dat meen ik ook, niemand kan beter
geld gebruiken en er beter gebruik van
maken dan ik. Ik zal daardoor in staat
gesteld worden mijn familiegoed te ver
fraaien en meer naar mjjn rang en stand
leven. Echter kan ik, mijnheer Dubois,
niet met blijdschap en gerustheid Saint-
Renne verlaten, zonder u mijne geheim
ste wenschen te openbaren."
„Spreek, spreek openhartig, graaf van
Saint-Renne
„Mag ik uwe lieve dochter den titel
en den naam van gravin van Sint-Renne
aanbieden
„Gij zijt al te goed," riep Julius in
vervoering uit, „mijnheer de graaf, gij
zijt veel te groot heer voor ons. Lucia
is slechts de dochter van een eenvoudigen
boer."
„Of zij den naam van haar vader, Du
bois of Devigne draagt, dat ken mij weiuig
schelen. Het is genoeg: ik heb haar en
haar alleen liefen wat u aangaat, gij
weet het, ik mag u gaarne lijden, ik schat
u hoog; ja, de eenigste wensch mijns le
vens is dat voortaan onze twee familiën
slechts eene zijn."
Bij deze schijnbaar zoo oprechte woor
den toonde hij zich geroerd en de hand
van den boer vattende, drukte hij haar
met eenig dankbaar gevoel.
„Maar Lucia is nog veel te jong om
aan trouwen te denken, bovendien ik zou
niet gaarne nu reeds van haar willen
scheiden, het aanbod, dat gij mij doet,
treft mij trouwens zeer en is voor mij
en mijn kind uiterst vereerend. Ik weet
evenwel niet, wat er Lucia van zeggen
zal
„O als het u goed is, zal het haar
zeker even aangenaam zijn?"
„Dat weet ik niet, heer graaf! En om
haar te dwingen met iemand te huwen,
dat hoop ik nimmer te doen, al kwam
ook een vorstenzoon om hare hand vra
gen
„Eene verloving is ook nog geen echt.
De vrees eee sleeSite
leidsvrouw.
Yelen hangen allerlei schrikbeelden
op over de mogelijke uitbreiding van het
kiesrecht. Het zal er dan o, zoo schuins
toegaan, denken zij. In de lagere krin
gen is ons volk niet in politieken zin
opgevoed; het lieeL geen verstand van
staatszaken, dus hoe zal het zijn kies
recht vaak misbruiken
Wij voor ons deelen die vrees niet.
Zeker kan het er straks wel schuins
naar toe gaan, maar dat doet het nu toch
reeds. En dat komt waarlijk niet alleen
hieruit voort, dat de kiezers voor een deel
niet op de hoogte der staatszaken zijn, en
daarom geen weloverwogen keuze kun
nen doen voor de politieken colleges; maar
veel meer uit het verzaken van den gods
dienst en mitsdien uit het afglijden van
de basis van recht en gerechtigheid
Van daar al die verwarring en ellende in
de maatschappij.
Ik heb geen haast en kan nog wel wat
wachten. Alles zal zicli wel schikken,
als gij mij maar kunt beloven, [dat ik
haar ten huwelijk krijgen zal. Is dat
goedmag ik dal voor geklonken hou
den En de graaf drukte op nieuw
hartstochtelijk de handen van Dubois,
„Nu ja," sprak Julius na een oogen-
blik van stilzwijgen, „nu ja, ik beloof
het u, als gij ten minste binnen een
jaar of twee aan geen echtverbintenis
wilt denken."
„Waarde Dubois, gij maakt mij tot
den gelukkigsten aller menschenkinde-
ren. Ik vertrouw aan u de zorg toe,
om mijne zaak bij uwe goede dochter
te bepleiten. Maar daar is mijn knecht,
die heeft mij waarschijnlijk te zeggen,
dat de man van het recht, dien ik
wacht, gekomen is, vaarwel, vaarwel
mijn hart blijft met u op het kasteel
Devigne."
„Als hij wist, dat geen speldeknop
van kasteel en landerijen die er om heen
liggen, n ij toekomt, zou hij dan mijn
dochter ten huwelijk vragen dacht
Julius, terwijl hij den giaaf, die zich,
gevolgd van zijn knecht, ijlings naar
zijne woning begaf, nazag; „maar hij
zegt, dat hij haar alleen om haar per
soon lief heeft. Ik heb wel hooren ver
tellen van edellieden, die op dezelfde
wijze zoo [arme boerendochters getrouwd
hebben, en zeker is Lucia wel een meisje,
die voor eene gravin kan doorgaan
HOOFDSTUK X.
Uit een groot gevaar gered.
Het denkbeeld om van zijne dochter
eene gravin te maken nam weldra geheel
het hart van Dubois in. Hij verbood Lu
cia voortaan in huis en op den akker te
werken; dergelijke bezigheden pasten niet
aan een meisje, dat bestemd was om een
maal zulk een schitterenden stand in de
wereld in te nemen. Hij liet eene gouver
nante voor haar komen, opdat deze haar
de fijnste handwerken leeren zou, ook be
noemde hij een muziekmeester om haar
pianoles te geven. Zij moest iederen dag
de kleeding van de dames uit de stad dra
gen, en opdat zij eenige kleederen van de
laatste mode kon uitzoeken, nam hij haar
op zekeren morgen, dat hij genoodzaakt
was naar de stad te gaan, met zich me
de.
Lucia was buiten zichzelve van vreug
de toen haar vader haar de zaak voor-
Maar al deelden wij ook eenigszins
de vrees der conservatieven, wat de gevol
gen betreft, toch zouden wij niet tegen
een nieuwe en royale uitbreiding van
het kiezerscorps durven adviseeren.
Een der eerste eischen voor de staats
lieden of voor hen, die zich met de
politiek inlaten, is, dat zij de strooming
des tijds begrijpen. Met eigenwijsheid en
vooroordeel dringt men dien stroom
niet op zijde. En zij, die deszelfs
bestaan ontkennen, die te onmachtig of
onwillig zijn om hem te leiden, zullen
zijn bestaan toch ongetwijfeld straks ge
waar worden, en dan in veel erger en
pijnlijker zin dan wanneer zij ei eerder
mede gerekend hadden.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
men het kwade plaats moet geven, om nog
meer kwaad af te keer en. Volstrekt niet.
Hetgeen in zichzelf beslist kwaad is, moet
liever geleden dan voorgestaan worden.
Maar van het kiesrecht geldt dit niet.
sloeg: het was een tijd lang geleden dat
zij üomfront niet gezien had. Dien mor
gen was zij dan ook buitengewoon vroeg
in de kleeren. Zij zou daar een aange-
namen dag doorbrengen en bij haar terug
keer vernemen, waarom haar vader haar
zooveel kleeren van weelde had laten koo-
pen.
t' Was aaD het eiride van den winter
de dagen waren vrij zoel, maar de nachten
bleven nog tamelijk guur en koud, en men
hoorde nog van tijd tot tijd de wolven
in de nabijheid der schaapskooi huilen. Ju
lius had zijn grooten wagen met vier ste
vige paarden bespannen voor laten komen,
eenerzijds omdat de weg door het bosch
niet al te goed was, en anderzijds omdat
hij een aantal zakken met koorn naar de
markt had te brengen. Toen het graan
verkocht, en alles gekocht was wat hij
voor zijn huishouden noodig had, en hij
met Lucia de voornaamste winkels der
stad gezien had, was de dag voorbij en
viel de avond in. Het was hoog tijd om
aan terugkeer naar huis te denken. Nau
welijks had men Domfront in den rug of
de maan ging achter de heuvelen in al ha
re pracht en haar schitterend licht op.
Men vorderde niet snel, maar toch in
vroohjke stemming, op twee uren onge
veer van Saint-Renne stelde Dubois zijne
dochter voor, om langs een veel nader zij
pad te voet te gaan, en Closnet met
Olauda alleen in den wagen het rij toertje
op den gewonen weg te laten maken. Dit
vond het meisje een allerliefst denkbeeld.
„Wel, wel, vader, wat een prachtige
nachtriep Lucia uit.
„Dat is waar mijn kind! Het is een
van die nachten, waarvan men mij, toen
ik nog een dreumes in de korte kleeren
was, zeide, dat dan tooverheksen door het
bosch liepen, om alle menschen, die zij
daarin tegenkwamen, te zeggen wat er
met hen gebeuren zou. Ik hechtte nog
lang veel geloof aan die soort van vrouwen
en liet mij de mooiste vertellingen aan
gaande haar met graagte mededeelen.
Waarlijk, ik zou zoo nu en dan wel eens
wenschen, dat er zulke menschen op aarde
waren. En als ik er heden avond nog
eene kon ontmoeten, zou dit mij nog wat
waard zijn, Lucia!"
„En waarom, vader?"
(Wordt vervolgd.)
•»r
A
t.'i
11
->$. .v
it
Jj ria
-
TT--
V