Vrijdag 18 November 1892. Zevende Jaargang No. 36b. Orgaan jI n l irevo In t ionair IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON Boer en Edelman. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Voor Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMÉtiBMMJM. Alle süibken voos* de Btedactfe besteuid, Advcrtentién en verdere Administratie fï'anco toe te Kenden aan den Uitgever. 61e nieuwe kieswetten. De met groote belangstelling ver beide ontwerpen voor de nieuwe kieswetten worden meer en meer besproken in de bladen. Het is ech ter vóór alles noodig goed den in houd van deze ontwerpen te kennen, alsmede het onderscheid tusschen het thans bestaande en het nieuw voorgestelde. Daartoe moge het vol gende dienen. Het kiesrecht is natuurlijk één der voornaamste rechten, die de Grond wet aan de burgers van den Staat verleent, want daardoor oefenen zij invloed uit op de keuze der leden van de vergaderingen, welke 's lands wetten helpen samenstellen. Dit recht werd kort na de Grondwetswijziging van 1848 slechts aan een betrekke lijk klein deel van de burgerij ver leend. Het werd geregeld naar de Rijks-belasting. Hierbij scheen men uit te gaan van de gedachte hoe meer belang, hoe meer rechten tevens scheen men te veronderstellen, dat het betalen van een zekere belasting som als bewijs van welstand en ont wikkeling kan gelden. Vandaar, dat die door de kiezers te betalen som niet in alle gemeenten even hoog was, omdat in de grootere plaatsen de belasting-aanslag booger is dan in kleinere gemeenten voor burgers van hetzelfde ermogen. Evenwel waren lang niet alle ontwikkelde bur gers b j de kiezers ingesloten, en vele andere, die niet eens lezen ol schrijven konden, waren niet uitge sloten. Na bijna veertig jaren kwam er verandering. De vrij algemeene on tevredenheid met bet bestaande stel sel drong daartoe. Sommigen vroegen om een kiesrecht, gebaseerd op eene bepaalde mate van verstandelijke ont wikkeling (bet capaciteiten-systeem) anderen riepen om algemeen stem recht. De Grondwetsherziening van 1887 zette toen aanvankelijk de deur open voor meerdere kiezers, en door de bepalingen van een zg. voorloopig kiesreglement werd nog wel de be lasting tot maatstaf genomen, maar de sommen werden zooveel lager ge steld, dat bet aantal kiesbevoegden bijna verdriedubbelde. De Grondwet sloot de vrouwen uit, de bedeelden, de gevangenen en de gefailleerden. Thans moet echter de definitieve regeling plaats hebben, overeenkom stig de nieuwe Grondwetsbepaling, die de bedeelden uitsluit en overigens kenieokenen van welstand en ge schiktheid eischt. Welke ken- teekenen gewonen dit zullen wetgever loopt zijn, is aan den overgelaten, en in hoofdzaak bot daarover debad. Er zijn drie wetsontwerpen inge diend, die samen één geheel vormen, maar over welker lot afzonderlijk zal gestemd worden. Het eerste ontwerp beantwoordt de vraagwie kiesbe- voegd zijn. In het tweede wordt de uitoefening van bet kiesrecht geregeld. In het derde komen eenige regelen voor omtrent de benoeming en de af treding van de leden der Eerste en Tweede Kamer, die zakelijk ook voor komen in de oude kieswet, en verder staat daarin de nieuwe kiestabel (dat is de tafel der kiesdistricten en der- zelver grenzen) te lezen. De kiesbevoegdheid voor de ge meenteraden wil de Minis! er vastge steld zien bij eene wijziging der ge meentewet. De nu ingediende ont werpen betreffen alleen de lands- en provinciale verkiezingen. Het eerste ontwen1, uitmakende wie kiezer zullen zijn of worden, is natuurlijk het belangrijkst. Men heeft uitgerekend, dat bet ontwerp bet aantal kiezers van ongeveer 3 op 8 maal honderdduizend wil brengen. Wie zijn geschikt om kiezer te wezen? De Grondwet wil, dat de gewone wet op deze vraag een ant woord zal leveren. De Regeering verklaart zich gezind om ieder toe te laten, die maar even genoeg kennis bezit om een eenigzins gezond oor- deel over de publieke zaak te vor men, om een redelijk begrip te hebben van bot doel der wetgeving en om zich rekenschap te geven van eene zelfstandig gedane keus. En om nu de grenzen ruim te trekken, bepaalt het ontwerp eenvoudig, dat er geen ander kenteeken van geschiktheid zal gevergd worden dan de kennis van lezen en schrijven Maar hier moet nu volgens de Grondwet nog voor ieder kiezer een kenteeken van „maatschappeiijken welstand" bij komen, en men zegt, dat doze eisch berust op de overwe ging, dat niet alle burgers, die een oordeel hebben over een verkiezing, tevens onafhankelijk zijn bij het uit brengen van hun stem, en dadelijk belang' hebben bij de inrichting van ;s lands wetten. Daarom verwachtte men vrij algemeen, dat de Regeering, wat den welstand" der kiezers be- treft, weer het een of ander zoude voorstellen, dat aan het belastingwe zen is ontleend. Doch zij trok in dit mm si »s«iLMii®as ia wmm lai Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. UITGEVER: T. BOEKHOVEN. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 'ó'2 ma Boekaankondiging 6 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. 21 Eer tafereel uit de FRANSCHE OMWENTELING. HOOFDSTUK IX. De listige kunstgrepen van den vijand. „De geboorte geeft niet veel, waarde heer Dubois, Uwe fortuin, zonder nog van uwe verdienste te spreken, geeft u recht om eene schitterende partij voor uwe dochter te kiezen. Maar, vergeef mij, het is tijd om te gaan etenuwe knechts hebben de schuur reeds verlaten, ik zou nu wel wenschen, dat ik waarlijk een beetje dichter bij huis was, want de zon is braaf warm. Vaarwel!" en da graaf verwijderde zich langzaam als scheen hij nog een woord te wachten. „Wilt gij niet liever bij ons blijven, mijnheer de graaf?" „Dat is al te vriendelijk, en bovendien ik breng u daardoor veel te veel drukte aan." „Drukte niet, maar ik vrees dat u onzen boerenmaaltjd niet bevallen zal. Gij zult een vrij goed maar eenvoudig middagmaal hebben." „Kijk, dat is nu juist, wat mij bevalt. Dat noem ik eerst liefdadigheid beoefe nen, als men iemand bij zulk een stik kende warmte als wij vandaag hebben gastvrijheid wil bewijzen, ik neem van ganscher harte uwe vriendelijke uitnoo- diging aan." Eenige oogenblikken later trad de kruipend minzame doch huichelachtige edelman voor de eerste maal het door hem zoo vurig begeerde en aan Dubois zoo menigmaal i isgunde kasteel van Devigne binnen. De verbazing van Maria was groot, itoen zij den onverwachten g-ast in het vertrek gewaar werd; maar als eene wijze vrouw toonde zij dat niet en zette zich op hare gewone plaats. Al de ar beiders van de pachthoeve plaatsten zich aan tafel. Voor den graaf had men eene stoel gezet tusschen Lucia en haar vader, en de gast gevoelde zich op zijn gemak en deed alsof hij te huis was. Hij prees alles, at van alles en leidde het gesprek zeer listig op liet werk, het zaad en ■eindelijk op al die dingen waarover Ju- lius het liefst sprak. Hij luisterde met geveinsde belangstelling en schijnbare bewondering naar de landbouwkundige kennis des pachters en naar alles wat deze zeide, toonde veel eerbied voor Maria en was buitengewoon, ja zelfs te vrien delijk voor Lucia. Lucia was niet gauw vervaard en ook niet te beschroomd, doch de komplimen- ten, zoo kinderachtig en vervelend, ware haar alles behalve aangenaam. Als zij het goed had kunnen doen, zou zij weg- geloopen hebben. Haar schrander en rechtschapen gemoed zeide haar, dat die mensch een huichelaar en een valschaard was. De indruk, dien de graaf op Julius maakte, was evenwel geheel anders. Julius was niet gewoon met vleiers en huichelaars om te gaan en had nog zelden iemand aangetroffen, die al zijne woorden zoo aandachtig ter harte nam. De achting, die de graaf hem bewees, bracht hem in de war en verhief hem in de wolken. Het was voor hem dan ook geene geringe eer den adellijken nakomeling van het aloude geslacht van Saint-Renne aan zijne tafel te zien zitten, die met hem sprak ais een innig vertrouwd vriendHoe veel meer onderscheiding viel hem te beurt dan al zijne buren? Ook voor de eerste maal vergat Dubois, aan tafel gezeten, dat het uur van het hervatten van den arbeid aangebroken was en ging voort met zijn hoogen gast te drinken en te kouten. Closnet en Clauda waren in de schuur teruggekeerd; Maria, voor het huis ge zeten, deed het spinnewiel snorren en Lucia zat naast haar te breien. De twee vrouwen spraken geen woord, maar beide dachten aan denzelfden persoon, aan den graaf. „Wat is hij hier toch komen doen?" vraagde Maria het stilzwijgen afbreken de. „Dat weet ik niet," hernam Lucia, „hij kwam heel familiaar in de schuur en wist zich spoedig zoo gemeenzaam te maken, dat vader hem eerst uitnoodigde om een glas appeldiank te drinken en toen verzocht mede aan tafel te gaan." „Ik geloof, dat het alles gemaakte vriendelijkheid van hem is. Zijne komst heeft eene bedoeling, Lucia!" Ik heb reden om het ook te geloo- O nu yen. „Do graaf van Saint-Renne moet voor zeker zeer veranderd wezen, als hij nu met zijn vijand, uw vader, op een goeden en vertrouweljken voet wil leven." „Verandering des harten is mogelijk." „Dat is waar, Lucia, gij denkt aan Filippus, maar van verandering bij Saint- Renne geloof ik nietswant vóór een paar dagen sprak ik nog iemand, die hem vóór zijn heengaan naar Parijs nog goed gekend en bij zijne terugkomst uit het buitenland hem weder gesproken heeit, en die zeide mj ten opzichte van den GraafSaint-Renne is geen haar beter geworden; trouwens een vos verliest wel zijne haren, maar zijne streken niet." En ik geloof, dat die man volkomen de waar heid heeft gezegd." „Wat was die oude vent flauw vrien- deljk jegens mij," sprak Lucia verack- teljk, „en wat vleide hj mijn vader!" „Dat is het juist, wat mj van alles het minst beviel; zjne komst op het kas teel, ;ik herhaal het, heeft eene reden. Wj zullen zien." Het gesprek werd plotseling afgebroken door dat Julius, vergezeld van den graaf, naar binnen kwam. „Vergun mj, mejufvrouw, u mjne komplimenten aan te bieder," zeide de edelman glimlachende, terwjl de Lucia naderde. „Lucia, wensch mynheer den graaf een goeden avond." „Goeden avond, mejuffrouw! vergun mj, dat ik u de hand kusse!" maar zj trok die ruw weg en hem half onbeleefd groetende, vloog zj snel naar binnen. „Ik merk, dat ik mejuffrouw niet aan genaam ben," zeide de graaf met een verlegen glimlach, „wj zullen toch met- tertyd betere kennis maken, dat hoop ik. Vaarwel, mjnkeer Dubois tot weder- ziens!" De graaf verwjderde zich spoedig. „Wel foei! Lucia," zeide Julius, toen zij weder kwam, en de graaf reeds lang uit het gezicht was; „wat hebt gj u onbeleetd aangesteld; hoe hebt gj u zoo kunnen gedragen jegens den graaf van Saint-Renne? Wat heeft hj u gedaan, m hem zoo norsch te bejegenen? „Mj niets, vaderlief, maar wat heeft hj met mj noodig? Wat doet hj mj aan het lijf te komeD, ik bedank voor al die grapjes," zeide Lucia, alles behalve op een goedigen toon. X 1 „Maar de graaf is toch zoo kwaad niet?" „Wel mogeljk; maar wat kan het mj ook schelen." „Het spijt in j, dat ge zulk een groot mynheer beleedigd hebt." „Het spjt mj niets, ik hoop maar, dat hj zoo beloedigd is, dat hj nimmer meer hier komt." „Maar gj zyt een dwaas meisje, Lu cia," zeide Julius boos, terwjl hj een ontevreden blik op zjn kind wierp, dat nog nooit een kwaad gezicht van haar vader gehad had. „Zeg mij, past het u, om den gast van uw vader onvriendeljk te bejegenen," ging hj voort. Lucia zweegschreide tranen van eeni ge smart en verwijderde zich snikkende mot het hoofd in hare handen. „Julius," zeide toen Maria, terwjl zj haar spinnewiel deed stilstaan en Dubois strak in 't gelaat aankeek, „hef spjt my dat dit gebeurd is. Het is wel de eerste maal sinds die gelukkige reeks ran jaren, welke ik in uwe woning doorgebracht heb, dat eene dergelijke verongelyking hier heeft plaats gegrepen, ik ben het aan de oprechtheid der zaak verschuldigd een woordje to spreken. Verre van tus schen vader en dochter als scheidsrech ter op te treden, meen ik toch recht te hebben u te vragen, of gij gelooft dat het billijk is uwe eenige dochter te ver- wyten, dat zj geen eerbied genoeg be toond heeft jegens den doodsvyand van haar vader?" „Haal geene oude koeien uit de sloot, Maria! Wat er gebeurd is, is gebeurd. Waartoe uw hoofd vermoeid met oude en reeds zoo lang vergeven geschiedenis sen? Zegt de Bybel niet, datmenzjnen vyanden zeventig maal ze.ven maal ver geven moet?" „Zeer juist, ongetwijfeld moet men vergeven en vergeten, maar zynen vy anden vergeven en hen by zich uit te noodigen zjn twee verschillende zaken. Hoor eens Julius! gj hebt hier iemand binnengeleid, die u en den uwen veel kwaad berokkenen zal, als de Heer het niet verhoedt." „Kom, kom, oude wjvenpraat!" sprak Julius een weinig gemelijk, „ik dacht waarljk, dat gij verstandiger waart; hoe kunt gij nu maar zoo in eens zeggen, wat cr in de toekomst gebeuren zal. Leer mij die kunst van profeteeren ook?" „Dat is scherts, waarop ik niét ant woorden wil, Julius! het spijt mij maar, dat gij, die zooveel leeds van den graaf ondervonden hebt, maar zoo in eens dien gevaarlijken lieer de handen oplegt." „Gevaarlijk, gevaarlijk," zeide Julius, „bewijs dat." „Ik zal u man en paard noemen, die den graaf boter kent dan gij en ik, en die dat bewijzen kan en wii." „Ik wil dien lasteiaar niet kennen, want ik geloof er toch niets van." „Het spjt my, dat ge voor tegen spraak doof zjt geworden, Julius! nooit had ik kunnen gelooven, dat de ondeu gende praktijk van een Renne invloed zou uitoefenen op u, mijn dierbaren mees ter." „Hoe kunt gj nog dierbaren meester zeggen, als gj geen genoegen neemt in hetgeen ik doe." „Ik neem ia al wat gj doet genoegen, maar niet in al wat een ander doet." „Een ander?" „Ja, want de verregaande en onna tuurlijke vriendelykheid en beleefdheid van den graaf heeft uw hart zoo inge nomen, dat gj zelf niet meer de hande lende persoon zyt, maar de graaf van Renne, die in u werkt." „Hoor eens, Maria, ik dank u in 't vervolg voor al dergelyke praatjes, ik ben hier heer en meester, en al wie ik in myn huis verkies te nemen, neem ik, en ik wensch van niemand hoegenaamd daarin tegengewerkt te worden, en nie mand," ging hij met den voet stampende voort, „ook gij niet, hebt daarover iets te zeggen." Ten hoogste gramstorig wendde hij zich naar de schuur. „God geve dat ik mij in den graaf vergisse," sprak zij zachtkens, terwijl een paar groote tranen langs hare wan gen biggelden. Van dien dag was de graaf van Saint- Renne een der huisvrienden van het kas teel. Hij had altijd eene of andere be weegreden tot verklaring van zijn bezoek, nu eens kwam hij om raad en inlichtin gen te vragen, dan weder had hij eenig belangrijk nieuws mede te deelen. Ju lius ontving hem telkens met toenemende hartelijkheid en grooter vermaak, en na ieder bezoek werden er veranderingen in huis aangebracht. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 1