Vrijdag 28 October 1892.
Anlirevo
Zevende Jaargang No.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
Boer en Edelman.
T. BOEKHOVEN.
mniaEWBtJK.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uitgever:
Advertentiën van 1
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te eenden aan «lest Uitgever.
Mr. iL. W. C. Bieuchenius.
Op Arrjdag 21 October jl. vierde
de beer Keuckenius, Oud-Minister
van Koloniën, en lid der Tweede
Kamer S- G. voor het district Goes,
zijn zeventigste verjaardag. Het des
betreffend bericht kwam te laat tot
ons om er nog in bet vorig num
mer melding van te maken. Daarom
hebben wij op den eigeljkcn feestdag
den heer K. persoonlijk gelukge-
wensckt. Maar niettemin gevoelen
wij ons gedrongen, thans nog een
kort woord van hulde en dank om
trent dezen uitnemenden strijder voor
de antirevolutionaire beginselen te
te doen afdrukken.
De heer Levinus Wilhelmus Ckris-
tiaan Keuchenius werd op 21 Oct.
1822 te Batavia geboren, alwaar
zijn vader resident was. Op zeven
jarigen leeftijd kwam hij voor het
eerst in Nederland. Hij studeerde
aan de Leidscke Hoogeschool, waar
hij op 19 jarigen leeftijd tot doctor
in de beide rechtswetenschappen pro
moveerde. In 1842 (dus op 20 j.
leeftijd) vertrok hij naar Indië. Daar
ging hij snel vooruit op de amb
tenaarsloopbaan, zoodat hij reeds op
28 j. leeftijd lid van het Hoog Ge
rechtshof werd. In 1853, op 31 j.
leeitjd, na 12 jaren in Indië vertoefd
te hebben, kwam hij weder in Ne-
18 Een tafereel uit de
derland. Het volgend jaar, na het
vaststellen van het Indisch regee-
rings-reglement, werd hij benoemd
tot Secretaris-Generaal aan het De
partement van Koloniën, in welke
betrekking hij de instructiën voor den
Gouv.-Generaal ontwierp, die heden
nog gelden. Na 5 jaren Secretaris-
Generaal te zijn geweest, werd hij
tot lid van den Raad van Indië be
noemd, in welk college hij weldra
Vice-president werd, zijnde de hoogste
betrekking volgende op die van
Gouv.-Generaal. In 1.866 keerde hij
terug naar het Moederland en toen
vooral begon zijn strijd en zijn lijden
uit oorzaak van zijn vaste beginselen.
De heer K. werd nl. in 1866
door het district Arnhem naar de
Tweede Kamer afgevaardigd,
in
plaats van Graaf van Zuylen, die
met Mr. Mijer in een conservatief Ka
binet had zitting genomen en daardoor
aan zijn beginselen ontrouw werd. (0
Inmiddels had de heer Groen van
Prinsterer, K's. vriend, zich uit d
Tweede Kamer teruggetrokken, om
dat hij meende, dat, nu zelfs twee
vroegere vrienden (Graaf van Zuylen
en Mr. Mijer) hem feitelijk meê te
genstonden, de persoonlijke antipathie
van conservatieven, van liberalen en
van roomschgezinden te sterk zou
zijn dan dat zijn optreden den toestand
zou kunnen verbeteren. Hij wilde
daarom liever buiten de Kamer wer
ken, maar hij verheugde zich, dat de
beer Keuchenius nn voortaan een
krachtig getuigenis voor de antirevo
lutionaire beginselen zon kunnen afleg
gen, en drong er daarom bj hem op
aan, dat hj de benoeming zou aanne
men. Deze zag er zeer tegen op. Maar
hij aanvaardde denham aangeboden
zetel, en eenmaal opgetreden, trok hj
met mannenmoed door. En wat was
het gevolg Hj werd
door bet Ministerie-Heemskerk uil 's
lands dienst ontslagen. En niet één
medelid der Kamer kwam tegen die
ongehoorde behandeling op. Dit ge
schiedde in 1868. In Mei van dat
j iar vertrok lij met zjn gezin we
der naar IndiHj zoebt daar als
advocaat een praktijk, en als hoofd
redacteur van het N. But. Handelsblad
verüreidde- hj de beginselen eener
christelijke koloniale politiek. Elf ja
ren later, in 1879, werd hj inliet
Moederland, in het district Goriu-
chem, weer tot Kamerlidherkozen.
Hj nam die benoeming aan en bleef
tot 1888 Kamerlid. Hj vertegen-
woordigde resp. Gorinehem, Middel-
b :rg en Amersfoort. Yan .April '88
tot Febr. '90 was hj Minister van
Koloniën. Door deze booge benoeming
werd de hem in 1868 aangedane
verdrukking erkend, en bevestigde
God Zjn woord aan hem: Die Mj
eeren, zal Ik eeren. Doch ook nu
werd hj het slachtoffer van zjn
beginselvastheid. IIj deed al zjn best
om in Indie de bestaande belemme
ringen voor de verbreiding van het
christendom weg te nemen. Doch de
Eerste Kamer stemde zjn Begrooting
af en hj moest dit werk sta
ken. Spoedig daarna werd hj in
Goes weer tot Kamerlid gekozen en
hj getuigt thans nog als zoodanig.
Als men de eerste kinderjaren er
af rekent, braclit de heer K. dus
ongeveer de helft van zjn leven in
Indie door en de andere helft in het
Moederland. Tot vier keeren toe
kwam hj uit Indie hierheen. Eerst
om te studeerendaarna fungeerde
hij als Secretaris-generaal aan het
Ministerie van Koloniën de derde
en de vierde maal als Kamerlid en
Minister.
Wat een mengeling van gewaar
wordingen moet er in het gemoed
van den heer K. op rijzen, als hj
zjn belangwekkenden levensloop lier-
dmkt Want wat was die levensloop
innig verbonden met den gang van
zaken op burgerijk, staatkundig en
kerkeljk gebied Wat heeft h j geest
driftig getuigd, ges1 reden, geworsteld
tegen den geest dezer eeuw, tegen de
ontkerstening onzer natie.Wat hebben
de tegenstanders van het Kruis van
Christus hem gesmaad, bespot en ver
drukt. Maar ook, wrat heeft God hem
door de felste slagen van den onspoed
heeugeholpen en gesterktDe heer
K. zal dan ook thans, aan den avond
van zjn aardsche leven gekomen,
zoomin beklaagd als buitensporig
vereerd willen worden. Hj zal
hiervoor kennen wj hem duideljk,
de eerste zjn om van zichzelf af te
wijzen en te zeggen door de genade
Gods b n ik die ik ben." Doch de
geschenken Gods, onze natie in eu
met Zijne dienaren gegeven, mogen
toch immers ook in dat verband wel
erkend en om 's Iieeren wil geprezen
worden. Ook de geestelijke broeder
liefde mag en moet daartoe dringen.
Gods volk, de part j in den lande die
heil voor Kerk en Staat en
Maatschappij van Boven verwacht,
ofschoon wetende dat de Almachtige
aan geen personen of omstandigheden
gebonden is, zal biervan houden
wij ons vasteljk verzekerd, op 21
October voor den lieer K. gebeden
hebben, of het Gode wil behagen
iwmw
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 32
ma
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
FRANSCHÈ OMWENTELING.
HOOFDSTUK VIII.
Wonderbare leiding Gods.
Het nieuws verspreidde zich reeds den
volgenden dag door het geheele dorp.
Men sprak er veel van gedurende de
eerste dagen, men was er verbaasd over,
maar gelijk het met alle dingen gaat,
men raakte er weldra gewoon aan, en
spoedig behoorde ook deze geschiedenis
tot het verleden. Overigens de boeren
zagen Filippus niet meer. De zieke was
zoo snel achteruitgegaan, dat hij zich niet
meer kon opheffen. Maria paste hem
trouw op en bleef bij hem, sprak met
hem over hunne kindsheid of over hunne
moeder of wel las hem iets uit den Bij
bel, den weldadigen en grooten trooster
van arme zieken, voor. Hij werd zoo zwak,
dat men hem niet meer alleen kon laten.
Des nachts verdeelden Maria en Julius
het waken onder elkander, 't Eerste ge
deelte bracht de trouwe zuster aan de
ziekesponde door, het laatste gedeelte was
voor rekening fan Dubois. Op zekeren
nacht, dat de laatste aan de beurt was,
en iedereen op de hoeve, ook Filippus
sliep, begon óentinelle op eens hevig te
blaffen. Julius ging naar buiten om te
zien wat er was.
De dageraad scheen reeds aan te bre
ken. Voor zooverre de uchtendschemering
het toeliet, bemerkte hij een manspersoon,
die tegen het hek van de slotpoort leunde.
Julius naderde zonder eenige vreeze. Het
was dezelfde koopman, die hem vroeger
de snuifdoos gebracht had als een afge
sproken teeken, dat Devigne gezond eu
wel in Engeland aangekomen was.
„Open het hek, waarde Julius. Gij laat
Prof. Buys zeide in de Gids hieromtrent
„De hoofden der schoolwet-agitatie (betreffende
de schoolwet van 1857) worden thans leden van
een schoolwet-agitatie-sussend Kabinet." De
heer Keuchenius was destijds met verlof uit In
dië hierheen gekomen.
goed volk binnen. Ik heb een brief voor
u."
Julius haastte zich om aan den wensch
van den buitenstaande te voldoen en
liet hem in huis komen. Hij schudde en
drukte hem vriendelijk de hand en zeide
zachtkens om den zieke niet wakker te
maken
„Welk nieuws hebt gij van mijn mees
ter
„Niet veel goeds, niet veel goeds,"
antwoordde de koopman." „Gij kunt on-
middeljk denken hoeveel moeilijkheden
hij doorworsteld heeft, en wat hij in die
groote en sombere wereldstad Londen,
waar men nooit de zon ziet, geleden
heeft."
„Ja, maar al is daar geene zon, de
guillotine kent men er ten minste niet,"
hernam Julius. „Doch laat ons hooren,
wat hij daar ginds doet?"
„Hij heeft daar eene school geopend,
die hem juist zooveel oplevert, dat hij
eventjes zich den mond kau open houden,
zouden wij zeggen. Maar het treurigste
van alles is dat zijn zoon hem schandelijk
verlaten heeft; hij heeft de rechtvaar
dige zaak zijns vaders miskend. Gij herin
nert u nog wel, hoe goed en aanvallig
hij was, welk een beslist karakter en
welke goede denkbeelden hij had, niet
waar? Nu, die zelfde jongen heeft re-
volutionnaire dagbladen in handen ge
kregen, heeft ze als het ware verslonden
en daardoor hunne denkbeelden overgeno
men, en toen hij eindelijk zich niet meer
met zijn vader verstaan kon, is hij plot
seling verdwenen. Hoe hij in Frankrijk
gekomen is; weet ik niet, maar het
is een feit, dat hij thans bij het Fransehe
leger in Italië is, ik heb veel moeite
gehad om zijn vader er van terug te
houden hem te vloeken. Deze zaak
heeft den vader dermate aangetrokken dat
hij den Atlantischen oceaan wil over
steken. Maar, Julius, ik zou waarlijk ver
geten, dat ik een brief voor u bij mij
heb; daar is hj."
Middelerwijl was Maria weder in de
kamer verschenen om hare taak bj den
zieke te hervatten.
„Och, Maria! lees mj den inhoud van
do letteren van onzen heer en meester
eens voor, mjrie oogen beginnen mj zeer
te bedriegen," sprak Julius eu reikte
haar deu verzegeldeu brief over.
Zij opende eu beproefde dien te lezm
maar het schrift was slecht, en hare oogen
evenals die van Dubois waren zoo zwak
dat zj het niet ontcjferen kon.
„Geef mj het eens, ik zal het wel
kannen lezen," zei le eensklaps Filippus,
„maar licht mj dan eens bj. Stervenden
verraden toch geen geheimen en boven
dien, Julius, de uwe zju mj sedert lang
reed3 bekeud. Men richtte de kranke
in zjn bed op, gaf hem den brief, eu
h j las met duidelijke stem
Waarde eu brave Julius.
„De brenger dezer letteren zal u zeggen
wat ik sinds mjn vertrek van Saint-Renne
gedaan heb. Ik geloof, dat het de over
winningen van dien jeugdigen generaal
in Italië zjn, die het hoofl van mjn
zoon op hol gebracht hebben zjn ver
trek heeft mj zeer geschokt en inj ont
zettend veel hartzeer berokkend. Gij kunt
u de uitwerking voorstellen, die dit hier
gemaakt heeft onder hen, welke uit liefde
voor hun koning Frankrijk verlaten heb
ben. Ook ik ben besloten om naar Ame
rika te gaan, maar ik kan de reis niet
zonder geld doen, en dat hier te kr jgen
is eene onmogelijke zaak. Kunt gij mj
duizend franks geven? zoo ja, geef ze
aan hem, die u dit briefje zal brengen,
hj zal ju tot pand mjn ring en mijne
wapenen brengen: ik hoop van ganseher
harte, dat gj deze som aan uw ouden
vriend zult kunnen geven. Vaarwel, God
zegene u!
Gaston Devigne.
„Zeker zal ik hem dat geld zenden,"
riep Dubois uit, toen Filippus dezen
brief gelezen had. Ik heb de som terz jde
gelegd, om haar eens aan Lucia te geven,
maar z j behoort thans aan hem. Het is
waarlijk ongelukkig en diep treurig, dat
de jeuglige Gaston zjn vader aldus
verlatea heeft, ik weet wel, dat niet
allen dezelfde deukbeeldeu hebben. Wat
er ook van zj, hj zal, daar ben ik zeker
van, een goed soldaat wezen."
„Ja," voegde Maria er bj, hare oogen
afwisseaende„het was een brave, goede
en schrandere jongen, die veel van zju
vader hield. Hoe is het mogeljk, dat
een kind zoozeer veranderen kan. Had
iemand mj te voren gezegd, dat zoo iets
gebeuren zou, ik zou het nimmer geloofd
hebben. Ook hj is dus .ongehoorzaam ge
worden door die ellendige staatkun
dige geschillen."
„Ja wel ellendige, dat hebt gj terecht
gezegd," sprak Filippus half luid. „De
staatkunde is het ellendigste wat er is,
er kleeft aan hare vingers altijd bloed,
tranen, moord."
Eene hoestbui verhinderde hem weer
te spreken, hj zweeg, keerde zich naai
den maar en scheen te willen slapeu.
Maria verwjderde zich, en een oogen-
blik later trad Lucia de kamer in en
wenschte de aanwezigen een goeden mor
gen. Aanstonds begaf zj zich naar Filip
pus, legde op zjn hoofdkussen een onder
haar voorschoot verborgen bloemruiker,
dien zjn even te voren stillekens in den
tuin geplukt had, en plaatste zich aan
de ziekesponde. Julius bleef met den
koopman praten, wien hj de duizend
franks voortelde.
De koopman vertrokJulius deed hem
een eind ver uitgeleide en ging terug
komende naar deu akker. In het kasteel
heerschte intusschen de grootste stilte,
en Filippus was in diepe rust.
„Wie heeft deze bloemen gebracht"
zeide hj, toen hj, na eenige uren van
gerusten slaap ontwakende, den ruiker
o ntwaarde„wie heeft m j deze bloemen
gebracht, moeder of mjn dochter?'1
„Geen van beide," hernam Lucia, „hoe
komt g j aan die gedachfe?"
„Omdat ik beide personen van een
ladder, omgeven van scaitcetead licht
en hemelsclien glans, heb zien afdalen
en mj te geuaoec gaan. Kom Lucia, laat
ons naarjiaar toesnelieu, giuds verwelken
de bloemen niet."
Hj vatte de baud van het verbaasde
meisje en drukte haar stevig, Zjue han
den waren jskoud, en Lucii huiverde.
Onmiddeljk riep zj Maria, doch toen de
oude min binnen en bj Filippus kwam,
zag zj op haar broeders gelaat het on-
uitwischbare teeken van de nadering des
doods. Met de woorden: „op uwe genade
wacht ik o Heer." was de doodsstrjd
gestreden, en voer zjne ziel heen naar
de gewesten der eeuwige zaligheid.
Maria wierp zich luid schreiende op
het Ijk baars broeders, en Lucia snelde
in hare smart naar buiten, naar het veid
om haar vader van het gebeurde te ver
wittigen. Deze haastte zich naar huis
en vond de oude vriendin des gezins in
bewustoloozen toestand. Julius bracht haar
weldra weder bj en liet haar toe hare
droefheid in tranen te uiten.
De mare van Filippus overljden deed
iedereen smarteljk aan. Meu begroef
hem op het kleine kerkhof naast pater
Rernardus. 't Gansche dorp, alle voor
oordeel vergetende, bewees den doode
de laatste eer door den eenvoudigen ljk-
stoet tot aan den grafkuil te vergezellen.
Julius sprak daarbij eenige woorden.
Maria knielde op den vochiigen grond
neder en bleef langen tijd in gebed ver
zonken. Daarna plantte z j een treurwilg
op het graf en zeide
„Alvorens de takken van dezen boom
groot genoeg zjn om onze beide graven
te dekken, zal ik bj u nederiiggen."
Zj nam weder getroost haar spinnewiel
en haar Bjbel ter hand.
Wordt vervolgd.)