Vrijdag 7 October 1892.
Antirevolutionair
Zevende Jaargang No. 360.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
Boer en Edelman,
T. BOEKHOVEN.
uitgever:
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever.
De Aieuwe Mies wet.
1 root zijn de veranderingen die
s nieuwe Kieswet ons zal brengen.
Zij zal inderdaad een geheel nieuw
jdperk in onze parlementaire ge-
ckiedenis ontsluiten.
Ieder meerderjarig mannelijk Ne
erland er, onverschillig voor hoeveel
ij in de belasting is aangeslagen,
ïits hij maar lezen of schrijven
:an, niet bedeeld wordt en geen
echterlijk vonnis dat verlies van Kies-
evoegdheid medebrengt ten zijnen
aste heeft kan Kiezer worden.
Hij behoeft daartoe slechts tus-
chen 1 en 15 Januari een eigenhan-
ig geschreven aanvraag in te dienen
iij den burgemeester zijner woon-
tlaats.'
Blijkt het dan dat zijn naam op
et bevolkingsregister voorkomt, dan
,'ordt hij op de kiezerslijst geplaatst
n blijft daarop staan tot aan zijn
ood of zijn vertrek uit de gemeente,
ranneer hij ten minste niet als be-
eelde of tengevolge van een von-
is daarvan wordt afgevoerd.
Binnen de grenzen der grondwet
rijgen wij alzoo vrijwel algemeen
temrecht.
Ook de wijze waarop de verkiezin-
gen plaats zullen hebben is een ge
heel andere.
Op een bepaalden dag, de dag der
verkiezingis er gelegenheid om bij
den burgemeester van de hoofdplaats
van het Kiesdistrict, van 9 5 ure
opgaven in te leveren van candida-
ten. Deze opgaven moeten door mins
tens 50 kiezers onderteekend zijn.
Komt er maar één zulk eene opgave
in dan verklaart de burgemeester
den aldus voorgedragen candidaat
voor gekozen en vindt geen nadere
stemming plaats. Komt meer dan
eene opgave in dan heeft 14 dagen
later eene stemming plaats.
Deze geschiedt op de volgende
wijze.
De namen der gestelde candidaten
worden in dezelfde volgorde als zij
opkwamen op een lijst geplaatst m
inenlijk bekend gemaakt.
Ieder Kiezer ontvangt eene oproe
ping om te komen stemmen, zonder
stembriefje evenwel.
Zoo dra hij in het locaal waar de
stembus staat binnenkomt geeft hij
zijn naam en woonplaats op aan het
stembureau. Daarop wordt hij ver
zocht zelf zijn naam te plaatsen op
de lijst dergenen die gestemd hebben.
Is dit geschiedt, dan krijgt hij van
den voorzitter van het stembureau
een stembriefje. Op dit briefje staan
al de namen van de gestelde candi
daten onder elkander gedrukt. De
kiezer gaat nu naar een lessenaar,
die zoo geplaatst is, dat niemand kan
zien wat er aan verricht wordt. Aan
deze lessenaar plaatst de kiezer nu
een teeken bij den naam van den
candidaat zijner keuze, vouwt het
biljet daarop dubbel en werpt het in
de bus.
Deze bus wordt nog denzelfden
avond geopend en de uitslag bekend
gemaakt.
Dit is in enkele hoofdtrekken de
korte inhoud der thans ingediende
Avet, die, wat haar hoofdstrekking
aangaat door ons met ingenomenheid
wordt begroet.
Maar het is toch geen huismans
kiesrecht dat wij nu krijgen vraagt
wellicht deze of gene.
Volkomen'waar, is ons antwoord,
huisinanskie^r echt komt er niet.
Toch zijn wij ingenomen met deze
toet. En dat wel om de eenvoudige
reden dat huismanskiesrecht van al
gemeen stemrecht in de praktijk niet
zooveel zal verschillen. Het uitgangs
punt is een geheel ander, dat stem
men wij gaarne toe. Maar de uit-
komst verschilt niet zooveel. Vooral
niet als men aanneemt dat ook ongo-
huwden, die een eigen huishouding
hebben, volgens het huismanskies
recht stemgerechtigd zouden worden.
Al bewandelt de minister ook een
anderen weg, het doel dat hij bereikte
komt het onze zóó nabij, dat wij
niet schromen ons nu reeds met be
slistheid vóór de thans ingediende
wet te verklaren.
Wij prijzen het in den heer Tak
dat hij, waar hij eenmaal kiesrecht
uitbreiding op zijn agenda had ge
plaatst, de uitbreiding niet op bene
pen oud-liberale manier heeft opge
vat, maar in eens zoover ging als
hem zonder grondwetsherziening mo
gelijk was.
Des te minder begrijpen wij hoe
hij er toe kwam om het kiesrecht
voor de gemeenteraden te laten zoo
als het is.
Zoo iets heeft inderdaad veel weg
van de verkeerde wereld, terwijl het
bovendien de taak der gemeentebe
sturen, geheel noodeloos, zeer aan
merkelijk verzwaart.
Immers er zullen du ie gelijker
tijd twee geheel van elkaar verschil
lende naar geheel verschillende grond
slagen opgemaakte kiezerslijsten in ge-
reedheid moeten worden gebracht.
Tegen deze regeling hebben wij
groot bezwaar en Avij zien niet in
Avat er tegen zou zijn om ook het
kiesrecht voor de gemeenteraden op
te nemen in het thans ingediende
wetsontwerp.
Nog enkele bedenkingen van prak-
tischen aard, hopen wij later in het
midden te brengen.
Thans bepalen wij ons tot het uit
spreken van onze warme ingenomen
heid met het voorgedragen ontwerp,
en drukken den Avensch uit dat de
antirevolutionaire club in onze twee
de Kamer, gedachtig aan het woord,
op onze jongste deputatenvergade-
ring met zooveel geestdrift begroet,
als christelijk-democratische partij posi
tie moge nemen en met warmte op
komen voor kiesrechtuitbreiding op
de ruimst mogelijke schaal.
liet scheppen van waarborgen tegen
Klasseoverheersching late de thans
zittende Kamer gerustelijk over aan
haar opvolgster, tot wier verkiezing-
een half millioen nieuwe kiezers zuilen
medewerken.
Een democraat vertrouwt het volk
mm i
tMunp
Deze Ceurant verschijnt eiken Vrijdag.
Akomienientsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 3/2 maal
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Een tafereel uit de
FRANSCHE „OMWENTELING
VI.
„Heeft burger Renne u uit uw pijnlijken
lestand gered, buurman! zeg bet ons,
pdat wij op zijne gezondheid drinken en
em onze dankbetuigingen naar Parijs
verzenden?"
„o Neen!" hernam de voorzichtige pach-
er, „hij is het niet maar de goede God.
Verschoon mij ik ben een man uit den
uden tijd en van het oude geloof. Ik
erwijt niemand iets en meen ook daar-
nede niemand te kwetsen; ieder heeft
ijne eigene wijze van inzicht: maar de
ude is de mijne."
„Gij hebt gelijk, Julius omdat wij nu
eten, dat gij geen vriend der aristocraten
n geen vijand des volks zij t," antwoord
en de boeren.
Toen het avondmaal afgeloopen was,
'""acht de speelman zijne viool te voor
ehij n; het was lang geleden I sinds het
rme instrument zijne kast verlaten had;
e jongens en meisjes begonnen op het
:rasperk te dansen, zooals hunne vade-
en het gedaan hadden, toen men het
voord republiek en omwenteling nog niet
rende.
He dans hield vrij lang aan, daarna
keerde een ieder naar huis en hof maar
Julius bleef met zijn gezin op de steenen
bank voor het huis zitten, zooals men dat
gewoon was naiederen warmen dag.
Met welk eene inwendige blijdschap
hoorde hij weder het gekeuvel van zijne
kleine Lucia aan; hoe gelukkig gevoelde
hij zich, nu hij Maria, Glosnet en Jan
terug zag! De' maan met haar zacht en
prachtigen stralenkrans ging achter de
tfaaie populieren op, en de frissche avond
wind verspreidde den zoo lieflijken geur
van het nog versch gesneden gras, ter
wijl het geluid van den huiskrekel onder
de deur de stilte van den nacht afbrak.
Julius hervatte als naar gewoonte zijne
daaglijksche bezigheden. Yan tijd tot tijd
kwam, zooals voorheen, 's avonds deze of
gene boer bij hem praten, en natuurlijk
moest Dubois dan verhalen, wat er met
hem te Parijs was voorgevallen. Hij deel
de dan mede, wat hij daar gezien en ge
hoord had; maar hij sprak nimmer van
de zoo sombere uren in den kerker, want
hij had te veel leergeld gegeven. Zijne
onnadenkendheid en onbezonnen gesprek
ken hadden hem daar al te veel leed,
smart en angst bezorgd. Bovendien mocht
hij dat ook niet doen; het was een geheim,
dat hij voor iedereen en met veel om
zichtigheid verborgen houden moest.
De eenigen persoon, tot wien hij er
iets van zeide, was Maria. Op een avond
dat de oude min na het vertrek der ar
beiders opgebleven was, om den blauwen
kiel van Dubois te verstellen, vertelde
deze haar alles wat hem wedervaren was,
zonder eene enkele bijzonderheid te ver
geten: het gedrag van Renne te zijnen
opzichte en den vreemden samenloop van
omstandigheden, die hem de vrijheid we
der hadden geschonken.
„Julius," zeide Maria, toen hij zijn
verhaal geëindigd had, „gij hebt wel ge
lijk met te zeggen dat het de Voorzie
nigheid was, die u verlost heeft. Maar
die Renne, wat voor een man is dat!—
hoe heeft hij u behandeld laat ons maar
hopen, dat hij u nu en voortaan met rust
zal laten. De Heer vergeve mij de slechte
gedachte, die ik een oogenblik gekoes
terd heb, toen gij mij van de door hem
aangewende pogingen spraakt om u over
te halen hem het kasteel, dat onze heer
en meester u toevertrouwd heeft te ver-
koopen. Het zou mij bijna spijten, als
de politie een man als Renne niet in
handen kreeg, om hem te beletten aldus
eerlijke en brave menschen te bekaude-
len."
„Hij kan ons geen kwaad meer doen."
antwoordde Julius, te zeer tevreden en
dankbaar buiten gevaar te zijn om zijne
vijand zelfs kwaad toe te wenschen.
„God geve het! Julius, ik weet dat
de Voorzienigheid altijd over ons waakt;
een mensch heeft altijd kwade gedach
ten, en het hart des menschen is zoo boos
en arglistig, dat het Jezus' woord: hebt
uwe vijanden lief, en bidt voor degenen,
die u geweld aandoen, altijd omkeert.
Maar om van een ander te spreken. Hoe
zal het met Chamone gaan? Yan hem
had ik juist gedacht, dat hij kwade be
doelingen had. Gij hebt gezegd, dat zij
hem ter dood veroordeeld hebben
„Ja, dat is ook zoo; maar hoe het met
hem af zal loopen, weet ik niet. Ik hoop
er het beste van, laat ons God bidden,
opdat hem geen kwaad wedervare en hij
ontsnappen moge aan de handen, die hem
trachten te grijpen."
„Dat zullen wij," antwoordde Maria.
„Hopen wij tevens, dat er weldra be
tere tijden voor Frankrijk aanbreken;
en dan zal ik, als ik Chamone op 't spoor
kan komen, hem van veel dienst zijn en
hem mijne dankbaarheid bewijzen."
HOOFDSTUK VIL
Wonderbare leiding Gods.
Dagen en weken gingen voorbij, en
iedereen vatte weder zijne bezigheden op.
Men had het signaalstelsel behouden:
's avonds sloot men zorgvuldig deuren en
vensters. Maar niets bijzonders had er
plaats. Nu en dan hoorde men van de
afgrijslijke misdaden van Carrier te
Nantes, die de i'epublikeinsche woede ten
toppunt voerde. Hij liet niet alleen de
menschen bij hoopen doodschieten, maar
hij bedacht ook de zoogenoemde noyaden
en republikeinsche huwelijken. Deze
helsche uitvindingen bestonden daarin,
dat mannen en vrouwen bijeengebonden
in de Loire verdronken werden, en dat
men geheele bootsladingen met menschen
door plotseling geopende luiken in het
water deed verzinken. Een enkele maal
vernam men verwarde berichten van de
groote veldslagen, die op de grenzen des
rijks geleverd werden, en van den boeren
opstand in de Yendée, waartegen man
nen als Santerre, Ronsin en Rossignol
met ware dolheid woedden. Saint-Renne
bleef al die gruwelijke twisten en bloedige
worstelingen tusschen dekoningsgezinden
en republikeinen bedaard en rustig aan
zien.
Een jaar vlood been. De befaamde
president, die het certificaat van Julius
onderteekend had, stierf, en Dubois gaf
in tegenwoordigheid van Maria het doku-
ment waaronder zijn naam gelezen werd,
aan de vlammen van het haardvuur prijs.
Weder snelde een jaar voorbij. De partij,
welke die van Robespierre vervangen had,
verzwakte. Frankrijk hijgde onder den
zwaren last van den burgeroorlog; men
begon elkander te vragen of het niet hoog
tijd was een weinig orde op zaken te
stellen. Reeds begon men den naam der
Conventie niet anders uit te spreken dan
om haar te verfoeien. Julius hield met de
meeste omzichtigheid den titel verborgen,
waarop hij een oogenblik zoo trotsch ge
weest was.
„Wij zullen dien niet verbranden." zei
de hij tot Maria, „wie onzer weet of de
Conventie niet weder zal terugkeeren."
„De Heere geve van neenant
woordde de oude min.
Weldra vernam men, dat er te Parijs
eene nieuwe staatregeling tot stand ge
komen was. Een raad van vijfhonderd
en een raad der ouden badde zich daar
tot wetgevers verenigd, en de regeering
toevertrouwd aan een bestuur of directoire
van vijf leden. Wijders kwam men ook
iets te hooren van de schitterende zege
pralen en overwinningen, die door een
jeugdig generaal behaald werden voor
wien de vijandelijke legers als bladeren
voor den wind Avegstoven.
„Wij moeten met onzen besten appel
drank op zijne gezondheid drinken," zeide
Dubois, toen de boeren hem de overwin
ningen in Italië kwamen mededeelen;
„dat is eerst de man dien wij noo lig
hebben dan zullen wij spoedig den vrede
krijgen en er zal van geene conscriptie
meer sprake zijn
Julius vergiste zich deerlijk, maar zijne
buren verheugden zich, toen zij bem dat
O.
boorden zeggen zij hadden allen te veel
vertrouwen in zijne oordeelvellingen.
Voorts was hij een van de belangrijkste
personen uit Saint-Renne geworden: hij
was rijk, bezat talrijke landgoederen en
het schoonste vee des lands, zonder de
vele goudstukken en assignaten te rekenen,
die bij zorgvuldig achter het slot deed,,
om die eens Lucia ten huwelijk mede
te geven.
Langzamerhand was bij, dank zijn
rijkdom en zijn gezond verstand, het
hoofd om zoo te zeggen geworden van
al de boeren uit de nabuurschap; men
raadpleegden hem in alles.
„Buurman." zeide de een tot hem,
„wij kunnen het niet eens worden over
de verdeeling van ons land, wilt gij ons
tot scheidsrechter zijn
„Ik heb een laag nummer getrokken,"
sprak de andore, „ik moest naar Italië,
zult gij voor mijne ouders zorg dragen?"
En Julius belastte zich met al die
verschillende opdrachten en kweet er zich
met de stipte eerlijkheid en nauwgezet
heid van, verhougd dat hij iemand een
dienst kon bewijzen en dat men hem het;
volle vertrouwen schonk.
Men gaf hem zelfs gelden en familie
stukken in bewaring; hij was derhalve
depothouder en bankier van het dorp. Een
arme jongen, die zich naar bet leger moest
begeven, bracht hem zelfs op zekeren dag,
het eenigste, dat hij had na te laten,
n. 1. zijn hond Sentinelle, dien Dubois
beloofde goed te zullen oppassen, 't Was
voor het overige een' zeer mooi beest, een
wolfshond van een goed en fraai ras en
die groote diensten kon doen. De jeugdige
soldaat kwam nimmer weer, en Sentinelle
bleef als getrouwe, en werkzame wachter
op het kasteel.
Dubois mocht zich weldra geluk; wen
schen, dat hij den hond van den krijgs
raad tot xick genomen had.
(Wordt vervolgd.)