feuilleton" Vrijdag 30 September 1892. Zevende Jaargang No. 359. I Antirevolutionair Orgaan cht. overtreft van liet de maand rken wil- ents. Bij kunnen i en O lieve bij te geven oor 1892 lijk uwe aan. "öüT IN HOC SIGNO VINCES Deze Courant verschjnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nnmmers 5 Cent. uitgever: T. BOEKHOVEN. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen a/2 maal Boekaankondiging 5 Cent per regel en '*/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden, berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. ASle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te Kenden aass den Uitgever. In de Standaard van Maandag 12 Sept. j.l. kwam een stukje voor, getiteld: Kazerne-practijk. Ergerlijk was, wat ons hoofdorgaan meldde maar stuitender nog is dat in schier alle kazernes van ons Vaderland een stuk van den volgenden inhoud is aangeplakt en wel van dezen inhoud Leefregel voor den Soldaat in tijd van Cholera. „Aan een dooden soldaat hoeft het Vaderland niets en een zieke soldaat is een lastpost. „Het is de plicht dus van ieder soldaat te zorgen dat hij gezond blijft, vooral als er cholera is en er toch zoo veel zieken zijndie zich dus niet in acht neemt en door eigen schuld ziek wordt, maakt zich schul dig aan misdaad tegen den Staat. „Wat moet een soldaat dan doen om niet ziek te worden „Wel, dat is heel eenvoudig, hij moet niets verkeerds doen, en dar is al heel gemakkeljk. Hij mag niets anders eten of drin ken dan wat hj krijgt in de menage Boer en Eielana, 13 Eek tafereel uit de FRANSCHE OMWENTELING. VI. De terugkeer van den gevangene. Alle pogingen om zich los te worste len zouden voor Dubois en zijn lotge noot vruchteloos en gevaarlijk geweest zijn; en dientengevolge lieten zj zich geduldig en getroost andermaal gevan gen nemen en naar de stad voeren. Onder een grooten toevloed van nieuwsgierigen werden zj Honfleur binnengeleid en voorloopig in een hok gesloten. Den vol genden dag bracht men hen vandaar naar de rechtbank, en na een scherp en lang durig verhoor werden zj losgelaten op voorwaarde, dat zj onmiddeljk de stad moesten verlaten. Hun lichtvaardig en onverzichtig spreken in de herberg pleit te zeer in hun nadeel, maar hun be- wjsstuk, door den president van de recht bank te Parjs afgegeven, was van te veel beteekenis om hen gevangen te houden. Een paar gendarmes brachten hen buiten de poort van Honfleur en keer den terug, maar nu ook moesten de lotgenooten elkander verlaten. De beide boeren omhelsden elkander; de een sloeg den weg in naar Bretange, en de andere dien naar Neder-Normandië. Verschei dene malen keerden zj zich om, ten einde elkander een laatst vaarwel toe te wuiven; het werd hun niet meer toe gestaan elkander weer te zien. Nogthans vergaten zj elkander niet iederen keer dat eene gelegenheid aan bood, dachten zj aan elkander en een heimei jk verlangen openbaarde zich tel kens om elkander nog eens te ontmoeten; maar de reis was lang, en de Bretonsche boer was oud. Wat had men op het kasteel van De- vigne gedaan in de langdurige afwezig heid van Dubois. Eerst diep ternedergeslagen en ge schokt waren de bewoners evenwel spoe- of in de kantine. Daar zorgen zijn superieuren voor, dat, wat hij daar krijgt, zuiver is. En als hij nu maar buiten de kazerne niets eet en drinkt, dan wordt hj ook niet ziek, want de ziekte zit alleen in besmet eten en drinken. „Voorts moet hij zorgen altjd schoone handen te hebben, dat moet iedereen doen en ze daarom dikwjls wasschen, vooral als hj zieke of verdachte voorwerpen heeft aan geraakt; als hj ergens komt waar zieken zjn, moet hj niet slikken maar uitspoegen, en als hj kan zoo spoedig mogelijk naar huis gaan en zijn mond en keel uitspoelen met schoon water. „Rooken kan geen kwaad, maar eerst moet hij de sigaar of pjp aan het mondstuk afwasschen. Maar bi] een zieke raag niet gerookt worden. Eu vooral niet met open mond loo- pen op de straat of in ziekenhuizen. Een glas jenever of brandewijn, of een glas bier uit een schoon glas kan geen kwaad. „Maar het glas moet terdege schoon zjn dig uit dien toestand van ongerustheid en neerslachtigheid geraakt, en men was weder allengs begonnen met te leven als voor de verschikkeljko gebeurtenis. Al les moest gedaan worden alsof de mees ter zeer spoedig zou terugkomen, alsof hijzelf tegenwoordig was. De oude min gaf het voorbeeld en tot alles het sein. Zj was het, die Dubois zoo huiten als binnen het huis verving, en die over alles en allen waakte. Iedereen in het dorp beminde en eerbiedigde haar; men had het volste vertrouwen in haar, en hare raadgevingen werden door iedereen ernstig overwogen. Uit vreeze dat een of ander onheil haar overkomen zou, en om iederen aanval te voorkomen, orga niseerden de boeren een stelsel van sig nalen: 's nachts licht aan een zeker ven ster, des daags trompetgeschal. 's Avonds als de arbeiders hunne taak volbracht en zich huiswaarts begeven hadden, vereenigden de bewoners van het goed dichtgesloten huis zich om den grooten schoorsteen. Men sprak met el kander, las daarna een kapittel uit den grooten Bjbel en eindigde met een kort gebed, dat door de kleine Lucia werd uit gesproken, die nooit vergat God om de terugkomst baars vaders te sineeken. Alzoo was de winter voorbjgevloden, en de lente met hare talrjke werkzaam heden: ploegen, zaaien en eggen, aange broken. Vervolgens had de zomer de vel den en akkers met bloemen en de vo ren met gouden korenaren bezaaid en sierljk getooid. Iedereen was te oaint-IIenne druk bezig; eenigen maaiden, anderen oogsten; er heerschte nj verheid en werkzaamheid op de hoeve van Dubois. Ongelukkig waren de arbeiders moeieljk te krijgen; de republiek had in de lente velen van de jverigste en degeljkste boeren opge- ëischt; ieder moest derhalve maar zien, hoever hj het met zjne eigene handen brengen kon. „Komaan," zeide Maria op zekeren morgen„komaan, omdat wj geene ar beiders kunnen vinden, moeten wj' ech ter de zegeningen die God ons heeft geschonken, niet verloren laten gaan. 4 Jan, zult de eerste maaier, Olaude d tweede zjn; Jan zal als zj doen; ik zal „Heete koffie of thee is ook goed, maar heet hoor. Geen koud gewor den goedje drinken, dat deugd uiet. En fcj het minst wat hj voelt in maag of buik, terstond zich ziek mel den, en als hij een kameraad vindt die ziek is, terstond waarschuwen, dat de doeter gehaald wordt. Maar bang voor de ziekte te zjn, behoeft hij niet, en niemand, want die voor zichtig is, en niet zoo domweg alles maar inslikt, wat hj krjgen kan, die kr jgt ook geen cholera, al behan delt en verpleegt hj cholera-ljders. Want de cholera is niet besmettelijk door het aanraken van de zieken. „Als nu een soldaat buiten de ka zerne moet eten en drinken, dan moet hij zorgen, dat alles gekookt en ge braden en geen tjdheeft gehad om koud te worden, en dat alle gereed schap om te eten en te drinken door kokend water zj gehaald en met een gloeiend heete doek.z jafgedroogd. En van het brood snjdt hj de korst af cn eet alleen dé kruim, en van de vruchten, die eerst ruim gewas- schen moeten zjn, neemt hj eerst de schil af. En melk drinkt hj nooit de garven oplezen, en „Lucia zal ook mede helpen, mag ik?" vraagde de kleine meid. „O zeker inoogt gij dat," antwoordde de min. „Als vader dan terugkomt, zie ik hem hec eerst, want nu bljft vader niet lang meer weg." „Waaraan weetgj dat, kindlief?" zei- de de min. „Dat weet ik vvaarljk zelf niet, maar ik geloof het, 't is me alsof ik het gehoord üeb, alsof het mj gezegd is." „Enkel verbeelding, Lucia! van wien zoudt gj het gehoord hebben, of wie zou het u gezegd hebben?" „Wel, het kon God toch zjn, die het mj kenbaar heeft gemaakt. Ik weet, dat ik er voor een paar dagen 's morgens mede ben opgestaan." „Dan is het een droom geweest en gj weet wel dat droomen wel te ver staan van dezen tegenwoordigen tjd, bedrog zjn. „Hoe ik het weet, dan kan ik niet zeggen, maar ik geloof het zeker, Maria." Lucia ging met de min mede, en ie dereen was dien dag jverig in de weer om het koorn te maaien en bjeen te lezen. Het was een schoone morgen in de maand Juli, geen wolkje ontsierde liet prachtig azuur des hemels, een zacht zeewindje deed de zware en onder hare vrucht hjgende korenaren golven. Over al werkte men, en van alle kanten hoor de men het snerpend geluid van de in het graan nederkomende zeisen en sik kels, overal vernam men vrooljke en bljde liederen. En niemand bemerkte een schjnbaar vermoeiden bestoven rei ziger, die met snellen tred den weg, welke naar het kasteel leidde, insloeg. Aan den ingang van een klein bescha duwd bosch, waarin wilde bloemen bj duizenden groeiden, ontmoette hj twee jongens, zeker de eenigen, die in het dorp niet aan het werk waren en die buiten zichzelven van vreugde naar een vogel zagen, welken zj zoo even in een strik gevangen hadden. „Foei jongens! laat dat vogeltje, vlie gen," zeide de vreemdeling, „zegt mj, zoudt gj gaarne in een hok of in eene anders clan gekookt en water ook niet. „En die deze regelen opvolgt, kan lachen om cholera en bljft gezond." Welk een lichtzinnige en godde- looze taal! Zou dit voor ieder christeljk jon geling zoo kwetsend stuk nu wezen lijk op hooger hand zjn aangeplakt liet zou schandelijk zjn. Beaumarchais en de hovelingen. De koningin van Frankrjk, Marie An toinette, liet den heer De Beaumarchais tot zich komen, om hem op de harp te hooren spelen, waarin hj zeer bekwaam was. Zjn instrument gaf hem het privilege zich voor de koningin te plaatsen. Dit voorrecht echter werd hem benjd dooi de aanwezige hovel ngen. Een hunner liet hem, zoodra de koningin zich verwj- derd had, zjn kostbaar horloge zien, om hem door de herinnering, dat h j de zoon van een horlogemaker was, te vernederen, en vroeg hem, hoeveel dat horloge wel waard was. Beaumarchais gevoelde de hateljke bedoeling, nam het horloge, scheen het nauwkeurig te willen bekjken en liet het vallen. Nu voer de hoveling hevig tegen hem uit en zeide„Wat ben je een rechte lomperdKalm ant woordde B eaumarchais„Je hebt gel jk, kamer opgesloten zjn?" „Neen mjnheer!" antwoordde een hunner, den reiziger strak aanziende. „Welnu dan, alle schepselen van den goeden God honden van de vrijheid; niemand kan er beter over oordeelen dan ik, die verscheidene weken en maanden opgesloten heb gezeten." „En zjt gj nu vrj sprak de jongere nieuwsgierig. „Ja injne jongens," zeide de vreem deling en ging heen hen vriendeljk groe tende. „Raad eens wie het is," fluisterde de andere knaap met bijden glimlach zjn makker in 'tooi'. „Het is Julius Dubois, die voor ons zoo goed is geweest, toen onze ouders zoo ziek waren. Weet gj wat, laat ons den vogel loslaten en de bljde boodschap in het dorp gaan ver tellen." „Nu gj het zegt, geloof ik het ook. Laat het vogeltje maar los." In een wip was het beestje in het gebladerte en zong een lied der vrj- heid. „Julius Dubois is terugJulius Dubois is terugbegonnen toen de beide kna pen luidkeels te roepen en te zingen, terwjl zj hunne mutsen van bljdschap in de hoogte wierpen. Zoo snel als het licht verspreidde de tjding zich alomme. Oude vrouwen en grijsaards verlieten spinnewielen leuning- stoei om den drempel hunner woningen te bereiken, ten einde er zich van te overtuigen, dat het waar was. Maaiers en oogsters staakten hun arbeid om hun goeden en geaehten mededorpeling te verwelkomen. Iedereen was kinderijk bljde hem weder te zien. Men omhels de hem om strjd, men verdrong zich om hem heen, men droeg hem eindelijk als in triomf langs den weg, die naar 't kasteel geleidde. „Watbeteekent al datieven en gejoel?" "zeide Lucia, stilstaande en de zeetdrop- peleen afwisschende, die op haai gelaat pa- reld n. „Dat weet ik niet kindlief," hernam Maria. „God geve, dat het maar niet eene van die revolutionaire benden is, waarvan men in de naburige dorpen zooveel verschrikkeljks gehoord heeft." juist daarom heeft mjn vader mj zjn handwerk niet geleerd." Het Oude eu het Nieuwe geloof. De Godvruchtige leeraar Harms uit Hermansburg, ontmoette in den trein eens een zeer rijke lucifersfabrikant, die, Harms niet kennende, op verbazende manier aan het pochen ging over de ve'e millioenen die zjn kleine houtjes hem opbrachten. „Ja, ltjk me maar aan," roept hj opeens, „thans ben ik een schatrjk mensch; ik ben 't enkel geworden door mjn noesten vljt, door de ontwikkeling van de in mj wonende kracht. Verstaat ge iets van de lucifers fabricatie, Mjnheer?" „Niet veel," gaf Harms ten antwoord, „ik ben predikant."" „O, een predikant dat treft aardig, on langs zou ik gaarne een Douiine gespro ken hebben, om hem over eene belangr jke theologische kwestie te raadplegen. Als ik u vragen mag Mjnheer, wat verstaat men toch onder het oude en nieuwe ge loof, waarvan men heden ten dage zooveel hoort spreken?" Harms toonde zich bereid op de vraag te antwoorden, maar verzocht vriendeljk dit met een gelijkenis te mogen doen, 't welk hem met alle genoegen toegestaan werdwaarop h j aldus zeide „Ziet ge Mjnheer! wanneer de goede God iemand in zjn tjdeljk beroep met zegen kroont, en schenkt hem elk jaar een ruim overschot, en de man bljft er klein Zj hield ook met werken op, en haar adem inhoudende luisteide zj met ang stige aandacht. „Hj is teruggekeerd, hj is terugge keerd!" riep Lucia uit, die den naam van haar vader verstaan had. En als een hinde sprong zj door de korenschoven heen en snelde naar dien kam, waarvan het leven kwam. Allen volgden haar op den voetde hoogbejaarde min beproefde zelfs hard te loopen. Dubois betrad juist het voorplein van het kasteel, tot n Lucia hem in de armen en aan het hart viel. „Ik dacht het wel, dat gj terug zoudt komen," riep het kind uit, terwjl een vloed van tranen hare stem verstikte. Dubois omhelsde zjne geliefde Lucia, dikke tranen biggelden langs zjne oude en verbleekte wangen. „Laat ons God danken," sprak h j, en met zjn kind op 't gras neerknielende, dankte hj God. Verscheidene boeren volg den zjn voorbeeld, allen ontblootten hun ne hoofden, vouwden hunne handen en bogen zich voor den God hunner vade ren. Wie zou dien dag gedacht hebben om zjn arbeid weder te hervatten Niemand, 't Was een feestdag. Dubois, hoe zuinig en voorzichtig anders, had thans een gul hart en eene opene hand en wilde, dat men zich op zjn erf tot een feestmaal- tjd zou vereenigen. De hoeve was goed van alles voorzienen eenige buurvrou wen kwamen Maria helpen. Men ging op 't grasperk zitten onder de groote kastanjeboomen, en iedereen deed het onverwachte en niet voorbereide maal eere aan. Men dronk op de gezondheid van Dubois een goeden teug w jn en liet het certificaat van burgertrouw, voorzien van de handteekening van een beroemd personage, onder de gasten rondgaan Maria was zelfs genoodzaakt om het hard op voor te lezenzj vergat de paragraaf het allerminst waarin gezegd werd, dat de landen van Devigne in eigendom toe behoorden aan Dubois en zjne kinderen. Oorverdoovende toejuichingen begroetten deze verklaring, en om strjd wedjverde men, om de hand des eigenaars te druk ken. I en Overflakkee en Middelharnia uur (1,—) 15, (6,55) 10 uur (8,15) Ouur (3,10), met de stoomboot- m r. t. chtijd zijntusschen ijs 101IB00T. \JIV1S. sdag vm. 5.u. erdag 6,— gen 6,30 ,g nm. 2,uur 29 Sept. EMING. laruia. 15 uur. uur. TGANG, otterdam, Yoorm. 1,30 uur. uur later sterdamsehe tijd ran iedere maand ■dienst. vm. 5,15; Zater- 2,30; Woensdag, 5,30; Zaterdag 8, nm. 3. ag en Dinsdag vm rijdag (langs Oud en Zaterdag nm. 2 otember) op werk- Zondags vm. 83,0 randag en Dinsdag ierland) ma. 2uur elke maand zal nd naar Rotterdam lag en Vrjjdag. 5,45, van Oud- b.id, Zuidland en laatschappij ngen naar Helle en v. v. SOES III" 1892. ouden, treinen, en 6,59 uur. station. en 9,20 uur. 10,20, 5,34 en 11,8 r Rotterdam, 's Gra in en Den Helder verkrijgbaar. Voor en Den Helder, sn ersa Eerste Klasse r 0,85 Retour 0,55. rsa Eerste Klasse. ersa Eerste Klasse 0,40. 5 Retour 0,25 Goederenvervoer sngelden. ;enten H. P. v. d. 'EiiD Nieuwesluis lasnyuipb. .otterdam. en nam 2,10 u. J en nam 2,10 u. irdam. 1,30 30u. a. 2,30 uur ovoet sluis. 12,30u. lfuur later, irielle. 2,30 |uur f uur later. 'sRijlcs veerboot Sommelsdijk. SOMMELSMJM. Allertreurigst. (Wordt vervolgd.) 7

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 5