Zevende Jaargang No. 357. Ihstraat. Antirevolutionair ïDuii m mmmimmm il Orgaan urnmm n, (Eerste IN HOC SIGN O VINCES lered I 5RDAM. Bastiaan de Losbol. uitgever: Dr. van Oosterzee in 1853. i reinbosirs Prijs in centen- wus per pond 35 jes per stuk 7 eh 45 d pond 20, 25 en 30 Dny vis) los per pond olietje 16 >ond jaars") per pak 25 'jes) per stuk >0 vel 225 )0 vel 125 an 35 2'/2 p. bus marktpr. 90 en 210 )z. a 2, 4, 7 en 14 2 15, per lOpond 14 Schultz. per pakje 80 le doos 10 20 on a -2 25 •bje 8 de doos 3 st. je 5, de doos 12 st. ons 20 20 de baal 350 .250 Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEKHOVEN. SOMXiESjSlïtJM. I Advertentiën van 1—5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 3/2 maal 1 Boekaankondiging 5 Cent per regel en hjz maal. i Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Alle ilukken voor de Itedaetie bestemd, Ailvcrtentië» esi verdere Administratie franco toe te Kenden aan den Uitgever. 15 r per stuk 6 3r gros 100 n 8 )e '5 0 0 ozijn 70 ijn 50 dozijn 55 dozijn 40 5 lozijn 120 45 en 60 1L LA'MERT, langrijke werk, advertentie als sera telt en een hand komt aan ,'eld afgeleverd Heerengracht bare raadgever :ig en tevreden door verschei- Dr. EDUARD vele gezinnen ico tehuis. Het 'O Cent aan ,5öte zamen. sj/eene worduu uit de >ver te Uit nummer feestaal; asat twee Bslaciesa. ©e öoraaak van de» ommekeer. Yeel, zeer veel is er geredeneerd over de oorzaak van den politieleen omkeer in den loop van het vorige jaar. Na de aanvankelijke oplossing van de school/aak had men van de sa menwerking der roomschen met de antirevolutionairen nog zulk ten schoons verwachtingeen -Ministerie op die samenwerking bouwende zou nog zooveel goeds hebben kunnen tot stand brengen. Welk een menigte practische wetsvoorstellen, doelende op bevordering van rechtsgelijkheid voor alle burgers en op verzachting van veler levenslot, lagen er gereed en h.oveel was er in bewerking! En zie, daar kwam op eens die ongelukkige quaestie van plaatsver vangers in het leger, alle goede voor nemens verijdelen. Was het dan wonder, dat som migen vroegen is die 1$| er quaestie, hoe belangrijk overigens ook, nu wel zóó dringend, dat daarvoor alle an dere belangen mo ten wijken Had men op het punt van den persoon lijken dienstplicht niet wat toe kun nen geven, al was het dan maar tijdelijk, en zulks om eerst nog wat meerdere vruchten van de begonnen samenwerking te plukken aan ande re takken van den politieken boom En deze vragers schenen gelijk te hebben, als men acht gal op het geschetter van sommige roomsche bladen. Want deze lieten het voor komen alsof hun enkel en alleen de afschaffing der plaatsvervangers in den weg- zat. Doch de meer deskundigen wisten webbeter. Eu hoe verder het jaar 1891 achter ons in het verleden terugzinkt, des te duidelijker wordt het nu, dat de -breuke toch zou ont staan zijn, ook zonder de mililaire quaestie. liet Centrum, heeft dit de vorige week nog eens duidelijk uiteengezet. De legorquaestie diende slechts tot brug om uit het bestaande verband los te raken en eigen paden te zoe ken. De wortelfout was, dat de katho lieken reecis sedert de dagen der grondwetsherziening (in 1887) in eigen boezem zeer verdeeld waren. Tijdelijk is daar toen wat overheen gepleisterd, maar inwendig bleef de breuke. Dit wordt thans volmondig erkend door het Centrum. En tevens wordt toegestemd hetgeen onzerzijds reeds dikmaals is gezegd, nl. dat een groot deel der roomsche partij geen 1 politiek be3ef heeft, en haar roeping °P maatschappelijk terrein niet ver- i. staatdat zij zich veel te krampach tig vasthoudt aan het bestaande, en niet let op de eischen des tyds. Het Centrum raadt daarom zijn geloofs- genooten aan om ten deze toch eens wat meer notitie te nemen van 's Pau sen encycliek, en zich vertrouwd te maken met den geest van Leo XIII' die volstrekt niet afkeurt, dat de roomschen zich meê aan het hoofd eener beweging stellen, welke door de tijdsomstandigheden wordt gevor derd. Wij jvunnen niet anders dan het Centrum in deze beschouwing bij vallen. Wat de kern der zaak be treft, oordeelt de heer De Savornin Lohman eveneens. In zijn onlangs uitgekomen brochure „Partij of be ginsel?'' sc ireef hij „De reden van -het uiteenvallen der beide partijen is m. i. eene gansch ande re (dan de legerquaeatie en onvoldoende afspraak). „Uit het oog mag niet worden verlo ren, dat verreweg üet grootste deel der Roomseh-Katholieke partij in Brabant en Limburg woont. In die provinciën, waar men het protestantisme van ouds her niet vau zijn beste zijde kenr., is de minachting voor den Calvinist, waaron der al wat niet-Roomsch is, verstaan wordt gLoot. „Een slippendrager van Calvijn" te zijn, is zeker het verachte- lij kste dat iemand kan overkomen, en de Maasbode e. a. verzekerden, dat niets minder dan dat plaats had, zoo men zich met de adviezen van mannen als Dr. SchaepUian vereenigde. Doch waarom hebbèn dan dezelfde mannen, die later zoo'n feilen Calvinislenhaat aan den dag legden, vroeger samenwerking be geerd? Vermoedelijk omdat zij er op gerekend hadden, dat Regeering en Ka merleden, eenmaal in het bezit van macht, uit zelfbehoud zich van alles ont houden zouden, dat aan de Zuid-Neder- landsche kiezers niet gevielBre ken met de antirevolutionairen kon den Zuid-Nederlandschen Roomsch-Katholie- ken niet zwaar vallen. Zij gevoelen weinig voor hunne beginselen, waarmeê ze nooit kennis hebben gemaaktdaarom bezigen zij, ten einde de Regeering naar hun hand te zetten, zonder aarzeling de middelen, die sinds de Eransche revolu tie in zwang zijn geraakt." 't Is heel begrijpelijk ook, dat zulke Katholieken het met een meer an tirevolutionair Katholiek als Dr. Schaepmau niet vinden kunnen. En deze doctor zou wijs doen, als hij door middel van een scherp belijnd program zijn eigen kring afbakende. Zoolang hij dit niet doet, zal het altijd sukkelen blijven onder de Katholieken. Tevens blijkt uit de hierboven aan gehaalde getuigenissen wel vrij hel der, dat de antirevolutionairen groot gelijk hadden toen zij zich bij de provinciale verkiezingen in dit jaar van de roomschen terugtrokken. Met veel schade en moeite heb ben onze geestverwanten geleerd, dat er op het christelijk element in de roomschen niet te rekenen valt bij het afdoen van politieke zaken. En zulks om de eenvoudige reden, dat vele katholieken zich geen reken schap schijnen te geven van hetgeen hun godsdienstige belijdenis in slaat- kundig opzicht van hen vordert. Aan een niet toegepast christendom heeft men echter voor samenwerking mot anderen letterlijk niets. En wat de toekomst betreftvoor zichtigheid is de boodschap. Zonder een si.reng program en een dubbel secuur accoord i s alle samengang ijdelheidzij moet tot teleurstelling leiden. B*c bezwe ken. Op het einde van Augustus werd de uitgave van de Oranjevaan, een onzer meest verdienstelijke antirevo lutionaire weekbladen gestaakt. Het blad had te weinig abonne's en te weinig advertentiën. Het had daardoor geen zelfstandig bestaan, en behoefde den steun van vermo gende lieden. Nu, deze is dan ook tijdelijk erstrekt. Maar het ging hi :;r zooals eral: wie veel geld aan een zaak /even, hetzij aan een school, aan een ;eik, aan een blad of aan wat ook, rrijgen daardoor invloed, en eischen soms een te grooten invlo.ed. Ook de Oranjevaan had in zijn beschouwin gen hiermede te rekenen en er zich naar te schikken. Toch heeft het blad met moed zijn bestaan voort gezet, en zijn eigen beginselen bewaard, totdat er onlangs een botsing kwam O O tusschen de redactie en de heeren, die er hun geld aau gaven. Het blad is dus, wat de redactie betreft, met eere heengegaan. In het conservatieve vaarwater wilde het zich niet begeven. Maar met dat al valt het dan toch to betreuren, dat zulk een de gelijk blad het heeft moeten afleggen, en zulks omdat het niet genoeg gelezen en met advertentiën voorzien werd. Ons dunkt, ook met het oog op andere antirevolutionaire bladen mag van dit feit wel eens notitie genomen worden. Hoeveel antirev. organen zouden een meer natuurlijken en veerkrachtig leven leiden, indien zij meer natuur lijken steun genoten van geestver wanten en kiesvereenigingen. Niet door opzettelijke giften, maar door adverticn en lezers. Voor Jong1 en ii. BASTIAAN IN ZIJN JEUGD. Toen hij een korten tijd weg was ge weest, sprong vader van zijn stoel op en zeide: 't is mij n plicht in de eerste plaats te zien, waar de jongen is; ik ga dus heen. Moeder wilde dit wel, zij had zich de verschijning van zijn tehuiskomst, op velerlei en akelige wijze voorgesteld. Doch wat zou ze doen afwachten was 't beste maar. Met moeite verrichtte ze nog eenig werk eu sloot de deuren der werkplaats. Toen vader een poosje misschien een halt uur weg was geweest, gooide Betsie met haar bal, waarmee ze speelde, tegen de buitendeur. Yol angst en schrik sloeg de moeder haar oogen op dezelve, meenende, dat daar iets aankwam. Doch neen vader was nog altijd zoekende, maar zou hem toch spoedig vinden. Waar hij dacht dat hij hem vinden zou, was bij of op een grooten kolk, een kwartier van de school gelegen, waar hij zich met zijn losse makkers meer in ledige uren bevond. 't Was niet te vergeefs, de zoekende vader sloeg den weg door het bosch in, alwaar zich in 't midden de bewuste kolk bevond. Hij hoorde in de verte al geschreeuw, meenende dat hij weer met andere jongens uit het dorp aan 't roeien was, met de boot, die daartoe was afge staan, waarvan die snaken veel gebruik maakten. Doch neen! wel had onze Bas zich hier den geheelcn namiddag meê bezig gehouden, met andere jongens, waaraan hij zijn schoolboeken had ver kocht en voor de centen hadden zij zich drank verschaft, waardoor hij, en zij waaraan hij ze verkocht had, (om zoo uit te drukken) dronken waren geworden, en dien ten gevolge had hij met anderen twist gekregen, wie van hun 't eerst in de boot zou. Door deze bedrij ven was hij er uit gevallen en tot onder zijn armen in de modder der kolk gezakt. Met veel moeite had men hem opgehaald, en een poos in 't bosch neer gelegd. Bij het naderen van den avond, dacht heteeni- gen van hun goed, hem naar zijn ouder lijke woning te brengen. Zij richtte hem op, hij wreef zich de oogen,en haalde weer een dronkemanslied aan, waarin zijn ka meraden meê dreunden. Dit was het, wat de zoekende vader in de verte had gehoord en in het bosch weerklonk. Vader en zoon naderden elkander. En in diepe droef beid, waarin hij bijna ter aarde zonk, kwam hem onwillekeurig zijn voormalig gedrag voor den geest. Nu was het niets anders bij hem, dan voor twee zondaren heb ik in mijn jonk heid mijn God gesmart. En toen hij Bastiaan ontmoette, was hetzoovader, ik kan je verzekeren dat ik nog nooit zoo'n plezierigen dag heb gehad als van daag en begon nu weder luider te schreeuwen. De vader, welke met innig leedwezen zoo was aangedaan dat hij bijna geen woord-verstaanbaar kon spreken, verzocht zijne geleiders nu hun eigenen weg maar te volgen en bedankte hun tevens. Vader ging met Bas zwijgend, en pein zend voort, wijl zijn zoon nog telkens een straatlied aan poogde te heffen, wat hem de schorheid zijner stem belette, daar hij den geheelen namiddag al ge balkt had. Ten laatste zeide hij tot zijn vader, je hebt het zeker wel gehoord, ik heb mijn ontslag gekregen bij de mees ter, 'k ben blij toe hoor, dat lastig heer schap, en hij zal me niet weer in school zien, dat verzeker ik je. De meester had nu echter aan vader en moeder verzocht dat hij na een duchtige les, terug zoude komen, 't Is waar, hij hield hem in achting, daar niemand op de geheele school, zoo aannemelijk, leerzaam en be vattelijk was, als hij. Hij verdroeg en kon veel van hem verdragen, en was dus dit de eerste maal dat hij op 's meesters bevel de school moest verlaten. De vader, die nog altijd droevig-gestemd was, zeide ten laatste op zachten toon, na vele zon dige woorden en bezweringen van zijn zoon te hebben aangehoord: Bastiaan, tegen wie gedraagt gij u alzoo „Dat behoeft ge niet te vragen", antwoordde Bas. „Als ik 's avonds of daags eens wil zingen, of eens met Jan en Klaas, van de buurman, wi' kaarten, of zoo als laatst, toen ik zoo gaarne naar de kermis wou om voor een kwartje in dat groote spel te gaan, wat is dan uw andere woord „Heb ik dan al ooit anders tot u gezegd dan, dat ik als vader over u, u dit niet mocht toestaan? Zingen wilt ge toch niet anders dan onbetamelijke deuntjes. Kaart spel heb ik u zoo dikwijls gezegd, be taamt niemand wier lust het is God te dienen, lloevele jongelui zijn hierdoor niet doodarm naar huis gegaan? Hoeve- len zijn hierdoor niet van zedelijk jonk man tot een ellendige dronkaard gewor den, wat zeer dikwijls de vreeselijkste gevolgen heeft gehad. En dan de kermis? O Bastiaan ik wou dat gij 't recht inzaagt, en voornamelijk het spel waar gij heen wildet. Ziet mijn zoon, daar stroomde een ontzaggelijke menigte henen om te zien wat zij, die zich geheel en al aan den duivel hebben overgegeven, door kracht van dien ten uitvoer kunnen brengen, het gaat zelfs tot wonderen doen over. Evenzoo ziet ge 's Zondags de menigte het kerkgebouw binnengaan, niet voor geld, niet voor gunst of eere, maar voor ieder is hier vrije toegang. Och hier worden wonderen gedaan niet aan ieder der opgekomene, maar toch zeer dikwijls aan velen. Niet aanschouwelijk voor het oog, alleen voor de zuchtende ziel ge- voelbaar. Onzichtbaar dus, maar krachtig en dus naai de kerk wilt gij niet henen. Wat paste mij nu, als vader over u, om te zeggen, ga dan in plaats maar naar de kermis, of u heengaan weêrhouden en u op het goede wijzen. Och wat, je hebt altijd het goede bij 't end, dat kan me nou nog minder schelen, wat ik later doe weet ik nog niet. Maar ge hebt dus gezien dat ge mij weer hield van datgene wat ik zoo gaarne wilde, en gij hebt er mij vrij wat droefheid door aangedaan. Zoo hebt ge u tegen mij ge dragen, tegen wie gedraag ik mij dus nu alzoo Wordt vervolgd.) DE CHOLERA. De woorden, welke Dr. J. J. Van Oos terzee den 25en September 1853 in de Groote Kerk te Rotterdam uitsprak, tij dens het heerschen der cholera, mogen thans wel in herinnering worden gebracht, nu ook in ons land enkelen door die vreeseljke ziekte zijn aangetast geworden: „Men heeft van ver en van nabij me nig bekommerd hart met de treurmare verschrikt, dat de cholera in ons midden regeert. Wij zouden geen gerust oogenblik hebben, indien het waarheid ware, maar zoo waarachtig de Heere leeft en de ziel leeft, gelooft zulke Jobsboden niet, want zij treden met een leugen in hun jrech- terhand voor uw aangezicht op. De Heere in den hemel regeertde cholera regeert niet maar dient. Zijn zij niet allen ge dienstige geesten de engelen der vertroos ting, en de engelen des doods, die uit gezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven? Neen, de bode des verderfs grijpt niet in het blinde rondom zich waar hij zijn slachtoffers telt en velt in ons midden. Zijn reiskaart werd door hooger vinger geteekend, voor hij zijn noodlottige wandeling aanving, en als zijn Zender hem roept, verschijnt hij met gebogen hoofd om te vragen „Wat spreekt mijne Heere tot Zijnen knecht?" Gods hand, gij gevoelt het, kan geen doodvonnis schrijven, dat de mensch mag verscheuren en zeggen onrechtvaardig gericht. Wat meer is, van die hand kun nen "ook in de donkerste dagen niet anders dan goede gaven en volmaakte giften ons toekomen." De Nederlandsche Regeering heeft zich in den aanvang waarlijk niet bijzonder gunstig onderscheiden door het tijdig ne men van maatregelen, toen in Rusland i X - fr- -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 1