Vrijdag 9 September 1892. Zevende Jaargang No. 356. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN'O VINCES FEUILLETON T. BOEKHOVEN Boer en Edelman. Alle stukken voor de Bteclactle bestemd. Advertentiëil es» verdere Administratie franco toe te senden aan den Uitgever. Mfeuwe kiezers. II. Weinige weken geleden hebben wij beloofd, nog nader over de ko mende kiesrecht-u tbreiding te zullen bandelen, en dan inzonderheid de roeping der antirevolutionaire partij in betrekking tot deze aangelegen heid aan te duiden. Wij willen niet verzuimen deze belofte na te komen, en dit te minder, omdat de politieke strijd zich in de naaste toekomst wellicht zal samen trekken om bet stuk van het kies recht. Van alles valt er op politiek ge bied te regelen en te bespreken. Vooral in een land als bet onze, waar alle gewone zoowel als de bui tengewone uitgaven worden onder worpen aan bet oordeel der Staten- Generaa een bezigheid, die jaarlijks veel tijd in beslag neemten dit is te meer te bejammeren, wanneer door dat behandelen van vele klei nigheden, de gedachtewisseling over de hoofdzaken, en de beginselen van bet Staatsbestuur vaak achterwege moet blijven. Wij hebben tal van jaren door leefd, waarin schier alle politieke 10 Een tafereel uit de ERANSCIIE OMWENTELING. schoolgeld ed aau- overtuigiug nog zeer vee! strijd zich bewoog rondom de school. Maar na de totstandbrenging van Mackay's wetsvoorstel, waarbij de ouders als de eerst-aansprakelijken voor de opvoeding hunner kinderen worden erkend, en mitsdien eener- zijds schoolgeld wordt gevorderd op de overhudsscholen en anderzijds steun wordt verleend door de over heid aan scholen, welke door de be moeiing der ouders zelve worden op- ger cht, na het aannemen van deze wet is de school niet langer het wrijf- en brandpunt voor de politieke partijen. Zij was dat, omdat de par tijen, wat de beschouwing van het recht der burgers aangaat, vierkant tegen elkaar over stonden. Wat de een als recht op preekte, was naar de van den ander schreeuwend; onrecht. Maar die strjd is voorloopig bekoeld, omdat het recht in beginsel is hersteld, ofschoo i er, wat de toepassing van dit beginsel betreft, tc doen overblijft. En zie wat nu vroeger de school was, zal in de naaste toekomst de stembus worden. Zij zal figureeren als de groote kapstok, vol haken, waaraan de ver- schillende partijen hun hetoogen om trent de inrichting van het lands bestuur en de verhouding tusschen de overheid en de burgers zullen neerhangen. Inderdaad, geen wonder; want de regeling van het kiesrecht betreft den volksinvloed op den gang van het staatsbestuur, en doet dns dadeljk vragen oprjzen als dezeis het k-esrecht een natuur recht of een door de overheid verleend recht Als het een door de overheid gegeven recht is, wie behooren het dan te hebben; moet het dan onbegrensd aan allen wor den toegekend of niet; en in het laatste geval: hoe komt men aan billijke maat- s aven voorde grensbepaling? Yoorts: in hoeverre is de uitbreiding nuttig ;!en in hoeverre gevaarlijkWat kunneirde kiezers met hun stemrecht in ons land doenen wat mogen zj er mede doen En het sp eekt wel vanzelf dat bj het beantwoorden van zulke vra gen het karakter van de Kroon, de grondslagen van het koninklijk gezag, haar bestaande en haar gewenschte verhouding tot de volksvertegenwoor diging mede in beschouwing komen. De kiesrechtregeling grijpt dus diep in het geheel der staatkunde inzij is een hoofdquaestieen daar om hebben de antirevolutionairen te haren opzichte ook wel terdege een roeping. Zj moeten dat vraagstuk mdenken z j moeten de straks in i c dienen kieswet toetsen aan hun prin- cipen van staatsbeleid, neêrgelegd in het program en waar zj wjzi- gingen of aanvullingen in de wc ts- voordracht willen brengen, moeten zij dit in zeer concretehelder uit gewerkte vormen voorstellen. Ycoral onze Kamerleden hebben ten deze hunne verantwoordeljkheid. Zj heb ben eenerzjds onwrikbaar de antirev. beginselen vast te houden en te ver dedigen en zj moeten tévens letten op de omstandigheden, rekening hou den met hetgeen thans bereikbaar is, en dienovereenkomstig hun amen dementen formuleeren. Hiervoor is ernstige studie noodig. Thans, dit bleek reeds uit perspro ducten, zjn onze hoofdmannen het nog niet geheel eens over de kies recht uitbreiding. De een is daar veel sterker voor dan de ander. De Stan- daard-veda,cteuv zou willen, dat onze Kamerleden uit overtuiging en met grooten jver het /2w/sma>';s-kiesrecht (waarbij alle hoofden van huisgezin kiezer worden) verdedigden. Maar het schijnt wel, dat zj daar lang niet alle voor zijn, en dat sommige hunner slechts noodgedrongen er meê in bewilligen zullen. Hoe dit zj, vermoedelijk zal het wel komen tot een zeer belangrijke vermeerdering van het aantal kiezers. De radicale elementen van alle par tijen, niet den Minister Tak aan het hoofd, zullen er dit wel doorhalen. De socialisten dwingen er om. De stroom des t jds is niet geheel te koeren. Maar daarom is het nog' geen onverschillige zaak welke houding de antirevolutionairen in en buiten de Kamer, bij de bespreking van het kiesrecht aannemen. In dit artikel kunnen wij natuur lijk de zaak niet in haar geheel beredeneeren. Doch wat de hoofd zaak betreft, stippen wij even aan. lo. dat het de roeping der antire volutionairen is om aan te dringen op zulk een hervorming, van onze staats instellingen, dat de Regeering min der afhankeljk wordt van den wil der parlementaire meerderheid, en dat de minderheden van de natie beter beschermd worden. 2o. dat waar de radicalen met Word vervolgd wisii ii mun ma mm Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Voor Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: Advertentiëil van '1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 centen 3/2 maal Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. Wat zou hij niet hebben willen geven om éen dag, éen uur daar door te bren- s gen? De dagen vloden heen, en de ver veling werd hoe langer hoe onverdrage- ljker. De koorts kluisterde hem menig- malen aan zijn armzalig leger, en van al de mannen, die hij bij zijne komst in l'Abbaye gevonden had, bleef hem niemand anders over dan de oude Bre- tonsche boer, die zelfs ook peinsde en met smachtend verlangen uitzag naar het blanke strand van St.-Malo en naar zijn huisje, omringd van de schoonste en weligste landerijen, die eene schil derachtige tegenstelling vormden met het uitgestrekte pekelveld, dat met zijne blauwe en schuimende golven de kust besproeide. Welk een leven! De dood zelfs was verkieslijker boven deze eeuwige balling schap? En somtijds kwamen er bij Dubois dwaze begeerten op om „leveLodewjk XVIIte roepen. Dan zou hij, dit wist hij niet lang in de kerker meer blijven en de guillotine zou hem weldra ver lossen van al de kwellingen, die hij thans moest doorstaan. Evenwel op zekeren ochtend ging de kerkerdeur zeer vroegtijdig open, en burger Brutus riep hem bij zijn naam. Julius stond onverhoeds op. Men had hem geroepen. Het verschrikkelijk oogen- blik was derhalve eindelijk gekomen. Zijne laatste ure was dus daar. Hij nam een smartelijk afscheid van den Bretonschen boer en volgden den cipier. Maar alles was. stil op het bin nenplein geene soldaten wachtten op zijne aankomst, om hem voor de rechters te brengenniemand was er dan Cha- mone, die op eene steenen bank zat bij den ingang der poort. „Hebt gij uwe papieren bij u P" zeide bij tot Julius. „Ja, die draag ik aliijd bij mij." „Dat komt goed. Burger Renne wil u heden bij zich zien 't is wel een weinig vroeg, maar later heeft hij te veel om handen. Ik veronderstel, dat gij tegen eene kleine wandeling in de vrije lucht niet znlt opzienzj zal u en mij ver kwikken. Doe de poort open, Brutus!" Een oogenblik later was Julius op straat. Chamone liad zijn arm gevat, dien hj stevig in den zijne hield ge klemd. Eene ijdele voorzorg voorzeker! Bij Dubois bestond niet de minste ge dachte van ontvluchting, bovendien waar zou h j zich in de groote stad, waarvan hij geene enkele straat kende, eene schuil plaats gekozen hebben? Chamone, gewoonlijk buitengewoon spraakzaam, was thans zeer stil. Hj opende even den mond, toen zij eene woning voorbij kwamen, aan welker deur vele menschen stonden te wach ten. „Hier woont Marat, Renne's vriend!" sprak hj. „Ik ben zeker, dat hj al bj de hand en aan het werk is; hj telt wellicht op dit oogenblik, hoeveel hoof den hj vandaag in de vergadering dei- Conventie zal eischen. Dat is een man, zonder wiens vriendschap ons niets ge lukken zal, en Renne kan alles van hem geda.au krijgen." „Denkt gj, dat burger Renne zich eindeljk met mj zal inlaten?" vraagde Julius. „Dat weet ik niet; dat is eene zaak tusschen u heide. Ik heb gedaan wat ik kon, ik wasch daarom mijne handen af van al hetgeen er nog zal gebeuren." „Inderdaad Hj brak eensklaps zjne woorden af, want eene jeugdige vrouw bleef onver wachts voor hen staan en zeide Verge ving, mjne heerenkunt gj mj het huis van Marat ook wjzen Deze lange vrouw had eene kleeder dracht aan, die hj zeer goed kende en boven alle anderen hoog schatte, de Nor- mandische kleederdracht nameijkzij was groot en schoon, maar zag er som ber, angstig en bekommerd uit. In hare handen bewoog zj een papierrol, waar- schjnijk een verzoekschrift. „Hier!" zeide Julius, terwjl hj met de meeste voorkomendheid haar het huis wees, waarop Chamone hem oplettend gemaakt had. „Zeg mj," ging hj voort, „zjt gj uit Normandië? Maar de jeug dige vrouw gaf geen antwoord en ver- wjderde zich snel. „Zjn zij allen zoo vriendelijk in Nor mandië?" vraagde Chamone spottend. „Dat kan ik u thans niet zeggen. Het is buitendien moeilijk te bepalen of deze vrouw wel inderdaad onvrien de- Ijk iszij had mjne vraag kunnen be antwoorden, dat is waar, maar wie zegt, dat zj mj gehoord heeft? Haar voor komen verried trouwers zooveel bezorgd heid en sombere smart, dat zj geene ooren had voor alles wat haar daarvan eenigzins kon aftrekken. „Gj hebt er goed slag van om eene kwade zaak te bepleiten. Maar wat spreek ikzij is immers uit Normandië „Och, Chamone, dat zou ik in derge lijk geval altijd doen, al was zij dan ook uit Auvergne." „Het zij zoo," sprak Chamone, „maar wat zal zij met haar verzoekschrift bj Marat doen? Hj is juist de man van verzoekschriften. Zj gaan bj hem allen denzelfden wegin den prullenmand of in het vuur." Zj sloegen eene straat in, draaiden rechts den hoek om en kwamen in een steegje. Daar bleven zj stilstaan. Cha mone keek naar alle zjden om te zien, of zj wel alleen waren, en zeide toen tot Julius „Yriendje! ik weet niet, wat ik met u doen moet. Ik kan u toeh niet naar dat wolvenhol brengen, naar het huis, waar Renne al zijne vrienden, de groot ste struikroovers van Parijs, menschen die zich van de guillotine bedienen om hunne gemeene zaakjes te maken, bj- eenverzamelt. Waarlijk, ik begrjp niets meer van de wjze, waarop de dingen in Frankrijk plaats hebbenniemand is meer bj die menschen veilig, zelfs niet degenen, die, zooals ik, hun de meeste diensten bewezen heb. Yerbeeld u, dat Renne m j gisteren met het schavot bedreigd heeft, om dat ik u niet tot de overtuiging gebracht heb om met hem eenige overeenkomst te sluiten. Thans wil hj zich van u ontdoen, en dan zal aan mij de beurt zjn." „Als wj beide naar de woudbewoners van Saint-Renne konden ontkomen, en als wj hun vertelden, wat er gebeurd was, dan ben ik overtuigd, dat zj ons met gevaar huns levens zouden verde digen." „Wellicht; maar hoe zullen wj ont vluchten De geheime dienaren van Renne zullen ons vinden, alvorens wj eene m jl hebben afgelegd. Als gj even wel bjtjds dat vervloekt kasteel verkocht hadt. „Dat kan ik niet." „Neen, dat is waar ook, gj kunt het niet, omdat en hj deed zjne stem dalen, „omdat het een toevertrouwd pand is. Ik weet alles, Julius! ik weet alles. Niemand heeft mj dat gezegd, ik ben er zeker vanvrees niets, niemand zal het ooit te weten komen. Ziet gj, ik acht u te hoog, omdat g j zoo trouw en oprecht zjt; ja, ik acht u hoog, en, geloof mj, het doet mj zeer leed, dat ik niet zooals gj gehandeld heb, want dan zou ik de ellendeling niet geworden zjn, die ik thans ben. Luister eens, Julius! ik verlang, dat gj gezond en wel in Saint-Renne zult terugkeeren, al moet ik zelfs mjn leven daarvoor ten offer brengen. Ik heb de kleine Lucia en de oude min beloofd u te redden, welnu)! ik wil mjne belofte houden. Komaan ik ben bereidik breek met Renne en zjne zaak, maar haasten wj ons. Wj zullen zien, of wj zonder eenige hindernissen Peronet's woning kunnen bereiken, en als hj te huis is, zjn wj gered! Ik zal hem de gansche geschiedenis verhalen. Daar hj een der grootste en meest ge vreesde vijanden van Renne is, ben ik zeker, dat h j u uit de verlegenheid zal redden." „Wie is die Peronet?" zeide Julius ten hoogste ontsteld en bevende bj de ge- dachte, dat zijn geheim bekend was. „Een dergelijk gelukskind als Renne; zij zjn ten naastenbij van hetzeltde punt uitgegaan, maar Renne is spoediger en liooger opgeklommen dan Peronet, en daarom vooral draagt deze hem een eeuwigen haat toe. Laat ons hierheen gaan. Maar wat is dat?" Eene oproerige massa volks vulde de straat. Meu hoorde vreeseljk geschreeuw en ontzettende vervloekingenmen zag wapenen schitteren, en te midden van dat woedende grauw ging eene vrouwen gestalte, door gendarmes omringd, met een kalmen en effenen tred voorwaarts. „Yerwjder u niet van mj en spreek geen woord," mompelde Chamone, en van Julius gevolg stak hj jlings over naar de andere zijde van de straat. Ongelukkig trof het hooge Norman- dische kapsel, dat die vrouw droeg, de oogen van Dubois, die aanstonds de per soon herkende, welke hj het huis van Marat gewezen had. Hj hoorde luidkeels schreeuwen: „houdt de moordenares!' houdt de moordenares!" en zag de lan sen en zwaarden op de ongelukkige ge richt. Verbaasd en verschrikt bleef hj een oogenblik stilstaan en sloeg op- de gevangene een blik, waarin men gemak kelijk de verbazing van een man lezen kon, die plotseling een kennis ontmoet. Dat was slechts het werk van een oogen blik, maar een twaalftal handen hadden reeds Dubois aangegrepen. Hj deed nog eene wanhopige poging om bj Chamone te komen, doch het was te laat. „Naar de lantaarn met dien kerel!" schreeuwden eenige woestelingen. „Naar de rivier met dien schurktier den anderen. „Hoe durft zoo'n lompe boer zich met onze gevangene inlaten „Het is wellicht zjn liefje!" liet er een zich spottend hooren. „Daar is hj te dom voor, dat uilskui ken riep een ander. „Komaan, jongens! laat ons eens zien, of hj meer dan loopen kan. Naar de Seine met hem."

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 1